1 / 58

6. HOMEOSTASE

6. HOMEOSTASE. HET BEGRIP HOMEOSTASE. Intern milieu ◄► Extern milieu  bloed, lymfe, weefselvocht Belangrijk om intern milieu zo constant mogelijk te houden = HOMEOSTASE (G. homoios , gelijk; stasis , toestand). HET BEGRIP HOMEOSTASE. DEFINITIE HOMEOSTASE

hedia
Download Presentation

6. HOMEOSTASE

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. 6. HOMEOSTASE

  2. HET BEGRIP HOMEOSTASE • Intern milieu ◄► Extern milieu  bloed, lymfe, weefselvocht • Belangrijk om intern milieu zo constant mogelijk te houden = HOMEOSTASE (G. homoios, gelijk; stasis, toestand)

  3. HET BEGRIP HOMEOSTASE • DEFINITIE HOMEOSTASE  het in stand houden van een constant intern milieu door zelfregulerende eigenschappen onder invloed van een variabel extern milieu

  4. HET BEGRIP HOMEOSTASE • ‘La fixité du milieu interieur est la condition de la vie libre, independante’ (Claude Bernard, 1865) Walter Cannon, 1932

  5. HET BEGRIP HOMEOSTASE • Factoren die constant moeten blijven: - temperatuur - osmotische waarde van lichaamsvloeistoffen - zuurtegraad (pH) - zuurstofgehalte - glucosegehalte in bloed - …

  6. HET BEGRIP HOMEOSTASE • Methoden om intern milieu constant te houden  teveel - uitscheiden: longen (CO2, warmte), nieren (urine met zouten, ureum en water), lever - opslaan: lever (gifstoffen, vitaminen, glycogeen en zouten)

  7. HET BEGRIP HOMEOSTASE  te weinig - opnemen: longen (O2), spijsverteringsstelsel (voedingsstoffen  warmte)

  8. VOORBEELDEN • O2-gehalte - evenwicht tussen: opname O2 en afgifte CO2 - O2 uit lucht via longblaasjes naar bloed  verspreiding over het lichaam - teveel aan CO2 via bloed naar longblaasjes  naar buiten

  9. VOORBEELDEN 2) Temperatuur - evenwicht tussen: warmteproductie en warmteafgifte - productie: verbranding van voedingsstoffen én spiercontracties - afgifte: via huid  bloedvaten verwijden, transpiratie, straling, geleiding

  10. VOORBEELDEN 2) Temperatuur - aanpassingen:  onder een boom in schaduw of beschutting tegen koude zoeken  vacht: houdt een laagje lucht vast  kippenvel  rillen

  11. VOORBEELDEN 3) Zuurtegraad - pH moet constant blijven (~ 7,4) - 7,0 < pH < 7,8  geen leven mogelijk - aanpassingen: pH-buffers  CO2 / HCO3- CO2 + H2O  H+ + HCO3-  hemoglobine HHb + O2 HbO2 + H+

  12. VOORBEELDEN 3) Zuurtegraad - invloed ademhaling op pH  als meer CO2 uitgeademd wordt dan ontstaat bij stofwisseling  pH   respiratorische alkalose  als te weinig CO2 uitgeademd wordt dan ontstaat  pH   respiratorische acidose

  13. FEEDBACK • Om homeostase mogelijk te maken is er een regelsysteem nodig  communicatie tussen cellen belangrijk! • sensoren controlecentrum effector effect

  14. HOMEOSTATISCHE FUNCTIE VAN BLOED • Marathonloopster: - lees p. 82-83 - antwoord volgende vragen: 1) welk hormoon zorgt voor meer energie en zuurstof bij de start? 2) waarom zal na een tijdje de ademhalings- frequentie en het hartritme hoger liggen? 3) hoe wordt de temperatuur in evenwicht gehouden? 4) welke nieuwe energiebron wordt aangesproken? 5) wat is er gebeurd met de lichaamsmassa?

