1 / 20

De ontmoeting met Dido, Aeneis 6.440-76

De ontmoeting met Dido, Aeneis 6.440-76. Afvaart van Aeneas. 440 Nec procul hinc partem fusi monstrantur in omnem Lugentes campi; sic illos nomine dicunt. En niet ver hiervandaan worden, zich naar elke kant uitstrekkend, de Rouwende Velden getoond; zo noemen ze deze bij de naam.

Download Presentation

De ontmoeting met Dido, Aeneis 6.440-76

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. De ontmoeting met Dido, Aeneis6.440-76 Afvaart van Aeneas

  2. 440 Nec procul hinc partem fusi monstrantur inomnemLugentes campi; sic illos nomine dicunt.En niet ver hiervandaan worden, zich naar elke kant uitstrekkend, de Rouwende Velden getoond; zo noemen ze deze bij de naam. 440 hinc – vanaf degenen die te vroeg zijn gestorven partem – congr met (in) omnem; bep. bij fusi 441 illos = Lugentes Campi

  3. 442 Hic quos durus amor crudeli tabe peredit secreti celant calles et myrtea circum444 silva tegit; curae non ipsa in morte relinquunt.Degenen, die een harde liefde heeft verteerd met wreed wegkwijnen, verbergen hier afgelegen bospaden en hen bedekt een bos van mirte rondom; de zorgen / het liefdesverdriet verlaten hen zelfs niet in de dood. 442 quos – relativum zonder antecedent (degenen, die…) quos … peredit – lijd. vw. bij celant mirte = soort struik 444 cura – zorg, maar ook: liefdesverdriet

  4. 445 His Phaedram Procrinque locis maestamque Eriphylencrudelis nati monstrantem vulnera cernit,447 Euadnenque et Pasiphaen; Op deze plekken ziet hij Phaedra en Procris en de droeve Eriphyle, terwijl ze de wonden van haar wrede zoon laat zien, en Euadne en Pasiphae. 445 his locis = Campi Lugentes, waar de slachtoffers van ongelukkige liefdes huizen Phaedra – werd verliefd op haar stiefzoon Hippolytus, maar pleegde zelfmoord toen hij haar afwees Procris – werd per ongeluk gedood door de speer van haar man Cephalus Euriphyle – gedood door haar zoon, nadat zij haar man had verraden; schim had uiterlijk van het moment dat hij stierf, vandaar de wonden. 446 crudelis nati – gen. subiectivus (hij heeft haar verwond; is dus een soort onderwerp van vulnera)

  5. Eriphyle verraadt voor deze ketting de schuilplaats van haar man; hij moet nu mee naar Thebe en zal in deze strijd sterven. Poseidon zorgde ervoor dat Pasiphae verliefd werd op een stier, omdat haar man (koning Minos van Kreta) deze stier niet aan hem had geofferd. Pasiphae liet de uitvinder Daedalus een ‘kunstkoe’ ontwerpen, zodat ze zich als koe kon verkleden en de stier kon ontmoeten. Zo werd zij d emoeder van de Minotaurus.

  6. 447 his Laodamia it comes et iuvenis quondam, nunc femina, Caeneus449 rursus et in veterem fato revoluta figuram.Met hen mee gaat Laodamia als metgezel en Caeneus, eens een jongeman, nu weer een vrouw en door het lot in haar oude gedaante veranderd. 447 his – de ongelukkige geliefden Laodamia – pleegde zelfmoord na de dood van haar man Protesilaos in de strijd om Troje. 448 comes – praedicatief 449 in veterem figuram – nl. als vrouw

  7. Poseidon (met paard en drietand) en Caenis Caeneus behoorde tot de Lapithen, een volk in Thessalië (dat beroemd is geworden door hun strijd tegen de Centauren). Caeneus was eerst een vrouw (Caenis) en Poseidon was verliefd op haar, maar ze wilde graag een strijder zijn en vroeg Poseidon haar in een man te veranderen. Als man werd hij onoverwinnelijk in de strijd en immuun voor wapens. Helaas ging Caeneus te ver: hij was zo trots op zijn krijgskunst, dat hij eiste, dat zijn speer zou worden vereerd als god.

