1 / 21

Ondernemen Inleiding: Tips

Ondernemen Inleiding: Tips. Inleiding: Tips ter voorbereiding van het SO 1. Lijst met begrippen Leer goed de lijst met begrippen aan het begin van het boekje (blz. 4) Maak van de overige begrippen uit het boekje je eigen aanvullende lijst met begrippen

leola
Download Presentation

Ondernemen Inleiding: Tips

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. OndernemenInleiding: Tips Inleiding: Tips ter voorbereiding van het SO 1. Lijst met begrippen Leer goed de lijst met begrippen aan het begin van het boekje (blz. 4) Maak van de overige begrippen uit het boekje je eigen aanvullende lijst met begrippen Leer al deze begrippen goed, ze zijn de basis om de sommen te kunnen maken 2. Balans en Resultatenrekening De Balans en Resultatenrekening van een bedrijf zijn overzichten die inzicht geven in de financiële positie van het bedrijf Leer goed hoe de Balans en Resultatenrekening eruit zien Balans: gaat over Bezittingen (links) en Schulden en Eigen vermogen (rechts) Resultaten Rekening = Verlies en winst rekening: gaat over Kosten (links) en Opbrengsten (rechts) Leer welke posten in ieder van deze twee overzichten staan, en aan welke kant Leer voor elke post of het bezittingen, schulden, kosten of opbrengsten zijn De cijfers op de Balans en Resultatenrekening hebben altijd een plusteken, dwz je vindt nooit cijfers met een minteken ervoor. Het Totaal van linker en rechterkant op Balans moeten gelijk zijn: de balans is dus in evenwicht (in balans); hetzelfde geldt voor Resultatenrekening

  2. Ondernemen Inleiding: Tips ter voorbereiding van het SO 3. Veranderingen van Balansposten Als er veranderingen van de balansposten zijn, noteer je deze veranderingen in een aparte tabel Deze tabel is dus niet de Balans zelf, maar gaat alleen over de veranderingen die plaatsvinden in een bepaalde periode (doordat het bedrijf produceert en koop/verkoopt). De veranderingen in de Balans kunnen vervolgens weer in een nieuwe Balans worden verwerkt: Je doet dit door per balanspost (bijv. Voorraad goederen) te kijken welke veranderingen er allemaal zijn geweest en deze bij elkaar op te tellen, en dit saldo vervolgens op te tellen (of af te trekken) bij de waarde van de oorspronkelijke balanspost. Op deze manier krijg je de nieuwe waarde van die balanspost in de nieuwe balans. Dus: Balans aan begin van een periode (bijv. 1 januari)  Veranderingen op de Balans  Nieuwe balans aan het eind van de periode (bijv. 31 december) Veranderingen van de balansposten kunnen zowel een plu-s als een minteken hebben (posten op de Balans zelf niet!!, die zijn altijd positief, zie vorige dia)

  3. Ondernemen Inleiding: Tips ter voorbereiding van het SO 4. Veranderingen op de Balans Als er veranderingen op de Balans zijn die te maken hebben met kosten: Kosten komen niet op de Balans voor, je kunt ze dus ook niet zetten in de tabel voor veranderingen van balansposten De regel is dat als er kosten in het spel zijn, deze in de Veranderingen van balansposten worden afgetrokken van het eigen vermogen Zulke kosten zijn bijv. interest (rente) op hypotheeklening afschrijvingen (waardevermindering vaste activa zoals auto’s of gebouwen) Loonkosten Huurkosten Verzekeringskosten Reclamekosten benzinekosten

  4. OndernemenPar. 2.1 Balans Balans = Overzicht van bezittingen en schulden en eigen vermogen, op een bepaald moment (dus momentopname: datum)

  5. OndernemenLet op: Balansposten op volgorde van looptijd zettenTotalen links en rechts moeten altijd gelijk zijn

  6. Ondernemen Balanspost = post op de balans, bijv. Bank, Crediteuren etc. Liquide activa = liquide middelen Nog te ontvangen (of: vorderen) van afnemers = debiteuren Nog te betalen aan leveranciers = crediteuren Leverancierskrediet = kortlopend krediet dat door een bedrijf (als leverancier) aan een klant wordt gegeven  leidt tot debiteuren (want hij ontvangt nog geld, heeft nog geld tegoed) Eigen vermogen is blijvend beschikbaar Vreemd vermogen leidt tot verplichtingen: je moet het terugbetalen, + rente betalen Kredietwaardigheid: is een bedrijf sterk genoeg om een krediet aan te verlenen?

