1 / 44

Cursus Kynologische Kennis 1

Cursus Kynologische Kennis 1. Erfelijkheidsleer (Genetica). Eindtermen erfelijkheidsleer KK1. Kandidaat kent de algemene bouw van cellen en de basisprincipes van erfelijkheid. K. kent de algemene bouw en functies van cellen en de celdeling. Celmembraan, kern, cytoplasma en celorganen.

nayef
Download Presentation

Cursus Kynologische Kennis 1

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Cursus Kynologische Kennis 1 Erfelijkheidsleer (Genetica) Cursus KK1 Genetica

  2. Eindtermen erfelijkheidsleer KK1 • Kandidaat kent de algemene bouw van cellen en de basisprincipes van erfelijkheid. • K. kent de algemene bouw en functies van cellen en de celdeling. • Celmembraan, kern, cytoplasma en celorganen. • Lichaamsbouwstenen, stofwisseling, groei, voortplanting, bewegen en specialisatie. • Meiose en mitose Cursus KK1 Genetica

  3. Eindtermen erfelijkheidsleer KK1 • K.kent de basisprincipes van erfelijkheid • Celdeling, doorgifte erfelijke eigenschappen • Wetten van Mendel • K. kent terminologie en de betekenis hiervan met betrekking tot vererving • Genotype, fenotype, homozygoot, heterozygoot, dominantie en recessiviteit, incomplete dominantie, mutaties, geslachtgebonden vererving. Cursus KK1 Genetica

  4. De cel Een cel bestaat uit: • een klompje slijmerige vloeistof met daarin een aantal stoffen en kleine celstructuren (= celorganellen) waaronder de celkern; dit noemen we het protoplasma, omgeven door een celmembraan (semi-permeabel) Protoplasma = cytoplasma + kern Cursus KK1 Genetica

  5. Mitochondriën Celmembraan Kernmembraan Chromatine- Kern korrels Lichaampje van Barr Centrosoma Nucleolus De cel (eenvoudig schema) Cursus KK1 Genetica

  6. De dierlijke cel Cursus KK1 Genetica

  7. De celmembraan Regelt: • de opwekking van de energie • aanvoer van brandstof en zuurstof • de afvoer van afvalstoffen • Celmembraan van dierlijke cellen • twee lagen vetmoleculen + eiwitmoleculen • Celmembraan van plantaardige cellen • dikker celmembraan • extra laag cellulose • tweede verdikkingslaag bestaande uit: • lignine • kiezel Cursus KK1 Genetica

  8. De celmembraan Cursus KK1 Genetica

  9. Cytoplasma • Bestaat uit: • 75% water • eiwitten, vetzuren, suikers, zouten, mineralen, en enzymen • celorganellen (m.u.v. de kern) In het cytoplasma vindt metabolisme plaats: • katabolisme • verbranding (warmte), opwekken van energie o.a. in de vorm van adenosine-tri-phosphaat (ATP) • anabolisme • opbouw van stoffen b.v. eiwitten, enzymen enz. Cursus KK1 Genetica

  10. (Cel)kern • Regelt alle levensprocessen van de cel: • stofwisseling (metabolisme) • groei • vermenigvuldiging • specialisatie Cursus KK1 Genetica

  11. (Cel)kern • Onderdelen van de kern • chromatinekorrels: • bevat het erfelijk materiaal (eiwitten en desoxyribose-nucleic-acid (DNA)) • lichaampje van Barr (alleen vrouwelijke dieren) • nucleolus (kernlichaampje) • Kernmembraan • de kernwand is dubbelwandig met tal van kleine openingen t.b.v. uitwisseling informatie Cursus KK1 Genetica

  12. Celorganellen • Mitochondriën • stofwisseling • de in koolhydraten en vetten aanwezige energie overdragen aan ATP en zo ter beschikking stellen van energievragende reacties in de cel • Golgi-apparaat • afvoer afvalstoffen • Lysosomen • bevatten verteringsstoffen Cursus KK1 Genetica

