html5-img
1 / 24

Taalvariatie en taalverwerving

Taalvariatie en taalverwerving. Vwo 4 2012. Taalvariatie - dialect. Standaardtaal en dialecten Draadstaal, cursus Brabants Bepaling dialect zowel geografisch als politiek Dialecten : Subdialecten Niet alle gebruikers hoeven alle kenmerken van een dialect te spreken

nona
Download Presentation

Taalvariatie en taalverwerving

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Taalvariatie en taalverwerving Vwo 4 2012

  2. Taalvariatie - dialect • Standaardtaal en dialecten Draadstaal, cursus Brabants • Bepaling dialect zowel geografisch als politiek • Dialecten: • Subdialecten • Niet alle gebruikers hoeven alle kenmerken van een dialect te spreken • Sommige kenmerken horen ook bij andere dialecten of bij standaardtaal

  3. Taalvariatie - dialect • Verschillen tussen taalgebruikers: • Leeftijd, sekse, klasse, groep en situatie • Sociolect (groep, sociale klasse) en idiolect (individu) • Omgeving • Taalattitude: associaties die een dialect oproept • Omgeving en klasse (opleiding, inkomsten) • Spreektstijlen (Labov): je spreekt niet altijd op dezelfde manier, maar past je taalgebruik aan de situatie aan

  4. Taalvariatie - gender • Verschillen tussen mannen- en vrouwentaal: wat denken jullie zelf? • Vrouwen spreken netter (in steden), door: • Sociaal en professioneel contact • Compensatiegedrag • Het goede voorbeeld • Plat praten is stoer (dus voor mannen…) • Lexicale verschillen (moeilijkheidsgraad, verkleinwoorden, frequentie) • Spreekstijl • Toonhoogte

  5. Taalvariatie - gender Bron: http://www.kennislink.nl/publicaties/superieure-vrouwentaal

  6. Taalvariatie - Poldernederlands • Aanpassing van de klanken in de standaardtaal: blaaif baai maai • Verspreiding van een aangepaste vorm van ABN • Combinatie met ambitie • Ingezet door vrouwen (‘70) • Twee verschillende opvattingen: 1. Poldernederlands is taalverloedering 2. Poldernederlands is evolutie van de taal

  7. Taalvariatie - jongerentaal • Groepstaal: afscheiden van anderen, verbinden aan de groep waar je bij wilt horen • Afhankelijk van woonplaats, afkomst, sociale situatie en interesses • Nadruk op verschil in woorden en uitdrukkingen • Jongerentaal verandert continu • Taalstijl = register: bij elke situatie kies je het geschikte taalgebruik

  8. Taalvariatie - jongerentaal • Straattaal: groepstaal van groepen meertalige jongeren. Veel Surinaamse invloeden. Voorbeeld: Yo oma • Vaak slechts een extra register • Gevolg van een meertalige contactsituatie

  9. Taalverwerving Hoe leer je je (moeder)taal?

  10. Taalverwerving • Moedertaal = de taal die je van huis uit meekrijgt en die je onbewust leert (Taalverwerving) • Actieve taalverwerving: kinderen maken fouten, omdat ze op zoek gaan naar systematiek, een grammaticale regel (Isabelle (bijna 4): “Hij doet mij plagen!”, “Ik heb heeeeel ver gespringt!”, “En toen ging jij werkeren”)

  11. Taalverwerving - Visies op taalverwerving

  12. Taalverwerving -Visies op taalverwerving

  13. Taalverwerving – ontwikkeling taalkunde Behaviorisme: puur imitatie, africhten (Pavlov). Chomsky: de kloof tussen babytaal en volwassenen taal is te groot, een kind moet dus over aangeboren taalvermogen beschikken om abstracte grammaticale regels toe te kunnen passen. Tomasello: Kinderen leren verschillende taalkundige structuren uit hun taalomgeving en maken daar een eigen brabbeltaaltje van om daarmee te bereiken wat ze willen.

  14. Taalverwerving - cognitieve taalkunde Tomasello: • Het is niet mogelijk om met een grammaticaal regelsysteem alle mogelijke taaluitingen te genereren = de stelling poverty of the stimulus (het is onmogelijk om uit een paar gesprekken alle abstracte grammatica te leren begrijpen). Hoe dan wel? • Intention reading en Joint attention  het sociale instinct: taalhandeling moet in de juiste context plaatsvinden om het te kunnen begrijpen

  15. Taalverwerving - cognitieve taalkunde Tomasello • Patroonherkenning: hetzelfde en gelijk, herkennen van complexe patronen. Grammatica is niets anders dan extra informatie toekennen aan de woorden. Met behulp van grammatica kun je aangeven dat iemand iets doet, of dat iemand juist iets overkomt. •  De vaste regels ontstaan dus in het taalgebruik. • Je kunt dus gehele grammaticale constructies uit je hoofd leren (bijv. figuurlijk taalgebruik, niet te duiden m.b.v. Chomsky)

