1 / 16

Zinsdelen zijn net puzzelstukken!

Zinsdelen zijn net puzzelstukken!. Een zin kun je verdelen in ‘puzzelstukken’ en met die puzzelstukken kun je schuiven. Voorbeeld 1: Hij vindt grammatica lauwe shit. Voorbeeld 2: De stoere jongen kust het knappe meisje. Je moet een zin wel in de juiste puzzelstukken verdelen!.

schuyler
Download Presentation

Zinsdelen zijn net puzzelstukken!

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Zinsdelen zijn net puzzelstukken!

  2. Een zin kun je verdelen in ‘puzzelstukken’ en met die puzzelstukken kun je schuiven.

  3. Voorbeeld 1: Hij vindt grammatica lauwe shit.

  4. Voorbeeld 2: De stoere jongen kust het knappe meisje.

  5. Je moet een zin wel in de juiste puzzelstukken verdelen! ‘De stoere jongen’ is echt 1 puzzelstukje, dat mag je niet splitsen, anders gaat het fout bij het schuiven:

  6. Ook ‘het knappe meisje’ is echt 1 puzzelstukje:

  7. Elk puzzelstukje vertelt iets. • Ik schrijf vandaag een lange brief. • Wat wordt er gedaan? (werkwoordelijk gezegde) • Wie doet dat? (onderwerp) • Wanneer? • Wat?

  8. Nog een voorbeeld • Op de televisie zag ik een leuke videoclip. • Wat wordt er gedaan? • Wie doet dat? • Wat? • Waarop?

  9. Hoe vind je nou de juiste puzzelstukjes? Voorbeeld: Gistermiddag behaalde de coureur de derde plaats.

  10. 1. Zoek de persoonsvorm. De persoonsvorm is altijd een puzzelstukje. Voorbeeld: Gistermiddag behaalde de coureur de derde plaats.

  11. 2. Alles wat voor de persoonsvorm staat, is ook een puzzelstukje:

  12. 3. En daarna ga je puzzelen. Kijk steeds welk woord of welk groepje woorden voor de persoonsvorm past: Dit kan niet: • De behaalde coureur gistermiddag de derde plaats. Dit kan wel: • De coureur behaalde gistermiddag de derde plaats.

  13. En het laatste stukje Dit kan allemaal niet: • De behaalde de coureur gistermiddag derde plaats. • De derde behaalde de coureur gistermiddag plaats. Dit kan wel: • De derde plaats behaalde de coureur gistermiddag.

  14. Je wilt natuurlijk niet steeds puzzelstukjes tekenen, daarom gebruiken we normaal streepjes: Gistermiddag / behaalde / de coureur / de derde plaats. Dus om een zin te verdelen in zinsdelen, doe je 3 dingen: • Je zoekt de pv. Omdat dit een puzzelstukje is, zet je een streepje voor en achter de pv. • Alles wat voor de pv staat, is 1 zinsdeel. • Met de rest van de zin ga je puzzelen om de andere zinsdelen te vinden.

  15. Het laatste voorbeeld Ik leen jou mijn boek. 1. Zet een streepje voor en achter de pv: Ik / leen / jou mijn boek. 2. Wat voor de pv staat, is 1 zinsdeel: Ik / leen / jou mijn boek.

  16. 3. Puzzel met de rest van de zin: Jou / leen / ik mijn boek. (jou = zinsdeel) Mijn / leen / ik jou boek. (mijn = geen zinsdeel) Mijn boek / leen / ik jou. (mijn boek = zinsdeel) Ik / leen / jou / mijn boek.

More Related