  13. Celorganellen • Endoplasmatisch reticulum (ER) • afweer van ziektekiemen en bacteriën • (ruw ER) = met ribosomen; hier worden eiwitmoleculen samengesteld, onder invloed van RNA • (glad ER) = zonder ribosomen; buisvormige vacuolen (= blaasjes) die vetten en vetachtige stoffen vormen • Centrosoma • bevat twee centriolen • poollichaampjes in de cel • nemen de leiding bij de celdeling Cursus KK1 Genetica

  14. Celfysiologie • Fysiologie • taken en functie van het leven • Celfysiologie • vermogen tot stofwisseling (komt energie vrij) • vermogen tot voortplanting door de celdeling bijv. 1 cel – 2 – 4 – 8 cellen enz. • vermogen tot beweging bijv. zaadcel, spiercel, witte bloedlichaampjes • vermogen tot specialisatie bijv. het ontstaan van diverse weefsels Cursus KK1 Genetica

  15. Celdeling • Amitose (directe celdeling) • eencellige organismen • bacteriën (plantaardig) • protozoa (dierlijk) • Mitose (indirecte celdeling) • meercellige organismen • planten • dieren • Meiose (reductiedeling) • geslachtscellen (gameten) Cursus KK1 Genetica

  16. Amitose Cursus KK1 Genetica

  17. Mitose Cursus KK1 Genetica

  18. Mitose eicel en spiercel Cursus KK1 Genetica

  19. Mitose Meiose Cursus KK1 Genetica

  20. Vorming gametenTetra-deling (= meiose gevolgd door mitose) 2 x 39 Meiose 1 x 39 Mitose 1 x 39 39 = aantal paren chromosomen bij de hond Cursus KK1 Genetica

  21. Wetten van Mendel (1e wet) • Uniformiteitsregel (gelijkvormigheidsregel) Bij een kruising van twee homozygote dieren, die in één eigenschap met elkaar verschillen, bezitten alle individuen van de F1-generatie hetzelfde uiterlijk (zijn fenotypisch gelijk). ZUIVER ZWART x zuiver bruin= 100% ONZUIVER ZWART BB xbb Bb–Bb–Bb– Bb Cursus KK1 Genetica

  22. Dominantieregel Alle nakomelingen in de F1 zien er hetzelfde uit als de dominante ouder. • Reciprociteitregel (omkeerregel) Bij een kruising maakt het niet uit welk dier de vader of de moeder is: bijv. of de vader zwart en moeder bruin is of de vader is bruin en de moeder zwart; de uitkomst is gelijk, de eigenschappen zijn reciproque t.o.v. elkaar. • N.B. Bij geslachtsgebonden vererving gaat deze regel niet op. Cursus KK1 Genetica

  23. Wetten van Mendel (2e wet) • Splitsingsregel • Bij inteelt van de F1-generatie ontstaat een F2-generatie, waarbij een splitsing van de eigenschappen is opgetreden in de verhouding 3:1 (1:2:1 is de verhouding genotypisch) • 75% (3/4) van de individuen vertoont de eigenschap van de ene (dominante) grootouder • 25% (1/4) van de individuen vertoont de eigenschap van de andere (recessieve) grootouder onzuiver zwartxonzuiver zwart Bbx Bb= BB - Bb- Bb- bb 25%zuiver zwart- 50%onzuiver zwart- 25%zuiverbruin Cursus KK1 Genetica

  24. Wetten van Mendel (3e wet) • Onafhankelijkheidsregel • Wanneer men twee individuen met elkaar kruist, die in meer dan één factor met elkaar verschillen, dan erven deze factoren onafhankelijk van elkaar over. • (B = dominant zwart en b = recessief bruin) • (S = dominant korthaar en s = recessief langhaar) • P-generatie BBSS x bbss • zuiver zwart-kortharig x zuiver bruin-langharig = • F1-generatieBbSs - BbSs - BbSs - BbSs • dus 100% onzuiver zwart en onzuiver kortharig Cursus KK1 Genetica

