1 / 16

Hoofdstuk 15 Verbanden tussen variabelen vaststellen en interpreteren

Hoofdstuk 15 Verbanden tussen variabelen vaststellen en interpreteren. Soorten verbanden tussen twee variabelen (1). Verband: een consistente en systematische koppeling tussen de niveaus of benamingen van twee variabelen. Vier basistypen verbanden tussen twee variabelen: niet-monotoon

azana
Download Presentation

Hoofdstuk 15 Verbanden tussen variabelen vaststellen en interpreteren

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Hoofdstuk 15 Verbanden tussen variabelen vaststellen en interpreteren

  2. Soorten verbanden tussen twee variabelen (1) • Verband: een consistente en systematische koppeling tussen de niveaus of benamingen van twee variabelen. • Vier basistypen verbanden tussen twee variabelen: • niet-monotoon • monotoon • lineair • curvilineair

  3. Soorten verbanden tussen twee variabelen (2) • Niet-monotoon: bij een niet-monotoon verband wordt de aanwezigheid (of afwezigheid) van de ene variabele systematisch gerelateerd aan de aanwezigheid (of afwezigheid) van een andere variabele. • Monotoon: een monotoon verband is een verband waarbij de onderzoeker slechts de algemene richting van de samenhang tussen de twee variabelen kan aanduiden. • Stijgend: de ene variabele neemt toe als de andere variabele toeneemt. • Dalend: de ene variabele neemt toe als de andere variabele afneemt.

  4. Soorten verbanden tussen twee variabelen (3) • Lineair: een rechtlijnige samenhang tussen twee variabelen. • Hier levert kennis van de omvang van de ene variabele automatisch kennis op over de omvang van de andere variabele.

  5. Soorten verbanden tussen twee variabelen (4) • Curvilineaire verbanden: die verbanden waarbij de ene variabele samenhangt met de andere variabele, maar het verband eerder de vorm van een kromme heeft dan van een rechte lijn.

  6. Verbanden tussen variabelen karakteriseren • Aanwezigheid: verwijst naar de vraag of er een systematisch verband bestaat tussen twee variabelen. • Richting: van monotone en lineaire verbanden kan ook de richting van de samenhangen worden beschreven. • Sterkte van het verband:afhankelijk van het soort verband dat wordt onderzocht kan de sterkte van de samenhang tussen twee variabelen worden voorgesteld.

  7. Analyseren van verbanden

  8. Kruistabellen • Kruistabel: een tabel waarin de data worden vergeleken door middel van een indeling in rijen en kolommen. • Frequentie kruistabel • Percentage kruistabel

  9. Chi-kwadraatanalyse (1) • Chi-kwadraatanalyse: bij een chi-kwadraatanalyse (χ2-analyse) bestudeer je de frequenties van twee nominale variabelen in een kruistabel om te bepalen of er tussen de variabelen een niet-monotoon verband bestaat. • Waargenomen frequenties:de feitelijke tellingen in de kruistabel. • Verwachte frequenties:theoretische frequenties die worden afgeleid van deze hypothese van geen verband tussen de twee variabelen.

  10. Chi-kwadraatanalyse (2) • De berekende χ2-waarde:

  11. Chi-kwadraatanalyse (3) • De vorm van de chi-kwadraatverdeling wordt bepaald door het aantal vrijheidsgraden.

  12. Chi-kwadraatanalyse (4) • Hoe je een chi-kwadraatuitkomst interpreteert • Uit de chi-kwadraatanalyse komt de kans naar voren dat de onderzoeker bewijs vindt voor de nulhypothese als hij het onderzoek zeer vele keren zou herhalen met onafhankelijke steekproeven.

  13. Correlatiecoëfficiënten en covariatie • Correlatiecoëfficiënt: een indexgetal dat altijd tussen de -1,0 en +1,0 ligt en de sterkte en de richting van het verband tussen twee variabelen aangeeft. • Covariatie: de hoeveelheid verandering in de ene variabele die systematisch samenhangt met de verandering in de andere variabele.

  14. Vuistregels voor de sterkte van de correlatie

  15. De product-momentcorrelatiecoëfficiënt van Pearson • De product-momentcorrelatiecoëfficiënt van Pearson: hiermee meet je het lineaire verband tussen twee variabelen van interval- en/of rationiveau, zoals de variabelen die worden afgebeeld in een spreidingsdiagram.

  16. Waarschuwingen bij het gebruik van correlaties

More Related