  15. HOMEOSTATISCHE FUNCTIE VAN BLOED • Bloed: heel belangrijke rol !! - vervoer van CO2 en O2 - vervoer van voedingsstoffen - afvoer van afbraakstoffen - verspreiding van warmte - transport van hormonen - beschermende functie

  16. HOMEOSTATISCHE FUNCTIE VAN BLOED • Anatomie van het hart

  17. HOMEOSTATISCHE FUNCTIE VAN BLOED • Werking van het hart 3 fasen: 1) systole van de boezems (asystole) - 0,1 sec 2) systole van de kamers - 0,3 sec 3) diastole – 0,4 sec

  18. HOMEOSTATISCHE FUNCTIE VAN BLOED • Controle hartcyclus - Hartspiercellen trekken uit zichzelf samen - Controle = natuurlijke pacemaker = sinusknoop Sinusknoop (RB-wand): samentrekkend weefsel  Impuls via boezems naar AV-knoop  Impuls via Bundel van His naar onderkant kamers  Verspreiding van impuls over de kamers van onder naar boven

  19. HOMEOSTATISCHE FUNCTIE VAN BLOED • Controle hartcyclus  

  20. HOMEOSTATISCHE FUNCTIE VAN BLOED • Controle hartcyclus  controle sinusknoop: - Zenuwen - Adrenaline - Lichaamstemperatuur - Snelheid waarmee het bloed toekomt

  21. HOMEOSTATISCHE FUNCTIE VAN BLOED • Bloedsomlopen - dubbel - gesloten  Kleine bloedsomloop: hart  longen  Grote bloedsomloop: hart  andere organen

  22. HOMEOSTATISCHE FUNCTIE VAN BLOED weg van hart in weefsels naar hart ja, op ritme van hart nee nee nauw,gespierdelastisch,dik heel dun,half- doorlatend breder,minderelastisch,dun snel en pulserend traag maar constant heel traag sijpelt heel traag eruit gelijkmatig eruit gulpt eruit nee, behalve bij hart nee ja

  23. HOMEOSTATISCHE FUNCTIE VAN BLOED • Samenstelling bloed • Bloed: 8% van lichaamsgewicht • Plasma (55%): bloed zonder de bloedcellen • 90% water • Eiwitten: fibrinogeen, antilichamen, hormonen, albumine • Vetten • Glucose • Mineralen • Rode bloedcellen (rbc) • Zuurstoftransport • Leven 120d • Witte bloedcellen (wbc) • Afweer (zie later) • Afval opruimen • Leven 4-10d • Bloedplaatjes (thrombocyten) • Bloedstolling • Serum: vloeistof na bloedstolling = plasma zonder stollingseiwitten

  24. BLOEDDRUK • Bloeddruk - ontstaan van bloeddruk • Systole druk: hoogste druk, als bloed in slagaders wordt geperst (=bovendruk) • Diastole druk: laagste druk, als het hart geen bloed in slagaders perst (=onderdruk)

  25. BLOEDDRUK • Bloeddruk

  26. BLOEDDRUK • Bloeddruk slagaderlijk O2-rijk aderlijk O2-arm p1 p2 haarvat pbloed > pweefsel  bloedbestanddelen naar weefsel pbloed < pweefsel  weefselbestanddelen naar bloed weefsel p1 = druk van bloed bij begin haarvatennetwerkp2 = druk van bloed bij einde haarvatennetwerk p1 > p2 !!!

  27. BLOEDDRUK • Bloeddruk wordt beïnvloed door: - Leeftijd (systole druk) - Dag – nacht (systole druk: 120 à 140  70 à 80) - Voeding (zout) - (Spierarbeid)

  28. BLOEDDRUK • Regeling bloeddruk: korte termijn - Baroreceptoren: registreren druk in aorta en halsslagader  Verlaagde druk (rechtstaan) ▫ signaal naar hersenen ▫ kringspiertjes voor doorbloeding weefsels trekken samen ▫ bloed ondervindt meer weerstand ▫ stijging bloeddruk ▫ ev. stijging hartslag

  29. BLOEDDRUK • Regeling bloeddruk: korte termijn - Lage druk receptoren: registreren druk in de hartboezems  Verlaagde druk (rechtstaan) ▫ signaal naar hersenen ▫ grote aders worden samengeknepen

  30. BLOEDDRUK • Regeling bloeddruk: lange termijn - Lage-drukreceptoren + hormonen + nieren  Vb.: volume-toename bloed ▫ Lage-drukreceptoren detecteren hogere druk • Hypofyse produceert minder ADH • Nieren maken meer urine (meer water) ▫ Hartboezems produceren ANP (AtrioNatriuretisch Peptide) • Nieren scheiden meer water en zout af

