1 / 22

ACADEMISCHe vaardigheden - C1.4

ACADEMISCHe vaardigheden - C1.4. Simone Oskam MSc s.w.m.oskam@utwente.nl CU C243a. Terugkoppeling inleidingen Onderzoeksvragen: concepten & definities onderzoeksvraag in een literatuurverslag onderzoeksvraag en doelstelling soorten onderzoeksvragen

lois
Download Presentation

ACADEMISCHe vaardigheden - C1.4

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. ACADEMISCHe vaardigheden - C1.4 Simone Oskam MScs.w.m.oskam@utwente.nl CU C243a

  2. Terugkoppeling inleidingen Onderzoeksvragen: • concepten & definities • onderzoeksvraag in een literatuurverslag • onderzoeksvraag en doelstelling • soorten onderzoeksvragen Zoeken naar bronnen: zoektermen formuleren ToDo Agenda c 1.4

  3. Ervaringen met inleidingen “De software die hiervoor geschreven […] deprimerend kan werken omdat het vaak te streng is. “ “Wat zijn daar nu de redenen voor?” “Een veel genoemd antwoord hierop is een gebrek aan motivatie (Groeneveld, 2005).” “Het blijkt dat meisjes die vaak tijdschriften lezen en veel televisie kijken snel ontevreden zijn met hun eigen lichaam. Dat is vaak bij meisjes in de puberteit het geval omdat hun waarneming van het eigen lichaam door massamedia beïnvloed worden.” “De vraag is echter of …” “Tegenwoordig worden er … “

  4. Ervaringen met inleidingen “Wat mij dan vaak opvalt, is dat de kinderen het woord moeten voeren omdat zij het Nederlands wel onder de knie hebben, in tegenstelling tot hun ouders.” “Hoe komt het dat …” “Wat is het effect van … op het onderwijs?” “In de huidige situatie worden social media en onderwijs als twee losse onderdelen gezien die niet te combineren zijn. Dit terwijl social media niet meer weg te denken zijn in de huidige maatschappij.” “Het doel van dit onderzoek is [….] te veranderen.”

  5. Ervaringen met inleidingen “Met Nederlands alleen kom je namelijk niet ver in de wereld.” “bracht Commissie X advies ‘Zicht op werk, […] uit. De analyse van dit advies is dat het maatschappelijk en economisch niet acceptabel is als jongeren langdurig buiten het arbeidsproces staan. Toch is dat de dreigende realiteit.’ “In deze studie wordt bekeken of het project […] is een recent plan. Het is belangrijk om hier onderzoek naar te doen om te kijken of het werkt of dat er toch misschien andere middelen gebruikt moeten worden.” “negatieve effecten op leerprocessen te vermijden zodat leerlingen optimaal kunnen presteren. Het is belangrijk dat leerlingen met verschillende leerstijlen op een soort muziek zich allemaal goed kunnen concentreren en leren.”

  6. Tips voor inleidingen Beschrijf specifiek wie/wat je bedoelt (wat is ‘tegenwoordig’?) Vermijd vooronderstellingen/aannames/stellingen zonder onderbouwing Onderbouw je beweringen, maak ze aannemelijk Gebruik bronnen (al dan niet wetenschappelijk) voor onderbouwing Stel geen vragen (behalve onderzoeksvraag) in de inleiding maar beschrijf situatie, probleem en belang. Schrijf formeel, zakelijk en neutraal Schrijf eenduidig (beweringen, zinnen, verwijswoorden)

  7. Definiëren DEFINITIE GEDEFINIEERD Een definitie is een uitspraak die de betekenis van een term omschrijft.

  8. woord, betekenis, referent “Fiets”

  9. Definiendum, definiens, Referent • Woord: definiendum (‘wat gedefinieerd moet worden’)“Fiets” • Betekenis: definiens (de uitleg; ‘wat definieert’)“Tweewielig voertuig dat wordt voortbewogen door op pedalen te trappen” • Een object in de werkelijkheid: Referent (tastbaar) waarnaar wordt verwezen met woorden, staat buiten de taal.

  10. De reikwijdte van een definitie • Lexicaal • De betekenis volgens “de” taalgebruiker. Descriptief en empirisch. Te vinden in een woordenboek. • Stipulatief • De betekenis volgens de schrijver/spreker “in dit verband”. Prescriptief en kan ter discussie staan. • Preciserend • Tussenvorm, is nauwkeuriger en ‘vernauwender’ dan een lexicale definitie.