  8. Zeus zoekt een manier om Caeneus te straffen voor deze heiligschennis. Hij vindt een gelegenheid, als de Lapithen tegen de Centauren vechten. Nadat Caeneus één van de Centauren heeft gedood, die aan haar vechtkunsten twijfelde, omdat hij wist dat hijj een vrouw was geweest, wordt hij door de Centauren gestenigd.

  9. 450 Inter quas Phoenissa recens a vulnere Dido errabat silva in magna; Onder hen dwaalde de Phoenicische Dido, vers door haar wond, in het grote bos. 450 quas – rel. aansl.; Dido is ook gestorven na een ongelukkige liefde, al is haar rol vergeleken met de andere voorbeelden anders; zij is volkomen slachtoffer van het plan van de goden en er valt haar zelf niets te verwijten Phoenissa – de Phoeniciërs kwamen uit de buurt van Libanon; handelsvolk; Carthago was een kolonie van hen. recens a vulnere – alsof ze net is gestorven (maar Aeneas is al enkele maanden weg); vulnus is letterlijk (wond van het zwaard waarmee ze zelfmoord had gepleegd), maar ook figuurlijk (liefdesverdriet) 451 _ _  _ _ x _ _  _ errabat silva in magna Veel lange letter-grepen; ze gaat maar langzaam / droef voort;

  10. 451 quam Troius heros ut primum iuxta stetit agnovitque per umbras453 obscuram, Zodra de Trojaans held naast haar stond en herkende, duister in de schaduwen, 451 quam – rel. aansl (=Dido) Troius hero = Aeneas (451) hero en (450) Dido staan achteraan in de zin; ze zijn gescheiden. Ook nadrukkelijk hun afkomst erbij (Phoenissa; Troius): ze horen niet bij elkaar. 453 obscuram - enjambement

  11. 453 qualem primo qui surgere menseaut videt aut vidisse putat per nubila lunam,als iemand die bij aan het begin van de maand ofwel de maan ziet opkomen of meent dat hij ‘m heeft gezien door de wolken heen, 453 qualem – begin van vergelijking. Wat zijn de 3 delen van de vergelijking? 1. Aeneas 2. vgl. met iemand die maan meent te zien 3. Hij weet niet zeker of hij Dido (maan) ziet: (453) obscuram; (454) vidisse putat

  12. 455 demisit lacrimas dulcique affatus amore est: ‘Infelix Dido, verus mihi nuntius ergo457 venerat exstinctam ferroque extrema secutam?liet hij z’n tranen lopen en heeft met zoete liefde haar toegesproken: ‘Ongelukkige Dido, een wáár bericht had mij dus bereikt, dat jij gestorven was en door het zwaard de dood hebt nagestreefd? 455 dulci – congr met amore 456 verus – Aeneas had wel geruchten gehoord van de dood van Dido, maar wist tot nu toe niet of het waar was; nu wel, nu hij haar schim ontmoet. 457 exstinctam / secutam: ellips van te en esse AcI bij nuntius venerat;

  13. 458 Funeris heu tibi causa fui? Per sidera iuro, per superos et si qua fides tellure sub ima est,460 invitus, regina, tuo de litore cessi.Ben ik voor jou van je dood, ach, de oorzaak geweest? Bij de sterren zweer ik, bij de goden en als er een of andere trouw diep onder de aarde is, tégen mijn zin, koningin, ben ik van jouw kust weggegaan. 458 tibi – ook te vertalen als dativ. possessivus (jouw dood) funeris … fui? – niet helemaal retorische vraag; Aeneas weet niet zeker of zij om hem zelf- moord heeft gepleegd (al heeft hij wel een vermoeden) 458-459 trikolon: per sidera / per superos / si … est 459 qua = aliqua si … est: Aeneas twijfelt er dus aan of er zoiets als trouw in de Onderwereld bestaat 460 invitus – kern van zijn boodschap: hij wílde niet van haar weg, maar móést (moest nieuwe stad stichten v. goden – zie 461 sed...)

  14. 461 Sed me iussa deum, quae nunc has ire per umbras, per loca senta situ cogunt noctemque profundam,463 imperiis egere suis;Maar de bevelen van de goden, die me nu dwingen door deze schaduwen te gaan langs plekken ruig door schimmel en [door] donkere nacht, hebben met hun bevelen me ertoe gebracht / voortgedreven. 461 deum = de Penaten van Troje voor wie hij een nieuwe stad moest stichten 463 egere – welke vorm van welk werkwoord? 3e mv perfectum van agere (agere, egi, actus) Aeneas draagt z’n vader én de Penaten bij zijn vlucht uit Troje; deel van beeld van Bernini

  15. 463 nec credere quivihunc tantum tibi me discessu ferre dolorem.en niet kon ik geloven dat ik jou dit zo grote verdriet aandeed door m’n vertrek. 464 hunc tantum – congr. met dolorem; hyperbaton; door uiteenplaatsing nadruk op hunc tantum: het verdriet is heel erg groot. me ferre - AcI Dido wordt gek, als ze door het raam de vloot van Aeneas ziet vertrekken.

  16. 465 Siste gradum teque aspectu ne subtrahe nostro. Quem fugis? Extremum fato quod te alloquor hoc est.’Houd je pas in en onttrek je niet aan mijn blik. Wie ontvlucht je? Het laatste door het lot, dat ik tot je spreek, is dit.’ 465 Let op woordplaatsing: te en nostro ver uit elkaar: het gaat niet meer goed komen. Waarom kan dat ook niet? Verhaal v. Dido-Aeneas wordt door Romeinen gezien als verklaring voor ruzie met Carthago; kan niet ineens veranderen nostro – dichterlijk meervoud 466 quem fugis? Echo van zin uit boek 4, waar Dido aan Aeneas hetzelfde vraagt, als hij weg moet (alleen zegt zij: Quem fugis? Me fugis?)

  17. 467 Talibus Aeneas ardentem et torva tuentemlenibat dictis animum lacrimasque ciebat.Met zulkewoorden probeerde Aeneas haar ziel, terwijl die brandde (van woede) en nors keek, milder te stemmen en wekte tranen op. 467 talibus – congr. met (468) dictis - hyperbaton ardentem / tuentem – congr. met animum (bedoeld is Dido) 468 chiasme: lenibat animum (pv – lijd vw) lacrimas ciebat (lijd vw – pv) lacrimas – dus ze hoort hem wel en is onder de indruk Scène uit een opvoering van de opera Dido en Aeneas van Henry Purcell.

  18. 469 Illa solo fixos oculos aversa tenebat nec magis incepto vultum sermone movetur471 quam si dura silex aut stet Marpesia cautes.[Maar] zij hield haar ogen op de grond gericht, zich afwendend, en niet meer werd zij door het begonnen gesprek wat betreft haar gezicht bewogen dan als er een harde steen of een Marpesische rots zou staan 469 illa = Dido solo – abl van solum – grond aversa – ppp van avertere / averti (het deponens van dit ww. wordt vaak reflexief gebruikt = met ‘zich’) 470 vultum – acc. respectus 471 quam si – begin van vergelijking. Geef de delen. 1. Dido 2. Steen (silex) of Marp. rots (Marpesia cautes) 3. Niet te vermurwen (nec movetur, dura) Van de berg Marpessus op Paros kwam heel hard marmer.

  19. 472 Tandem corripuit sese atque inimica refugit in nemus umbriferum, coniunx ubi pristinus illirespondet curis aequatque Sychaeus amorem.Eindelijk snelde ze weg en vijandig vluchtte ze naar het schaduwrijke woud, waar haar vroeger echtgenoot Sychaeus haar liefde beantwoordt en haar liefde evenaart. 473 inimica – dus ze heeft Aeneas niet vergeven 473 coniunx pristinus = Sychaeus, haar man toen ze nog in Tyrus (Phoenicië) woonde; werd gedood door haar broer Pygmalion die zijn geld wilde. Eigenlijk hoort Sychaeus niet in dit deel van onderwereld (niet gestorven aan ongelukkige liefde). Maar maakt extra duidelijk, dat er geen kans is dat het goed komt: Dido zoekt toevlucht bij een ander.

  20. 475 Nec minus Aeneas casu percussus iniquo prosequitur lacrimis longe et miseratur euntem.En niet minder geschokt door het onrechtvaardige lot volgt Aeneas haar met zijn ogen met tranen (huilend) van ver en beklaagt haar, terwijl ze daar gaat. 475 casu iniquo – wat wordt bedoeld? het verdriet van Dido, die lijdt onder de beslissingen van de goden; had ze niet verdiend. 476 lacrimis – nl. van Aeneas longe – bijwoord van longus euntem – ppa van ire; bedoeld is Dido

More Related