  7. Leverancier = Bedrijf A Afnemer = Bedrijf B Leverancier levert goederen op rekening Ondernemen Afnemer moet nog betalen = crediteuren (schuld) Afnemer(Bedrijf B): Nog te betalen aan leveranciers crediteuren = bedrijven/personen aan wie nog geld betaald moet worden vanwege geleverde goederen Leverancier (Bedrijf A): Nog te ontvangen (of: vorderen) van afnemers debiteuren = Bedrijven/personen van wie nog geld is te vorderen vanwege geleverde goederen Afnemer = Bedrijf B Leverancier = Bedrijf A Leverancier levert goederen op rekening Leverancier moet nog betaling ontvangen = debiteuren (bezit)

  8. Ondernemen Liquiditeit en solvabiliteit Indicatoren van de gezondheid van een bedrijf Liquiditeit: = current ratio het vermogen van een bedrijf om kortlopende schulden te kunnen betalen = (vlottende activa + liquide activa) / kortlopende schulden Moet minimaal 1,5 zijn Kijkt meer naar de kortere termijn gezondheid van het bedrijf Solvabiliteit: = het vermogen van een bedrijf om alle schulden te kunnen betalen in geval van opheffing (faillissement) = bezittingen / schulden Moet minimaal 2,0 zijn Meet de kredietwaardigheid van een bedrijf Kijkt meer naar de langere termijn gezondheid van het bedrijf

  9. Ondernemen Veranderingen op de balans: Tabel voor verandering van balansposten: Veranderingen op de balans worden opgeschreven in een Tabel voor verandering van balansposten: zie tabel hieronder Deze tabel is dus niet een Balans, hij geeft alleen de veranderingen in de verschillende balansposten aan Verandering in posten die normaal links op de balans staan, schrijf in deze tabel ook links, veranderingen die normaal rechts op de balans staan zet je hier ook rechts

  10. Ondernemen Veranderingen op de balans: Balanspost Bank: Bank betekent: de bankrekening van het bedrijf Bank staat altijd links Uitzondering op deze regel = als het bedrijf rood staat bij de bank: Als de balanspost Bank credit op de balans staat (dus aan de rechterkant), betekent dat dat het saldo negatief is, dwz dat het bedrijf rood staat (let op: het staat met niet met een minteken genoteerd)  In onderstaand voorbeeld: het bedrijf staat 9000 rood op zijn bankrekening bij de Rabo. Maar let op: in de tabel voor veranderingen van de balans boek je deze Bank wel weer links

  11. Ondernemen Veranderingen op de balans: Bij het weergeven van veranderingen van de balans schrijf je de veranderingen van de balanspost Bank altijd aan de debetzijde, dus aan de linkerkant (ook als het om een bankrekening gaat waarop het bedrijf rood staat) Een verbetering van het Bank saldo wordt met + aangegeven, een verslechtering met een – teken. Bijv. 1. Van de ING Bank is € 5.000 overgeschreven op Rabobank Bijv. 2. Ontvangen van debiteuren: per Rabobank € 11.000 en per ING Bank € 3.000

  12. Ondernemen Veranderingen op de balans: Als er tegelijk aan debetzijde en creditzijde een verandering optreedt, dan hebben deze veranderingen hetzelfde teken Bijv. 1. Gekocht op rekening goederen waarvoor een factuur werd ontvangen van € 11.000; de goederen zijn ontvangen:  Veranderingen zijn: Voorraad goederen + € 11.000 Crediteuren + € 11.000 Bijv. 2. Een aanvullende hypothecaire lening gesloten van € 50.000; het bedrag is per bank ontvangen  Veranderingen zijn: Bank + € 50.000 Hypothecaire lening + € 50.000 Als er een verandering van 2 balansposten aan één zijde van de balans plaatsvindt, dan hebben deze veranderingen een tegengesteld teken Bijv 3: Voorraad goederen ontvangen en betaald per Bank € 3000  In beide gevallen wordt evenwicht op de balans gehandhaafd

  13. Ondernemen Veranderingen op de balans: Als er goederen worden verkocht waarbij de verkoopprijs groter is dan de inkoopprijs, wordt er met winst verkocht. Dit uit zich in een toename van het Eigen vermogen. Bijv. Verkocht op rekening goederen voor € 4.500; de goederen zijn afgeleverd. De inkoopprijs bedroeg € 2.650  Veranderingen zijn: Voorraad goederen - €2.650 Debiteuren + € 4.500 Eigen vermogen + € 1.850

