1 / 14

H 24: Breakevenanalyse

H 24: Breakevenanalyse. Om meerdere redenen is het belangrijk voor ondernemingen om de breakeven -analyse uit te voeren. Het breakevenpunt geeft die afzet of omzet weer waar er noch winst wordt gemaakt, noch verlies wordt geleden. Waarom willen ondernemingen dat weten?

Download Presentation

H 24: Breakevenanalyse

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. H 24: Breakevenanalyse Om meerdere redenen is het belangrijk voor ondernemingen om de breakeven-analyse uit te voeren. Het breakevenpunt geeft die afzet of omzet weer waar er noch winst wordt gemaakt, noch verlies wordt geleden. • Waarom willen ondernemingen dat weten? • Als een onderneming start is het belangrijk te weten hoeveel afzet of omzet ze moeten maken om winstgevend te zijn. Het 1e jaar verlies leiden kan nog, maar op lange termijn moet er winst gemaakt worden. • Als een bedrijf een nieuw product op de markt wil gaan brengen moeten ze weten of dat nieuwe product op termijn winst oplevert. We kennen de breakeven-afzet (BEA) en de breakeven-omzet (BEO). De BEA wordt weergegeven in aantallen; de BEO in geld. Belangrijke rol in dit hoofdstuk spelen de variabele kosten (VK) en de constante kosten (CK).

  2. Variabele kosten: kosten die reageren op de hoeveelheid. Bijvoorbeeld: grondstof en hulpstof zijn typische voorbeelden van variabele kosten. Je kunt namelijk kijken hoeveel grondstof er in 1 product zit; dan kun je ook berekenen hoeveel grondstof je nodig hebt voor 2 of 10 of 100.000 producten. Ook de lonen worden tot de variabele kosten gerekend. Stukproductie is hier het belangrijkste voorbeeld van. Je kunt echter verdedigen dat de lonen tot de constante kosten zouden behoren. (bijv: een vast maandelijks salaris). We kennen 3 vormen van variabele kosten: 1 degressief variabele kosten 2 progressief variabele kosten 3 proportioneel variabele kosten

  3. 1: Degressief variabele kosten: naarmate de hoeveelheid toeneemt nemen de variabele kosten per stuk af. Stel iemand laat een huis ontwerpen; kosten € 15.000. Als hij dat alleen moet betalen kost hem dat € 15.000; is er nog iemand die datzelfde huis wil laten ontwerpen dan zijn de kosten € 7.500 per persoon.

  4. 2: Progressief variabele kosten: naarmate de hoeveelheid toeneemt nemen de variabele kosten per stuk toe. Als je in Nederland mobiel belt zijn de kosten per gesprek bijvoorbeeld € 0,20 per minuut. Bel je met dezelfde telefoon (mbv dezelfde telefoonlijn) in het buitenland dan moet je € 1,50 betalen per minuut.

  5. 3: Proportioneel variabele kosten: de variabele kosten reageren recht evenredig op de hoeveelheid. Heb je voor 1 product € 14 aan variabele kosten nodig dan heb je voor 2 producten aan variabele kosten 2 x 14 = € 28 nodig. Voor 3 producten 3 x 14 = € 42 Bij het rekenwerk in dit hoofdstuk gaat men uitsluitend uit van proportioneel variabele kosten.

  6. Constante kosten: de constante kosten reageren (binnen grenzen) niet op de productieomvang. Voorbeeld: de huur die je moet betalen voor opslagruimte. Of je er nu 0, 1 of 35.000 producten in opslaat; de huur blijft hetzelfde. Andere typische voorbeelden van CK zijn interestkosten en afschrijvingskosten.

  7. CK reageren binnen grenzen niet op de hoeveelheid. Binnen grenzen? Stel een machine heeft een maximale productiecapaciteit van 5.000 stuks. Zolang je er dus minder maakt dan 5.000 blijven de CK gelijk. Wil je er echter 5.100 maken dan zullen de CK stijgen. Immers je moet een nieuwe machine aanschaffen. Dit noemen we de zogenaamde trapsgewijze constante kosten.

  8. Voorbeeld: • VK per stuk zijn € 30 • CK = € 100.000 • Verkoopprijs per stuk = € 50 De breakeven-afzet (BEA) ligt dus in ieder geval tussen de 1.000 en de 8.000 stuks.

  9. Hoe nu BEA en BEO te berekenen? 1e manier: TO = TK • TO = TK: • TO = 50x • TK = 30x + 100.000 • 50x = 30x + 100.000 • 20x = 100.000 • X = 5.000 stuks (= BEA)……..5.000 x € 50 = € 250.000 (= BEO) Daar waar de 2 lijnen elkaar snijden lees je op de x-as de BEA af. Op de y-as lees je BEO af

  10. Hoe nu BEA en BEO te berekenen? 2e manier: C (p - v) C = constante kosten = € 100.000 P = verkoopprijs per stuk excl btw = € 50 V = variabele kosten per stuk = € 30 (P-V) noemen we de dekkingsbijdrage. 100.000 = 5.000 stuks (BEA)……………………5.000 x € 50 = € 250.000 (= BEO) (50 – 30) Daar waar de lijnen elkaar snijden lees je op de x-as de BEA af. Nadeel van deze grafiek is dat je de BEO niet kunt aflezen op de y-as.

  11. Voorbeeld: De verkoopprijs bedraagt € 65,45 incl. 19% BTW; de productiecapaciteit van de machine bedraagt 80.000 stuks 1: Bereken de VK per stuk. 2: Bereken de CK. 3: Bereken TK bij 55.800 stuks. 4: Bereken de winst (of verlies) bij 36.000 stuks 5: Bereken BEA op 2 manieren. 6: Bereken BEO. 7: Teken de 2 grafieken behorend bij vraag 5 en 6. Geef zo mogelijk BEA en BEO aan in de grafieken. 8: Bij welke omzet haal je een winst van € 185.000?

  12. Antwoorden: 1: 2.700.000 – 2.250.000 = € 25 48.000 – 30.000 Controle: 3.400.000 – 2.700.000 = € 25 76.000 – 48.000 2: 2.700.000 – (48.000 x 25) = € 1.500.000 Controle 2.250.00 – 30.000 x 25 = € 1.500.000 3: 55.800 x 25 + 1.500.000 = € 2.895.000 4: Verkoopprijs excl btw = 65,45/1,19 = € 55 Opbrengst = 36.000 x € 55 = € 1.980.000 Kosten = 36.000 x 25 + 1.500.000 = € 2.400.000 (-/-) Verlies = € 420.000

  13. 5: TO = TK 55x = 25x + 1.500.000 30x = 1.500.000 X = 50.000 (BEA) C/(P-V) 1.500.000/(55-25) = 50.000 (BEA) 6: X = 50.000 (BEA)…. 50.000 x 55 = € 2.750.000 (BEO) 7:

  14. 7: • 8: TO –TK = 185.000 • 55x –(25x + 1.500.000) = 185.000 • 55x -25 x -1.500.000 = 185.000 • 30x – 1.500.000 = 185.000 • 30x = 1.685.000 • X = 56.166,66667……….56.167 stuks • 56.167 x € 55 = € 3.089.185 • C/(P-V) • * (1.500.000 + 185.000)/(55 -25) = 56.167 • * 56.167 x € 55 = € 3.089.185

More Related