  16. Fases taalverwerving vlg. Tomasello • 0 – 1 ½ jaar Losse woorden: Die! Bal! • 1 ½ - 2 jaar spil-constructies: woordcombinaties met enige variatie. Er is nog geen grammatica in te herkennen. ‘Waaris papa?’ • 2 - 3 jaar fase van de werkwoord-eilanden: werkwoorden komen in zinnetjes voor, maar kennen geen echte structuur. Kinderen leren eerst losse constructies en gaan pas later generaliseren. • Vanaf 3 jaar algemene abstracte grammaticale constructies, kan leiden tot overgeneralisatie: ‘koe doet boe’, ‘jij doet tekenen’

  17. Taalverwerving • Kritische periode: periode waarbinnen je een taal moet leren • Is spraakvermogen en taalvermogen aangeboren? • Genie • Taalverwerving duurt tot ongeveer het negende jaar • Passieve en actieve taalbeheersing

  18. Fases van taalverwerving - 1 Fase 1: de voortalige periode • Klanken uitspreken en verstaan en herkennen van de structuur van de moedertaal(fonologische vaardigheden). Baby’s leren zelfs om woorden te herkennen in een zin of een aantal zinnen (continue spraak). • Brabbelfase

  19. Fases van taalverwerving - 2 Type praters: expressief (sociaal, aanpak vanuit het geheel van het taalgebruik), referentieel (zelfstandig naamwoorden, meer analytisch) en gemengd. Fase 2: de vroegtalige periode • 1 – 2 ½ jaar: semantische (betekenis toekennen) en syntactische vaardigheden (regels toepassen) • Van de Eén woordfase naar telegramstijl (zinnen zonder werkwoorden, of met maar een ww-vorm) • Kindjes verwijzen vaak naar hele objecten, niet naar delen ervan

  20. Fases van taalverwerving - 2 Grammatica:  systeem van teken-elementen (morfologie, de regels voor woordverbuigingen en samenstelling van woorden)  regels om teken-elementen te combineren tot woordgroepen en zinnen (syntaxis) • Syntactische vaardigheden: SOV  Subject, Object, Predikaat (onderwerp, pv, lv, gezegde) • Kinderen leren eerst zinnen zonder werkwoorden, daarna gebruiken ze alleen een VD of een infinitief en vervolgens begrijpen ze dat een werkwoord op de tweede plaats in een zin kan staan (PV).

  21. Fases van taalverwerving - 3 Fase 3: de differentiatiefase 2 ½ - 5 jaar: kinderen kunnen al wel grammaticale constructies maken, maar geven het zelfstandige werkwoord de laatste plek in de zin: ‘jij doet lachen!’ • Ontwikkeling metalinguïstisch bewustzijn: nadenken over taal ‘de betere-trein’ • Morfologische vaardigheden: woorden verzinnen, werkwoorden vervoegen • Zonder regels kan een kind losse woorden opslaan in het geheugen, zodra hij regels gaat toepassen, maakt een kind fouten. Van deze fouten leert een kind en verbetert het zijn systeem.

  22. Fases in taalverwerving - 4 Fase 4: de voltooiingsfase 5 – 9 jaar: uitbreiding woordenschat, vervoegingen van sterke werkwoorden, zinnen worden langer en samengesteld • Pragmatische vaardigheden: een kind leert hoe je een gesprek voert in een sociale situatie (status, beroep, geslacht, scholing en leeftijd) en de context (plaats, tijd, genre en wijze van communicatie) • Beurwisseling • Samenhangende informatie (aansluitend aan de voorkennis), Theory of mind Woorden die aansluiten bij wat de ander kan weten: deiktische termen

  23. Fases van taalverwerving • Coöperatief principe van Grice: beide gesprekspartners moeten zich aan een aantal regels houden om het gesprek gaande te houden. • Ontwikkeling van een taal

  24. Tweetaligheid • Simultane tweetaligheid: een kind leert vanaf geboorte of zeer jonge leeftijd twee talen. • Successieve tweetaligheid: een kind leert een tweede taal tussen het derde en tiende levensjaar (onderwijs) • Interferentie: kinderen halen de twee talen door elkaar. De kans hierop is niet groot, als de talen duidelijk aan situaties en personen verbonden zijn. • Codewisseling: overschakeling van de ene op de andere taal. • Taalaanbod en taalomgeving beïnvloeden de snelheid waarmee een taal verworven wordt.

More Related