  31. BLOEDDRUK • Regeling bloeddruk: lange termijn

  32. BLOEDDRUK • Hart-en vaatziekten • Aderverkalking of arteriosclerose Wat? Afzetting van cholesterol op binnenkant bloedvaten Gevolg? Vernauwing  O2-tekortVermindering soepel-heid aders

  33. BLOEDDRUK • Aderverkalking of arteriosclerose Oorzaken? teveel aan cholesterolhoge bloeddrukrokenerfelijke aanlegovergewicht

  34. BLOEDDRUK • Hartinfarct Wat? bloed kan moeilijker door vernauwde kransslagaders  scheurtjes in binnenwand  bloedplaatjes zetten zich hierop vast  bloedklonter  kransslagader afgesloten  deel van hartspier krijgt geen O2 meer  spiercellen sterven af Oorzaak? kransslagaderverkalking

  35. BLOEDDRUK • Beroerte Wat? plotse onderbreking van de bloedstroom naar een deel van de hersenen door bloedklonter in verstopte slagader Oorzaak? hoge bloeddrukhoge cholesterolrokenovergewichtalcoholisme

  36. BLOEDDRUK • Hoge bloeddruk Wat? de bloeddruk ligt boven de normale waarde Oorzaak? aderverkalkingovergewichtrokente zoute voedingerfelijke aanlegangst, stress, woede

  37. BLOEDDRUK • Lage bloeddruk Wat? de bloeddruk ligt onder de normale waarde Oorzaak? te weinig waterte weinig zoutinfectie Gevolg? duizeligheidvermoeidheid

  38. BLOEDDRUK • Genezen of voorkomen? voorkomen: - gevarieerd eten- sporten- niet roken genezen: - bypass of overbrugging  vaattransplantatie- stent  slagaderverwijding- medicatie  bloedklonters oplossen

  39. BLOEDSTOLLING • Bloedstollingssysteem in de vaten: bloed = vloeibaarbuiten de vaten: bloed moet stollen EVENWICHT

  40. BLOEDSTOLLING • 3 componenten - bloedplaatjes: glycoproteïnen aan buitenkant plasmamembraan  vastklitten van bloedplaatjesstollingseiwitten + antistollingseiwitten + groeifactoren - bloedvatwand: vernauwt  bloedstroom vermindert en bloedplaatjes worden geactiveerd - stollingseiwitten: activering en klontering bloedplaatjes + stollingscascade

  41. BLOEDSTOLLING • Bloedplaatjes

  42. BLOEDSTOLLING • Bloedplaatjes niet-geactiveerd geactiveerd

  43. BLOEDSTOLLING • Stollingseiwitten

  44. BLOEDSTOLLING • Stollingsproblemen - trombose: bloedvat afsluiten door bloedprop - hartinfarct: kransslagader afsluiten - herseninfarct: hersenvaten afsluiten - embolie: bloedprop wordt weggevoerd naar ander orgaan - hemofilie: stollingseiwitten ontbreken  inwendige bloedingen

  45. LYMFOMLOOP ENKELE BEGRIPPEN Bloedvatenstelsel – lymfevatenstelsel • Lymfevaten: kanalen van lymfevatenstelsel • Lymfe: weefselvocht (plasma + witte bloedcellen) in lymfvaten • Lymfeknopen: zuiveringsstations ( infecties)

  46. LYMFOMLOOP WERKING • Open systeem • Begint in de weefsels • Lymfevaten groeperen zich in borstbuis  mondt uit in ader van sleutelbeen • Lymfe vloeit in lymfevaten wordt voortgestuwd door druk van omliggende weefsels, in 1 richting door aanwezigheid kleppen

  47. LYMFOMLOOP • Lymfeknopen: ziekteverwekkers onschadelijk maken • Lymfknopen in pakketjes lymfeklierpakket: • A: hals • B: oksels • C: luchtpijp • D: longen • E: darmen • F: bekkenstreek • G: lies

  48. LYMFOMLOOP

  49. LYMFOMLOOP FUNCTIE • Vochtrecuperatie • Verdediging tegen infecties • Transport van vetten van dunne darm naar bloedsomloop

  50. LYMFOMLOOP QUIZ… • Door bloeddruk wordt een waterige vloeistof (1) door de haarvatwand (2) in de weefselruimten geperst. Hoe wordt deze waterige vloeistof in de weefselruimte genoemd? - lymfe - bloedplasma - weefselvloeistof

More Related