1 / 218

De inhoud van dit thema:

De inhoud van dit thema:. 1.2 Beperking of ziekte, mate van voorkomen, diagnostiek 1.3 Intellect en intelligentie 1.4 Geschiedenis van de zorg 1.5 Recente ontwikkelingen en visies 1.6 Enkele veel voorkomende syndromen 1.7 Ouderverenigingen 1.8 In de praktijk. 1-1.

griffin
Download Presentation

De inhoud van dit thema:

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. De inhoud van dit thema: 1.2 Beperking of ziekte, mate van voorkomen, diagnostiek 1.3 Intellect en intelligentie 1.4 Geschiedenis van de zorg 1.5 Recente ontwikkelingen en visies 1.6 Enkele veel voorkomende syndromen 1.7 Ouderverenigingen 1.8 In de praktijk 1-1

  2. Definitie verstandelijke beperking: een verstandelijke beperking is een aangeboren of in de prille jeugd verworven beperktheid van de geestelijke functies of de verdere ontwikkelingsmogelijkheden daarvan. Een beperktheid die zich uit op cognitief- sociaal, affectief en motorisch gebied 1-2

  3. Diagnose verstandelijke beperking: • vertraagde motorische ontwikkeling • vertraagde spraak- en taalontwikkeling • vertraagde spelontwikkeling • neurologische afwijkingen • gedragsstoornissen 1-3

  4. Definitie van intelligentie: intelligentie is het vermogen van een individu om de wereld om hem heen te begrijpen en zijn kracht om het hoofd te bieden aan haar uitdagingen 1-4

  5. Een intelligentietest meet: • woordenschat • rekenvaardigheid • ruimtelijk inzicht • taalsnelheid • geheugen • redeneren • sociaal inzicht • emotioneel functioneren 1-5

  6. Indeling verstandelijke beperking: • IQ lager dan 20: zeer ernstig verstandelijk gehandicapt • IQ tussen 20 en 35: ernstig verstandelijk gehandicapt • IQ tussen 35 en 55: matig verstandelijk gehandicapt • IQ tussen 55 en 70: licht verstandelijk gehandicapt • IQ tussen 70 en 90: zeer licht verstandelijk gehandicapt 1-6

  7. Zes perioden en zorgmodellen: • barmhartigheidsmodel: opbergen en verzorgen (1850-1945) • medisch model: verplegen en verzorgen (1945-1960); • ontwikkelingsmodel: ontwikkelen en opvoeden (1960-1970) • integratiemodel: wonen en leven (1970-1990) • zorg op maat: acceptatie van en respect voor mensen met een verstandelijke beperking (sinds 1990) • emancipatiemodel: mensen met een verstandelijke beperking zijn volwaardig burger 1-7

  8. Ontwikkelingen binnen de zorg: • de positie van de zorgvrager • zorg op maat • professionalisering van de zorg • deelname aan het dagelijks leven 1-8

  9. Visies op mensen met een verstandelijke beperking: • morele visie: de mens met een beperking is gestraft • normatieve visie: de mens met een beperking is afwijkend • medische visie: de mens met een beperking is ziek • personale visie: de mens met een beperking is iemand met een eigen identiteit 1-9

  10. Maatschappelijke ontwikkelingen: • individualisering • democratisering • vergrijzing • deregulering en flexibilisering 1-10

  11. Enkele kritiekpunten op zorgvernieuwing: • versluiering van verschillen tussen mensen • woonwensen praktisch niet uitvoerbaar • gevaar van sociaal isolement door keuzevrijheid • integratie niet voor iedereen wenselijk 1-11

  12. Oorzaken syndroom van Down: • chromosomenafwijking (trisomie 21) • kan erfelijk zijn, maar hoeft niet per se Kenmerken syndroom van Down: gedrag: • vriendelijk • aanhankelijk • gemakkelijk/gemakzuchtig uiterlijk: • gedrongen lichaamsbouw • mongoloïde oogstand • brede handen • afwijkend handlijnenpatroon • stijl haar • dikke tong 1-12

  13. Kenmerken fragiele-X-syndroom: gedrag: • overbeweeglijkheid • impulsiviteit • contactstoornissen • concentratiestoornissen • angst en agressie uiterlijk: • grote schedel • lang gezicht • grote kin • flaporen • vergrote testikels 1-13

  14. Begeleiding van mensen met fragiele-X-syndroom: • stimuleren van taal en motoriek • structuur bieden • voorbereiden op veranderingen • visuele ondersteuning bieden • ondersteuning bieden bij sociale contacten • niet overvragen • (eventueel) medicijnen toedienen 1-14

  15. Andere syndromen: • Klinefeltersyndroom • Cri-du-Chat • syndroom van Turner • Patausyndroom • Rettsyndroom • syndroom van Prader-Willi • Angelmansyndroom • Het Rubinstein-Taybi syndroom • Cornelia-de-Langesyndroom • Foetaal Alcohol syndroom • Tubereuze sclerose 1-15

