1 / 29

In gesprek met Job Nascholing HDGI Pierre Van Hecke

In gesprek met Job Nascholing HDGI Pierre Van Hecke. Opbouw van boek Job. Job vervloekt zijn geboorte (3) Dialoog Job en drie vrienden (4-26) Jobs afsluitend betoog (27-31) Vierde vriend (32-37) Dialoog God en Job (38-42,6). Proloog (1-2) Dialoog Epiloog (42,7-17). Proloog .

mabyn
Download Presentation

In gesprek met Job Nascholing HDGI Pierre Van Hecke

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. In gesprek met JobNascholing HDGIPierre Van Hecke

  2. Opbouw van boek Job • Job vervloekt zijn geboorte (3) • Dialoog Job en drie vrienden (4-26) • Jobs afsluitend betoog (27-31) • Vierde vriend (32-37) • Dialoog God en Job (38-42,6) • Proloog (1-2) • Dialoog • Epiloog (42,7-17)

  3. Proloog Job 1:1 Eens leefde er in Us een onberispelijk en rechtschapen man die Job heette; hij vreesde God en hield zich ver van het kwaad. 2 Hij had zeven zonen en drie dochters en 3 hij bezat zevenduizend stuks kleinvee, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen, en zeer veel dienaren: hij was de rijkste man van heel het Oosten.

  4. Proloog: de weddenschap 8 `Wel,' vroeg de HEER, `hebt u ook gelet op Job, mijn dienaar? Op aarde is er geen tweede zoals hij; onberispelijk, rechtschapen, hij vreest God en houdt zich ver van het kwaad.' 9 De satan antwoordde: `Hij vreest God niet voor niets! 10 U hebt immers hemzelf, zijn familie en heel zijn bezit aan alle kanten omgeven en beschermd, U zegent alles wat hij onderneemt, en in het land grijpt zijn bezit steeds verder om zich heen. 11 Maar pak hem eens aan, tref hem in alles wat hij heeft: wedden dat hij U vervloekt in uw gezicht.'

  5. Epiloog 12 En de HEER zegende het latere leven van Job nog meer dan het vroegere; hij had veertienduizend schapen en geiten in bezit, zesduizend kamelen, duizend span runderen en duizend ezelinnen. 13 Zeven zonen kreeg hij nog en drie dochters. 14 De eerste noemde hij Jemima, de tweede Kesia, de derde Keren-Happuk. 15 Van de vrouwen in het hele land waren de dochters van Job de mooiste. Zij kregen van hun vader, net als hun broers, grond in bezit. 16 Daarna leefde Job nog honderdveertig jaar; hij zag zijn kinderen en kleinkinderen tot in de vierde generatie. 17 Toen stierf Job oud en hoogbejaard.

  6. Opbouw van boek Job • Job vervloekt zijn geboorte (3) • Dialoog Job en drie vrienden (4-26) • Jobs afsluitend betoog (27-31) • Vierde vriend (32-37) • Dialoog God en Job (38-42,6) • Proloog (1-2) • Dialoog • Epiloog (42,7-17)

  7. Dialogen Job – vrienden • 3-26: Job en drievrienden • troost (8:5-7) • twijfel (11:13-16) • beschuldiging (22:2-11) • 27: Jobs eed van integriteit (2-7) • 28: Lied over de Wijsheid • 29-31: Jobs laatstemonoloog (herinnering – klacht – eed)

  8. Retributieprincipe “God” Goed handelen Voorspoed = zegen Slecht handelen Lijden = straf

  9. Vrienden: eerste ronde 5 Maar als jij God zoekt, om zijn genade smeekt, 6 en je bent werkelijk onschuldig en rechtschapen, dan komt Hij voor je op, en verzekert je van de plaats die je verdient. 7 Groot zal je toekomst zijn, groter dan je verleden. 8 Vraag het de vorige generatie, informeer naar hun ervaring. 9 Wij zijn van gisteren, weten niets, ons leven hier is vluchtig als een schaduw. 10 Zullen zij jou niet onderrichten en woorden spreken uit hun hart? 11