  25. 3e wet van Mendel(dambord-schema) • Bij inteelt van de F1-generatie naar de F2-generatie (BbSs x BbSs) krijgt men: Cursus KK1 Genetica

  26. fokzuiver zwart x fokzuiver zwart fokzuiver bruin x fokzuiver bruin 100% fokzuiver zwart 100% fokzuiver bruin fokonzuiver zwart x fokonzuiver zwart fokzuiver zwart x fokzuiver bruin 100% fokonzuiver zwart 25% fokzuiver zwart 50% fokonzuiver zwart 25% fokzuiver bruin Monohybride kruising 1 Cursus KK1 Genetica

  27. fokzuiver zwart x fokonzuiver zwart 50% fokzuiver zwart 50% fokonzuiver zwart fokzuiver bruin x fokonzuiver zwart 50% fokonzuiver zwart 50% fokzuiver bruin Monohybride kruising (2) Cursus KK1 Genetica

  28. Geslachtsbepaling • Vrouwelijk chromosoom = X • Mannelijk chromosoom = Y De combinatie bepaalt of het een mannelijk (XY) of vrouwelijk (XX) dier wordt. • Dus XX – XX – XY – XY 50% teef en 50% reu Cursus KK1 Genetica

  29. Geslachtsgebonden eigenschappen • Dit zijn eigenschappen waarvan het gen op de geslachtschromosomen ligt bijv. bloederziekte (hemofilie) of bij de mens kleurenblindheid. • Vrouwelijke individuen: • XX = gezonde teef • Xx = draagster gen bloederziekte (niet ziek) • xx = bloederzieke teef (zeldzaam) • Mannelijke individuen: • XY = gezonde reu • xY = bloederzieke reu Cursus KK1 Genetica

  30. Geslachtsbeperkteeigenschappen • Genen, die deze eigenschappen bepalen, liggen op de normale chromosomen bij zowel de reu als de teef. • Kunnen niet tot uiting komen door ontbreken van de doelorganen bij de reu of de teef, bijv.: • Melkgift (niet bij de reu) • Cryptorchisme/monorchisme (niet bij de teef) • Nestverzorging (niet bij de reu) Cursus KK1 Genetica

  31. Mutaties • Spontane, sprongsgewijze, blijvende verandering in het erfelijk materiaal. • Gen-mutatie (erfelijk) • A  a = verliesmutatie • a  A = winstmutatie • Chromosoom-mutatie (erfelijk) • breken van chromosomen; daarna wel of niet aanhechten van delen van het chromosoom • Genoom-mutatie (erfelijk) • chromosomen vermeerderen zich • Somatische mutatie (niet erfelijk) • mutatie in bepaalde lichaamscel(len) Cursus KK1 Genetica

  32. Intermediaire vererving • Bij intermediaire vererving hebben de beide genen invloed op het uiterlijk; er ontstaat a.h.w. een nieuwe eigenschap • Bijv.: blue merle Cursus KK1 Genetica

  33. Intermediaire vererving • blue merle x blue merle (Mm x Mm) • 25% MM (wit) + 50% Mm (blue merle) + 25% mm (tricolour) • tricolour x blue merle (mm x Mm) • 50% mm (tricolour)+50% Mm (blue merle) • wit x blue merle (MM x Mm) • 50% MM (wit) + 50% Mm (blue merle) • wit x tricolour (MM x mm) • 100% Mm (blue merle) • MM (wit) noemen we “subletale erffactor”, d.w.z. geeft verminderde levensvatbaarheid.Dus ethisch niet verantwoord. Cursus KK1 Genetica

  34. Incomplete dominantie • Bij incomplete dominantie hebben de beide genen invloed op het uiterlijk. Bij incomplete dominantie zijn beide eigenschappen naast elkaar te herkennen bijv.: • gestroomd met masker Cursus KK1 Genetica

  35. = X Incomplete dominantie • Gestroomd x Geel met masker Ebr x Em 100% EbrEm (gestroomd met masker) • Bij zowel de intermediaire vererving als de incomplete dominantie is de genotypische verhouding gelijk aan de fenotypische verhouding nl. 1 : 2 : 1. Cursus KK1 Genetica