  14. OndernemenPar. 2.2 Kosten, opbrengsten en winst Begrippen en definities: Bedrijfsresultaat = winst of verlies Brutowinst = opbrengst – inkoopwaarde Inkoopwaarde = kosten die je maakt voor inkopen van goederen voor productie Brutowinst = krijg je niet in je hand Netto winst = opbrengst – inkoopwaarde – overige kosten = opbrengst – alle kosten = brutowinst – overige kosten Overige kosten = bijv. loon-, rente-, afschrijvings-, huurkosten, reclamekosten Netto winst = wat je in je hand krijgt = wat op de Resultatenrekening staat Kosten = geldbedrag ivm gebruikte middelen om te produceren Opbrengst = Omzet = aantal verkochte producten * verkoopprijs

  15. Ondernemen Resultatenrekening: Resultatenrekening = Winst en Verlies Rekening = Overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode Let op: Winst staat dus links!! (onder de Kosten) En Verlies rechts!! (onder de Opbrengsten) Regel: Veranderingen van de balans: Als winst  Eigen vermogen (EV) neemt toe Als verlies  EV neemt af

  16. Ondernemen Als kosten  EV neemt af Als winst  EV neemt toe Voorbeeld 1 Betaald per bank loonkosten € 5.000  Gevolgen voor Balans? Voorbeeld 2 Verkocht op rekening goederen voor € 60.000. De inkoopwaarde van deze goederen was € 40.000 Gevolgen voor Balans? Let op: Je zet dus geen Kosten in deze tabel, want kosten staan nooit in de Balans. (Kosten = bijv. interest (rente) op hypotheeklening, loonkosten, afschrijvingen (waardevermindering vaste activa zoals auto’s of gebouwen) etc. Loonkosten Huurkosten Verzekeringskosten Reclamekosten benzinekosten

  17. OndernemenHf 4 Kosten Voorkennis ophalen: herhalingsoefening Wat staat links en wat staat rechts op de balans? Bezittingen; schulden en EV Wat staat links en wat staat rechts op de resultatenrekening? Kosten; Opbrengsten Wat is het verschil tussen bezittingen en opbrengsten? Bezittingen zijn dingen die een onderneming heeft om te produceren en verkopen Opbrengsten= omzet = is het geld dat een onderneming krijgt als hij dingen verkoopt = aantal producten * prijs 4. Wat is het verschil tussen schulden en kosten? Kosten zijn uitgaven die een bedrijf doet om te kunnen produceren en verkopen Schulden ontstaan als het bedrijf leningen aangaat. Dit geld is niet van de onderneming maar moet worden terugbetaald. 5. De totale kosten bestaan uit twee typen kosten. Welke zijn dat? Vaste kosten en constante kosten 6. Geef de definitie van ieder van deze twee soorten kosten. Zie elders in deze powerpoint

  18. OndernemenHf 4 Kosten Kosten Constante kosten = TCK = Vaste kosten = kosten die niet toe/afnemen als de productie of afzet toe/afneemt Bijv. huurkosten, rentekosten op hypothecaire lening Variabele kosten = TVK = kosten die toe/afnemen als de productie of afzet toe/afneemt Bijv. verpakkingskosten, benzinekosten, loonkosten (deels) Totale kosten = TK = constante kosten + variabele kosten

  19. Hallo Gegeven: Constante kosten = 50.000 Variabele kosten per stuk = € 25 OndernemenPar. 2.2 Kosten, opbrengsten en winst Kosten TK = Totale kosten TVK = Totale variabele kosten TCK = Totale constante kosten q = afzet

  20. Gegeven: Constante kosten = 50.000 Gemiddelde variabele kosten (GVK) = variabele kosten per stuk = € 35 OndernemenKosten Kosten TVK2 = Totale variabele kosten: kostenlijn scharniert naar binnen bij toename GVK TK = Totale kosten TVK1 = Totale variabele kosten TCK = Totale constante kosten q (= afzet)

  21. Gemiddelde variabele kosten = GVK = variabele kosten per stuk • = totale variabele kosten/ productie of afzet = TVK / q •  dus Totale variabele kosten (TVK) = GVK * q • Gemiddelde constante kosten (per stuk) = GCK = • = totale constante kosten / productie of afzet = TCK / q •  dus Totale constante kosten = GCK * q • Gemiddelde totale kosten = GTK = • = totale kosten / afzet = TK / q •  dus Totale kosten = GTK * q • Kostprijs = gemiddelde totale kosten (variabele + constante) per product = GTK OndernemenHf 4 Kosten

More Related