350 likes | 895 Views
Voltooid tegenwoordige tijd. Le passé composé. De passé composé is een werkwoordsvorm in de Franse taal. Het drukt de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.) uit, oftewel een gebeurtenis uit het verleden. Voorbeeld: Ik heb gegeten J’ai mangé Ik ben gegaan Je suis allé.
E N D
Voltooid tegenwoordige tijd Le passé composé
De passé composé is een werkwoordsvorm in de Franse taal. Het drukt de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.) uit, oftewel een gebeurtenis uit het verleden. Voorbeeld: Ik heb gegeten J’ai mangé Ik ben gegaan Je suis allé Wat is passé composé?
Net als in het Nederlands bestaat de p.c uit: 1- een hulpwerkwoord: avoir of être. 2- een voltooid deelwoord (participe passé) Je herkent het dus aan de twee werkwoorden. Voorbeeld p.c met avoir (hebben) : J’ai visité (ik heb bezocht) Voorbeeld p.c met être (zijn) : je suis parti (ik ben vertrokken). Hoe herken je de passé composé?
1- Als het regelmatige werkwoord op –er eindigt verandert de –er in é : Manger = eten Mangé = gegeten. 2- De regelmatige werkwoorden op –ir hebben een voltooid deelwoord dat eindigt op –i : Finir (eindigen)---- fini (geëindigd) 3- De regelmatige werkwoorden op –re hebben een voltooid deelwoord dat eindigt op –u: Attendre (wachten)---- attendu (gewacht) Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Frans?
1- het werkwoord ‘avoir’ en ‘être’ (uit je hoofd leren!) 2- van een regelmatig werkwoord dat op –er, -ir of –re eindigt een voltooid deelwoord te maken. 3- Als het werkwoord onregelmatig is moet je de passé composé vorm uit je hoofd leren (gele boekje). Wat moet je dus weten om de passé composé te kunnen vormen?
1-In het gele ww. boekje heb je alleen maar onregelmatige ww. 2-Zoek het werkwoord in je gele boekje op. 3- Heb je hem gevonden? Dan is het werkwoord onregelmatig. 4- Heb je hem niet gevonden? Dan is het ww. regelmatig. Je moet dan de regelmatige tijden toepassen. Hoe weet je dat een werkwoord regelmatig of onregelmatig is?
Als het hulpwerkwoord avoirisverandert het voltooid deelwoord nooit! • Voorbeeld: • j'ai mangétu as mangéil a mangénous avons mangévous avez mangéils ont mangé Let op!
Voorbeeld: Je suis allé(e)tu es allé(e)Il/elle est allé (e)nous sommes allé(e)svous êtes allé(e)sIls/elles sont allé(e)s Als het hulpwerkwoord êtreispast het voltooid deelwoord zich aan het vrouwelijke onderwerp.
Er zijn veel werkwoorden in het Nederlands die met ‘zijn’ worden vervoegd terwijl het Franse werkwoord met ‘avoir’ gaat: Bijv. Il a commencé--- hij is begonnen J’ai été------------ ik ben geweest. Let op!
www.leconjugueur.com • www.daccord-malmberg.nl • www.la-conjugaison.fr • Ben jij ziek geweest en heb jij uitleg gemist? Kijk op het vakkenweb. Je vindt alle grammaticalessen die jij gemist hebt. • Ben je je gele ww. boekje kwijt? Je vindt hem ook op het vakkenweb. Druk hem zelf af. Handige tips: