1 / 18

Leerhuis

HOOFDSTUK 1. Leerhuis. Karen Armstrong De grote transformatie. HOOFDSTUK 1. DE VOLKEREN VAN DE SPILTIJD (ca. 1600-900 c. Chr.). in China het confucianisme en taoïsme, in India het hindoeïsme en boeddhisme, in Israël het joodse monotheïsme, in Griekenland het filosofisch rationalisme.

lada
Download Presentation

Leerhuis

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. HOOFDSTUK 1 Leerhuis Karen Armstrong De grote transformatie

  2. HOOFDSTUK 1 DE VOLKEREN VAN DE SPILTIJD (ca. 1600-900 c. Chr.) • in China het confucianisme en taoïsme, • in India het hindoeïsme en boeddhisme, • in Israël het joodse monotheïsme, • in Griekenland het filosofisch rationalisme. • Het was de tijd van onder anderen Boeddha, Socrates, Confucius, de profeet Jeremia, Mencius en Euripides. Hoofdstuk 1

  3. Laatste bloei van de Spiltijd Latere religieuze tradities als het rabbijnse jodendom, het christendom en de islam bouwen volgens Armstrong allemaal op voort op de geest van de Spiltijd. Het ontstaan van de islam in de zevende eeuw na Christus noemt ze “de laatste bloei van de Spiltijd”. Hoofdstuk 1

  4. Indeling van hoofdstuk 1 • Blz. 17 t/m. 43: de Arische volkeren; • Blz. 43 t/m. 55: de Chinese volkeren; • Blz. 55 t/m. 69: Griekse beschaving en Kanaän / Israël. Hoofdstuk 1

  5. De Ariërs Van rust naar onrust: • ±4500 v. Chr tot ± 1500 v. Chr.: sedentair bestaan. Behoefte aan een rust en continuïteit. • ±1500 v. Chr tot ± 500 v. Chr.:migraties enexpansie naar het Oosten. • ±1200 v. Chr.: Zarathoestra Van rustige naar onrustige goden / religies: • ±4500 v. Chr tot ±1500 v. Chr.: Een eenvoudige en vreedzame godsdienst. Mensen, dieren, bomen, planten, stenen, enz. waren bezield. Vereerd als iets goddelijks. De goddelijke geest in alles: mainyu/manya. • ±1500 v. Chr tot ± 500 v. Chr.:oorlogsgoden, -religie. Ritueel van de herhalingen van de “hemelse” strijd. • ±1200 v. Chr.: Zarathustra: breng vrede!! Hoofdstuk 1

  6. Kenmerken van de religie der Ariërs tot ong. 1500 v. Chr. • Waarheidsgetrouw zijn; • Diep respect voor de ‘ziel’ die in dieren en mensen zetelt; • Wederkerigheid en vriendelijkheid tegenover de dieren; • De zelfopoffering als motor van materiële en geestelijke vooruitgang; • Eerbied voor het geluid / het gesproken woord; • De voordelen van de godsdienst waren – voor de Spiltijd – zuiver materieel en van deze wereld. Nog geen leven na de dood. • Geen echte theologie! Hoofdstuk 1

  7. Na± 1500 v. Chr.: ZARATHUSTRA DE WANORDE OP DE STEPPEN STOPPEN! • Geen theologische theorie omwille van de theorie; • Een monotheïstische tendens, maar meer toch een dualisme: god van het goede en een god van het kwade; • Morele inslag: zowel mensen als goden moesten kiezen tussen de orde van het goede en van het kwade (voorloper van de Spiltijd); • De mens leeft om die keus te maken.

  8. Na± 1500 v. Chr.: ZARATHUSTRA • Het Zarathustriaanse goden pantheon was een toneel van strijd tussen de goden van goed (Heer Mazda) en die van kwaad (Heer Mainyu). • Op de aarde deden de mensen de goden na. Heel het leven was een slachtveld geworden. • Zarathustra bracht een religie van militante vroomheid. Voor de komst van de geweldloosheid,het goede en het er-zal-geen-dood-meer-zijn moest worden gevochten. Door goden als door mensen!.

  9. Arische migraties:±1500 v. Chr. tot ± 1000 v. Chr.: Gevolgen van de trek naar de Punjab: strijd, veroveren, enz. Andere inhoud van de Arische religie: Rig Veda: kennis in dichtvorm, via inblazingen aan de mens bekend; onaangetast door de mens, goddelijk eeuwig; Geluid was heilig; Geluid is zelf een god/deva. Geen coherente verhalen over de goden (=geen theologie); Geluid gaf mensen het gevoel van verbonden te zijn met het onzichtbare; N.B. hier gaan de priesters verder dan het empirisch waarneembare. Ze leggen met dat verder gaan de basis voor de Indische Spiltijd!

  10. Arische migraties:±1500 v. Chr. tot ± 1000 v. Chr.: Kenmerken van de Indiase religie: • Het offer als hart van de religie; • Het agonale / strijd element van de religie; • Liturgisch geïnspireerde overvallen; • Heldencode – verlichting – dood (3-eenheid); • Het (offer)vuur (Agni, vuurgod); • De rituele ceremonieën waren een heropvoering van Agni’s roemrijke voortgang naar de nieuwe gebieden / rooftochten. • BRAHMAN als fundamenteel principe: het leven zelf. Maar, ongerijpbaar en ondefinieerbaar.

  11. De Arische wending naar de Spiltijd: einde 10de eeuw De opkomst van Prajapati: de scheppende god die opduikt uit de oerchaos (een gepersonifieerde versie van Brahman). Prajapati of het Al of het Universum, of de levenskracht, het zaad. God van goden en geen goden naast hem. Maar, meestal is er geen ‘theologie’ om Prajapati uit te leggen / het onzegbare. Ook hier het offer centraal, maar nu zonder strijd en met vrijwillige overgave.

  12. China:ca. 1600 – 1045 v. Chr. • De Chinese geschiedenis (klik hier); • De Chinese geschiedenis (klik hier); • Yin en Yang • Voorouderverering (vooral die van de keizers) • Een diepe angst als bron van de rituelen: • Ti was een onberekenbare / onbetrouwbare god; • Er waren ‘middelaren’ nodig (de voorouders van de keizers) • Wreedheid en geweld in de Shang-godsdienst

  13. China:1045 – 256 v. Chr. • Ti werd Tian: Heer van de Hemel; • Na de gewelddadigheid en bloederige offerfeesten van d Shang-dynastie legde de Zhou-dynastie de idealen van de Spiltijd in de religie neer. • De religie kreeg een morele inslag • Meedogen, rechtvaardigheid • Deugdzaamheid van de heerser • Eerbiedige voorzichtigheid in omgang met het volk • Eenheid met het volk.

  14. De kanaänitischevolkerenong. 1200 v. Chr. Uit de puin van de crisis van die eeuw kwamen twee volkeren van de Spiltijd op: • De nieuwe Griekse beschaving: • Geen betrouwbare informatie. Misschien in de epische gedichten van Homerus, waarin hij een groot aantal overgeleverde heldensagen, godenverhalen en mythische vertellingen uit de voortijd van de Griekse culturele verwerkte. • De stammen van Israël: • Tot de 9de eeuw v. Chr. geen betrouwbare bronnen. Rond ong. 1200 v. Chr. ontstond een netwerk van nederzettingen op de hoogvlakten van Kanaän.

  15. De kanaänitischevolkeren / Israëlna 1200 v. Chr. • De Bijbel is een product van de Spiltijd (8ste eeuw t/m. 4de of 5de eeuw voor Chr.). • Nadenken over de (hun) oorsprong is het centrale motief van de Israëlitische Spiltijd. • Israël zocht naar de betekenis van het bestaan. Hun epische verhalen hielpen hen hun identiteit te ontwikkelen (via z.g. tegen-verhalen).

  16. Israël na 1200 v. Chr. • Israël was anders dan de andere volkeren omdat zij een speciale band met de god Jahweh hadden; • Tot de 6de eeuw v. Chr. Verschilde Israël's godsdienst niet zo veel van die van de andere volkeren. • Jahweh was een oorlogsgod; • Israël kende ook de heilige oorlog (herem). • Mythen worden geschiedenis (zie Lied van de Zee).

  17. Conclusie: • De Spiltijd was nog niet begonnen. • Angst als algemeen kenmerk van deze volkeren. • Religieuze rituelen leerden mensen in hun afgrond te kijken en te beseffen dat het mogelijk was het onmogelijke onder de ogen te zien en te overleven. • In de 9de eeuw begon het Griekse volk uit de Spiltijd uit de duistere tijden omhoog te klimmen.

  18. Hoe in te vullen?

More Related