  16. De inhoud van dit thema: 2.2 Wonen 2.3 Bepaling van de zorgbehoefte 2.4 Dagbesteding (voorzieningen) 2.5 Vrijetijdsbesteding 2.6 Werk 2.7 School 2.8 Ambulante zorg en dienstverlening 2.9 In de praktijk 2-1

  17. Woonvoorzieningen: • intramuraal (24-uursopvang) • semimuraal (alleen wonen) • extramuraal (ambulant) • tijdelijk 2-2

  18. Kwaliteit van wonen: • thuisvoelen • zeggenschap • eigendom 2-3

  19. Inhoud zorgplan: • afspraken over de zorg die de cliënt krijgt • doelen van de zorg • de manier waarop die doelen worden bereikt • wensen daarbij van de cliënt 2-4

  20. Zeven zorgzwaartepakketten: • wonen met enige begeleiding • wonen met begeleiding • wonen met begeleiding en verzorging • wonen met begeleiding en intensieve verzorging • wonen met begeleiding en zeer intensieve verzorging • wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering • (besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering 2-5

  21. Wonen met enige begeleiding: • veilige leefomgeving • beperkte begeleiding (zeven uur zorg per week), op afstand • begeleiding bij praktische problemen • enige aandacht bij zelfverzorging • geen begeleiding bij huishouden en activiteiten • geen speciale (medische) zorg 2-6

  22. Wonen met begeleiding: • veilige leefomgeving • voortdurend aanwezige begeleiding (tien uur zorg per week) • begeleiding bij contacten met anderen en bij activiteiten buiten eigen leefomgeving • toezicht en stimulering bij zelfverzorging • begeleiding bij dagelijks leven, huishouden en bij indeling dag • geen speciale (medische) zorg 2-7

  23. Wonen met begeleiding en verzorging: • veilige leefomgeving met begeleiding en verzorging • voortdurend aanwezige begeleiding (veertien uur zorg per week) • begeleiding bij contacten met anderen en bij activiteiten buiten eigen leefomgeving • actieve hulp bij zelfverzorging • hulp, toezicht en sturing bij dagelijks leven, huishouden en bij indeling dag • overleg tussen behandelaren over het zorgplan (multidisciplinair) 2-8

  24. Wonen met begeleiding en intensieve verzorging: • veilige leefomgeving met begeleiding en veel verzorging • voortdurend aanwezige begeleiding (zeventien uur zorg per week) • hulp bij contacten met anderen en bij activiteiten buiten eigen leefomgeving • actieve hulp bij zelfverzorging, soms neemt begeleiding dit over • structuur bij dagelijks leven, huishouden en bij dagindeling • zorginstelling regelt huishouden en maaltijden • medische zorg en hulp van gedragsdeskundigen, eventueel therapie en extra medische zorg 2-9

  25. Wonen met begeleiding en zeer intensieve verzorging: • veilige leefomgeving met begeleiding en volledige verzorging • voortdurend aanwezige begeleiding (22 uur zorg per week) • hulp bij contacten met anderen en bij activiteiten in en buiten eigen leefomgeving • hulp bij maatschappelijk en sociaal leven • actieve hulp bij zelfverzorging, soms neemt begeleiding dit over • structuur bij dagelijks leven, huishouden en bij indeling dag • zorginstelling regelt huishouden en maaltijden • hulp gericht op vasthouden van wat cliënt nog kan • vaak verpleegkundige hulp • medische zorg, fysiotherapie, ergotherapie, aanpassingen woning, extra aandacht voor gezondheid 2-10

  26. Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering: • veilige, beschermde leefomgeving met veel begeleiding en veel verzorging • voortdurend aanwezige begeleiding (achttien uur zorg per week) • hulp bij contacten met anderen en bij activiteiten in en buiten eigen leefomgeving • hulp bij maatschappelijk en sociaal leven • toezicht en actieve hulp bij zelfverzorging, soms neemt begeleiding dit over • structuur bij dagelijks leven, huishouden en bij indeling dag • zorginstelling regelt huishouden en maaltijden • hulp gericht op vasthouden van wat cliënt nog kan • begeleiding bij omgaan met gedragsproblemen • vaak verpleegkundige hulp • medische zorg, gedragskundige hulp bij psychische stoornissen en probleemgedrag 2-11

  27. (Besloten) Wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering: • veilige, besloten leefomgeving met heel veel begeleiding en veel verzorging • voortdurend aanwezige intensieve begeleiding (24 uur zorg per week) • altijd meerdere begeleiders tegelijk aanwezig • voortdurende hulp bij maatschappelijk en sociaal leven • toezicht en actieve hulp bij zelfverzorging, soms neemt begeleiding dit over • structuur bij dagelijks leven, huishouden en bij indeling dag • zorginstelling regelt huishouden en maaltijden • hulp gericht op vasthouden van wat cliënt nog kan • begeleiding bij omgaan met gedragsproblemen en psychische problemen • vaak verpleegkundige hulp • speciale hulp bij psychische stoornissen en gedragsproblemen • medische zorg 2-12

  28. Dagbesteding omvat activiteiten die: • als zinvol worden ervaren • persoonlijke ontwikkeling mogelijk maken • maatschappelijke relevantie hebben • niet vrijblijvend zijn 2-13