  36. Letale dominante factor Naakthond x Naakthond (Nn x Nn) 25% NN - 50% Nn - 25% nn Nn = Naakthond nn = zgn. Powder-Puff NN = † (Letale dominante factor, worden vaak niet geboren) Ethisch! Niet Nn x Nn Bij Nn x nn geen letale factor 50% Nn en 50% nn Cursus KK1 Genetica

  37. Wegfokken van dominante eigenschappen • Gebruik alleen maar die honden die de gewenste recessieve eigenschap laten zien. • Bijv. om alleen zuiver bb (lever) te krijgen GEEN zwarte (BB of Bb) honden gebruiken. Cursus KK1 Genetica

  38. Wegfokken van recessieve eigenschappen • Moeilijk, want we kunnen niet zien of de dominante eigenschap homozygoot of heterozygoot aanwezig is. • Bijv. een zwarte hond (BB of Bb) kan toch de recessieve factor bij zich hebben, dus blijven er altijd wel recessieve factoren uit rollen. Cursus KK1 Genetica

  39. Aangeboren • Bij de geboorte aanwezig; zegt niets over de vererving • Allelenpaar • Genen op een overeenkomstig locus, die tezamen een eigenschap bepalen • Chromosoom • Een draad in de celkern, samengesteld uit het basismateriaal DNA (= drager van de erfelijke eigenschappen) • Crossing-over • Het verbreken van de koppeling van genen, die op hetzelfde chromosoom liggen, door het breken van het chromosoom Cursus KK1 Genetica

  40. Diploïd • Cellen van organismen hebben in zijn algemeenheid een dubbele set chromosomen, één set van elk van beide ouders; zo'n cel noemt men diploïd • Dominant • Het ene gen overheerst het andere, bijbehorende gen op dezelfde locus • F1 / F2 / etc. (nakomeling; filium = kind) • F1 - eerste generatie na P (kinderen; p = parens = ouder) • F2 - tweede generatie na P (kleinkinderen) Cursus KK1 Genetica

  41. Fenotype • Genotype + milieu = fenotype (= wat je ziet) • Factorenkoppeling • Afhankelijke vererving omdat de genen op hetzelfde chromosomenpaar liggen • Gameet • De geslachtscel (zaadcel of eicel); bevat de helft van het aantal chromosomen • Gen • De drager van een erfelijke eigenschap; een keten van genen vormt een DNA-molecuul Cursus KK1 Genetica

  42. Genotype • Het totale pakket van genen (alle erfelijke materiaal) van een individu, zonder beïnvloeding door het milieu • Haploïd • Een voortplantingscel (= gameet) heeft slechts één set chromosomen; dat heet haploïd • Heterozygoot • Ongelijkheid van de beide genen van een allelenpaar of (fok)onzuiverheid • Homozygoot • Gelijkheid van beide genen van een allelenpaar of (fok)zuiverheid Cursus KK1 Genetica

  43. Intermediair • Beïnvloeding van beide genen van een allelenpaar, zodanig dat een verzwakking optreedt van de ene en een versterking van de andere factor. Tussenvorm is zichtbaar (= a.h.w. een nieuwe eigenschap). • Locus • De plaats van een gen op een chromosoom • Mutatie • Spontane, sprongsgewijze, blijvende verandering in het erfelijk materiaal. • Onvolkomen (incomplete) dominantie • Beide genen van een allelenpaar hebben zichtbaar invloed op het fenotype (ook intermediair). Cursus KK1 Genetica

  44. P-generatie (p = parens) • De ouders van een nest puppy’s • Raszuiverheid • Homozygotie in alle raskenmerken van het individu • Recessief gen • Wordt onderdrukt door dominant gen; kan pas tot uiting komen als allebei de ouders het recessieve gen doorgegeven hebben aan het dier • Zygote • Bevruchte eicel Cursus KK1 Genetica

More Related