  11. vraag Lexicaal, stipulatief of preciserend? Fiets 1) Een tweewielig vervoermiddel waarop men, zittend op een zadel, zich door te trappen voortbeweegt, waarbij de trapbeweging via een ketting het achterste wiel laat roteren, terwijl de handen middels een stuur het voorste wiel van richting kunnen doen veranderen. 2) de; m en v -en tweewielig voertuig dat wordt voortbewogen door op pedalen te trappen. 3) Het gezondste vervoermiddel op wielen.

  12. Soorten definities

  13. Definitiefouten WAT EEN DEFINITIE NIET MAG ZIJN: • Circulair; het definiendum komt geheel of gedeeltelijk terug in het definiens. Een fiets is een vervoermiddel om op te fietsen. • Obscuur; het definiens bevat woorden of termen die vaag, dubbelzinnig of slecht gedefinieerd zijn. Een fiets is een doe-het-zelf-vervoermiddel. • Te wijd; het definiens omvat meer referenten dan er onder het definiendum vallen. Een fiets is een vervoermiddel met wielen. • Te nauw; het definiens omvat minder referenten dan er onder het definiendum vallen. Een fiets is een vervoermiddel met twee wielen en meerdere versnellingen. • Geladen; het definiens impliceert ten onrechte een oordeel over het definiendum: Een fiets is een populair vervoermiddel bij arme mensen.

  14. Functie van definities • Begripsproblemen oplossen of voorkomen (‘Hebben we het over hetzelfde?’) • Structureren van een betoog (‘Waar ga ik het precies over hebben?’) • Argumenteren (‘Waar héb je het over?’)

  15. Retorische vormen communiceren een advertentieboodschap op een kunstzinnig afwijkende manier. Retorische vormen worden vaak opgedeeld in schema’s en tropen.(…) Schema’s zijn oppervlakkige tekstuele afwijkingen die expliciet zijn en voor iedereen waarneembaar. Denk bij schema’s aan rijm, alliteratie, enzovoorts. Tropen zijn betekenisarme versieringen, die onze aandacht trekken maar weinig bijdragen aan de identificatie met de advertentie-boodschap. Voorbeelden: ‘Heerlijk Helder Heineken’, ‘Giroblauw past bij jou’. Gebaseerd op: Enschot, R. e.a. (2006). Retoriek in reclame. Waardering voor verbo-pictorale retorische vormen. In: ‘Tijdschrift voor Taalbeheersing’, jrg. 28, 2, p.142-158 vragen WAT IS HET DEFINIENDUM EN WAT HET DEFINIENS? WAT VOOR SOORT DEFINITIES WORDEN GEGEVEN?

  16. De onderzoeksvraag Wat is waaraan/aan wie onderzocht?

  17. De onderzoeksvraag… • Is het startpunt van je onderzoek • Is het focuspunt tijdens je onderzoek • Is het houvast voor je lezer

  18. Soortenonderzoeksvragen

  19. Operationaliseren • Maak duidelijk WAT precies je gaat onderzoeken  definieer je begrippen (zie hand-out) • Maak duidelijk HOE je gaat onderzoeken  methode van onderzoek • Maak duidelijk WAARAAN/AAN WIE je gaat onderzoeken  selectie van te onderzoeken materiaal/personen

  20. Eisen aan een onderzoeksvraag Praktische eisen • niet te ruim geformuleerd • duidelijk • geen onbewezen vooronderstellingen • geen ja/nee-vraag Wetenschappelijke eisen • de vraag moet nog niet beantwoord zijn • het antwoord moet van belang zijn • de vraag moet te operationaliseren zijn • de vraag moet het onderzoeken waard zijn.

  21. vragen WAT IS DE ONDERZOEKSVRAAG?WELK TYPE VRAAG? Ulrich Beck ( 2000) vestigt de aandacht op verschillende veranderingen die onze maatschappij ondergaat. In dit paper focussen we op veranderingen op de arbeidsmarkt. Uit het onderzoek van Diane Perrons ( 2000) zien we dat de door Beck voorspelde veranderingen zich in het Verenigd Koninkrijk aan het realiseren zijn. In dit paper wordt nagegaan of deze veranderingen ook in België van toepassing zijn. Daarvoor zal eerst een theoretisch kader worden geschetst op basis van bestaande literatuur. Meer bepaald kijken we hoe volgens Beck de eerste moderniteit geleidelijk aan evolueert tot een tweede moderniteit, ook wel reflexieve moderniteit genoemd. Vervolgens bespreken we wat die reflexieve moderniteit eigenlijk inhoudt.

  22. todo • Formuleer een onderzoeksvraag die aansluit bij de zojuist geschreven probleemsignalering. • Benoem de kernwoorden in je onderzoeksvraag, waarop je in de databases literatuur gaat zoeken. *zie activiteitenoverzicht

More Related