  29. Werk biedt: • bezigheid • identiteit • inkomen • onafhankelijkheid • sociale contacten • status 2-14

  30. De inhoud van dit thema: 3.2 Ontwikkelingsaspecten 3.3 Seksuele ontwikkeling 3.4 De theorie van Piaget 3.5 De theorie van Timmers-Huigens 3.6 In de praktijk 3-1

  31. Ontwikkelingsfase gekoppeld aan erogene zones: • orale fase (het eerste levensjaar) • anale fase (ongeveer 1 jaar tot 3 jaar) • fallische of oedipale fase (3 - 5 jaar) • latentiefase (5 à 6 - ongeveer 10 jaar) 3-2

  32. Cognitieve ontwikkelingsfasen volgens Piaget: • sensomotorische fase (0-2 jaar) • preoperationele fase (2-7 jaar) • concreet-operationele fase (7-12 jaar) • formeel-operationele fase (12 jaar en ouder) 3-3

  33. Vier ervaringsfasen volgens Timmers-Huigens: • lichaamsgebonden ervaringsfase: 0 - 1 à 2 jaar • associatieve ervaringsfase: 1 ½ - ongeveer 4 jaar • structurerende ervaringsfase: 4 à 5 – ongeveer 10 jaar • vormgevende ervaringsfase: vanaf 10 à 12 jaar 3-4

  34. De inhoud van dit thema: 4.2 Wat is integratie 4.3 Bevorderen van integratie 4.4 Belemmeringen voor integratie 4.5 Het vergroten van de weerbaarheid 4.6 Integratie is geen must 4.7 In de praktijk 4-1

  35. Drie vormen van integratie: • fysieke integratie • functionele integratie • sociale integratie 4-2

  36. Bevorderen van fysieke integratie: • deconcentratie • verdunning • thuiszorg • werken in een vrij bedrijf • naar een gewone school 4-3

  37. Belemmeringen voor integratie: • belemmeringen ten gevolge van de beperking • maatschappelijke belemmeringen: - angst - discriminatie en vooroordelen - gebrek aan middelen - technische belemmeringen 4-4

  38. Vergroten van de weerbaarheid: • vergroten van assertiviteit • leren kiezen en grenzen stellen • vergroten van sociale vaardigheden • werken aan een positief zelfbeeld 4-5

  39. Integratie: alléén als dit in het belang is van de mens met een beperking 4-6

  40. De inhoud van dit thema: 5.2 Methodisch begeleiden 5.3 Zintuiglijke stimulering 5.4 Snoezelen 5.5 Gentle teaching 5.6 Totale communicatie 5.7 Vroeghulp 5.8 Hometraining en Praktisch Pedagogische Gezinsbegeleiding 5.9 Gedragsmodificatie 5.10 Begeleiding bij lichamelijke verzorging 5.11 In de praktijk 5-1

  41. Begeleiden is: • ‘samen op weg zijn’ • het beroepsmatig uitvoeren van een geheel van activiteiten om een cliënt te helpen zijn problemen op te lossen • (in het kader van dit thema) inspanningen gericht op het zo lang mogelijk in stand houden van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid 5-2

  42. Begeleiding: • groepsmatige begeleiding in het verleden • individuele begeleiding • zorgplan, begeleidingsplan, zorgdossier • methodisch werken 5-3

  43. Zintuiglijke stimulering: • stimuleren van de sensomotorische ontwikkeling • uitlokken van gedrag • aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van het kind 5-4

  44. Speciaal ontworpen materialen: • de resonantieplank • de ligsteunbalk • het Essefboard 5-5

  45. Snoezelen is: • activeren van zintuigwaarneming en motoriek • vooral lichaamsgebonden gewaarwording • gericht op prettige gewaarwordingen 5-6

  46. Gentle teaching: • is geen methode, maar een levenshouding • gaat uit van respect, dialoog en saamhorigheid • gedrag komt voort uit gevoelens • uitgangspunt is niet: (af)leren 5-7

  47. Totale communicatie: • communicatie: uitwisseling van informatie tussen zender en ontvanger • ieder mens, dus ook iemand met een verstandelijke beperking, communiceert • verstoring van communicatie leidt tot probleemgedrag • veel mensen met een ernstige verstandelijke beperking hebben ook problemen met zien en horen, wat hun communicatie belemmert • stimuleren van communicatie op alle zintuiglijke gebieden 5-8

  48. Andere manieren om te communiceren dan door taal: • gebarentalen • met hulp van computer • visuele middelen als ondersteuning • facilitated communication 5-9

  49. Vroeghulp: • gericht op kinderen met een verstandelijke beperking van 0 – 4 jaar • uitgangspunt: zoveel mogelijk voorkomen van ontwikkelingachterstand • inspelen op mogelijkheden die het kind wél heeft • bij ouders en kind thuis, door begeleider van MEE 5-10

  50. Hometraining en PPG: • vervolg op vroeghulpprogramma’s • ondersteuning van ouders door richtlijnen voor de opvoeding • hometrainer is rolmodel voor de ouders • PPG: geen hulpverlenersrelatie met ouders, maar samenwerkingsrelatie 5-11

More Related