1 / 18

Participatiesurvey 2009 - Opzet en doelstellingen - enkele transversale elementen

Participatiesurvey 2009 - Opzet en doelstellingen - enkele transversale elementen. John Lievens. Doelstellingen PaS’09. Betrouwbare, beleidsrelevante cijfers en inzichten opleveren over o.a.: Hoe staat het met de participatie ?

lynna
Download Presentation

Participatiesurvey 2009 - Opzet en doelstellingen - enkele transversale elementen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Participatiesurvey 2009- Opzet en doelstellingen- enkeletransversaleelementen John Lievens

  2. Doelstellingen PaS’09 • Betrouwbare, beleidsrelevante cijfers en inzichten opleveren over o.a.: • Hoe staat het met de participatie ? • Wie participeert en wie niet ? Waarom participeren bepaalde groepen meer of minder dan andere? • Welke participatiepatronen bestaan er en hoe sporen die met leefstijlen ? • Wat zijn de belangrijkste drempels voor verhoogde participatie ? • Met welke verwachtingen en motieven wordt geparticipeerd? • Hoe staat het met de participatie aan lokale voorzieningen? • Hoe evolueert de participatie ?

  3. data • Ontwerpen meetinstrument (2008) • uitgangspunten • ingebed in wetenschappelijk literatuur • volgens eisen methodologische kwaliteit en rigiditeit • afstemming met beleid op diverse niveaus • in grote mate de facto samensmelting van 2 afzonderlijke surveys uit vorige steunpuntengeneratie (cultuur & sport)  transversale linken uitdiepen  gemeenschappelijk interpretatiekader  ook internationaal unieke dataset  gemeenschappelijke valorisatie  minder themaspecifieke diepgang  niet steeds optimale vergelijking van participatie in de tijd en internationaal mogelijk  geen mogelijkheid voor uitgebreid instrumentarium vernieuwende meetinstrumenten

  4. data • wel aantal nieuwe instrumenten o.a. voor: ICT, percepties, economische aspecten • Dataverzameling (2009) • 2-traps toevalssteekproef uit het Rijksregister • mondelinge interviews bij respondenten thuis (CAPI) • in onderaanneming uitgevoerd door Significant GfK • strikte kwaliteitseisen en permanente opvolging en bijsturing door wetenschappelijke coördinatiecel • 26/1/2009 - 22/11/2009 • in totaal 132 interviewers op pad • gemiddeld interview duurde 73 minuten • 3.144 interviews gerealiseerd • netto respons van 68% • hoge kwaliteit van gegevens laat conclusies over bevolking toe

  5. data • Eerste analyses (2010): • uitgangspunten • volgens wetenschappelijk kwaliteitsstandaarden • vertrekkend van gemeenschappelijke bril op participatie(verschillen) • gericht op beleidsrelevantie • via gemeenschappelijke valorisatie, met 2 boeken en studiedag 9/2/11 als eerste start

  6. Statistische terzijde • rond elk cijfer: denk foutenmarge van  2 procentpunten30%  [28% , 32%] • bij besprekingen: nadruk op statistische significante verschillen: verschillen die met grote mate van betrouwbaarheid ook gelden in de bevolking (en niet enkel in de steekproef), ook voor vergelijkingen in de tijd • bivariate kruisingen kunnen misleidend zijn; zijn goed als eerste verkenning, maar moeten aangevuld worden met multivariate analyses: netto-verschillen

  7. Leeftijd (generatie ?) • jongeren (14-17): specifiek participatiepatroon: • heel hoge participatiegraad voor:sport, sport- en jeugdverenigingen, amateurkunst, lezen, bioscoop, podiumvoorstellingen • heel lage participatiegraad voor:klassieke muziek (luisteren en concerten), musea en tentoonstellingen • uitgesproken motivatiedrempels (desinteresse) • uitgesproken negatieve perceptie m.b.t. kunstmusea, klassieke concerten en theater • zeer actieve virtuele (cultuur)consumenten • senioren (65+): hoe ouder, hoe minder participatie (ook lokaal en thuis) • minst uitgesproken: erfgoed, literair evenement, activiteiten verenigingen • opvallend knikpunt op 65 jaar voor zowat alle activiteiten

  8. drempels • reden niet-participatie concert, theater, musea: • motivatiedrempel (desinteresse): 55% • tijdsgebrek: 40% • geografische drempel: 30% • beduidend van mindere orde: fysieke drempels, informatiedrempels, sociale drempels, financiële drempels (uitgezonderd voor concerten) • reden niet-participatie sport: grotendeels zelfde beeld, behalve belangrijkste drempel: fysieke drempel (50%)

  9. invloed ouders en school/scholing • hoger opgeleiden doen meer (enige uitzondering: frequent TV-kijken); bruto-verschillen:

  10. maar, nood om netto-verschillen te bekijken:

  11. netto kansverhoudingen (t.o.v. middengroep):

  12. veel opleidingsverschillen kunnen begrepen/verklaard worden door samenhang van opleiding met andere kenmerken (o.a. met ouderlijk milieu en leeftijd) • netto opleidingsverschillen blijven overeind ook na controle voor vele andere kenmerken voor o.a. (onderlijnde cijfers in vorige slide): • frequente sportbeoefening • podiumvoorstellingen • bioscoop • kunstmusea en -tentoonstellingen • klassieke concerten • informatie over cultuur opzoeken via Internet • bibliotheekbezoek

  13. naast scholing heeft de school mogelijk ook een meer direct (stuurbaar) effect: cultuureducatie • het genoten hebben van cultuureducatie op school heeft een omvangrijk positief effect op cultuurparticipatie: • wie cultuureducatie op school genoot, heeft: • 2,16 keer meer kans om frequent theater- of dansvoorstellingen bij te wonen • 1,73 keer meer kans om incidenteel kunstmusea of -tentoonstellingen te bezoeken • 1,9 keer meer kans om aan amateurkunsten te doen • bovendien: effect van cultuureducatie blijft even groot op alle leeftijden

  14. netto effect van participerende ouders beduidend groot: • wie sportactieve ouders heeft/had, heeft 1,65 keer meer kans om zelf frequent te sporten • wie ouders heeft/had die in het verenigingsleven actief zijn/waren, heeft zelf 1,4 keer meer kans om zelf actief te zijn in het verenigingsleven • wie ouders heeft/had die aan cultuur deelnemen/deelnamen heeft zelf: • 1,73 keer meer kans om zelf podiumvoorstellingen bij te wonen • 1,79 keer meer kans om zelf kunstmusea en -tentoonstellingen te bezoeken • 2,53 keer meer kans om zelf klassieke concerten bij te wonen • 2,27 keer meer kans om zelf aan amateurkunsten te doen • 1,23 keer meer kans om bibliotheek te bezoeken • 1,25 keer meer kans om CC te bezoeken

  15. Conclusie • omvangrijke invloed scholingsniveau, element van sociale ruimte • daarnaast specifiek voor cultuur: direct en over alle leeftijden blijvend participatiebevorderend effect van cultuureducatie op school • heel omvangrijke invloed van het thuismilieu, met over alle leeftijden blijvend participatiebevorderend effect • school, scholing en thuismilieu dé sleutels voor op participatie gericht beleid

  16. overlappende participatie • overlap tussen domeinen: % in rijen dat participeert aan activiteit in kolommen

  17. clustering:

  18. naar leeftijd/opleidingsniveau:

More Related