  10. Vrienden: tweede ronde 13 Maar jij, bezin je, strek je armen uit naar God. 14 Als je kwaad hebt bedreven, doe het weg, geef het geen onderdak; 15 dan kun je weer fier uit je ogen kijken, ben je zonder smet, vaststaand als een beeld, onbedreigd, 16 je ellende zul je vergeten; je zult het je herinneren als water dat voorbij is gestroomd. 17 Je wereld straalt glanzender dan de middagzon, duisternis wordt dageraad, 18 zelfbesef keert terug, want er is weer hoop; 's avonds loop je de ronde en je gaat rustig naar bed; 19 's nachts zal niemand je wakker laten schrikken, iedereen zoekt vriendschap met je. (Job 11)

  11. Vrienden: derde ronde 4 Maar als Hij je voor het gerecht daagt en met jou in het geding treedt, gebeurt dat dan vanwege je vroomheid? 5 Is het niet vanwege je slechtheid, omdat je schuld geen grenzen kent, 6 omdat je onredelijk onderpand eist van je naaste, armen uitkleedt, 7dorstigen een dronk weigert, hongerigen geen brood geeft 8 !!- ja, de sterken hebben de macht, brutalen de halve wereld !!- 9 omdat je weduwen wegstuurt zonder iets en de bedelhanden van wezen leeg laat. 10 Daarom kun je geen kant meer uit en word je door angst overvallen. (Job 22)

  12. Job: onschuld 2 `Bij de levende God die me mijn recht onthoudt, bij de Almachtige die mijn leven vergalt: 3 zolang ik leef, zolang Gods adem mij bezielt, 4 zullen mijn lippen niet liegen, zal mijn tong geen onwaarheid spreken. 5 Nooit in eeuwigheid zal ik jullie bijvallen, tot mijn laatste snik kom ik op voor mijn onschuld. 6 Rechtvaardig ben ik, dat houd ik vol; geen dag van mijn leven kan mij iets verwijten. 7 Nog liever zou ik volhouden: mijn tegenstander staat in het ongelijk, mijn vijand is de schuldige. 8 Immers, wat mag ik als zondaar verwachten? God snijdt je weg, God eist je leven op. 9 Of denk je dat God naar zondaars luistert, hun noodkreet Hem bereikt? (Job 27)

  13. Retributieprincipe “God” Goed handelen Voorspoed = zegen Job Slecht handelen Lijden = straf vrienden

  14. Job: God voor het gerecht (Job 13) 17 Luister goed naar mij, zet je oren open, 18 Zie, hierbij open ik een rechtszaak, want ik weet dat ik in mijn recht sta.19 Als iemand mijn argumenten weerlegt, dan zwijg ik en geef ik mij gewonnen. 20 Maar twee dingen vraag ik om niet voor U te hoeven wegkruipen: 21 haal uw hand boven mij weg, bedreig mij niet: 22 houd uw pleidooi, en ik zal antwoorden of ik zal spreken en u antwoordt (Laat mij spreken en spreek mij niet tegen). 23 Hoe talrijk zijn mijn misstappen, mijn zonden? Leer ze mij kennen. 24 Waarom keert U zich af van mij en behandelt U mij als uw vijand?

  15. Gods antwoord (38-41) 2 `Wie waagt het daar, mijn bestel met woordenkraam te verdoezelen? 3 Weer u als een man, want Ik ga u vragen stellen, u geeft antwoord. 4 Waar was u toen Ik de aarde begon te bouwen? Spreek op als u zoveel weet. 5 Wie stelde de afmeting vast, u weet dat toch, wie bepaalde de maten? 6 Waarop werden haar zuilen neergelaten? Wie plaatste de sokkels 7 onder het eenstemmig gejuich van de ochtendsterren en het gejubel van alle zonen van God? 8 Waar was u toen de zee haar poorten beukte, onstuimig los wilde breken uit de moederschoot, 9 toen Ik haar kleedde in wolken en hulde in windsels van ochtendslierten, 10 toen Ik haar paal en perk stelde, de poort vergrendelde 11 en zei: "Tot hier en niet verder, hier breken uw trotse golven?"

  16. Jobs antwoord aan God Inderdaad, U kunt alles, voor U is niets onuitvoerbaar. 3 Hoe durft onze kortzichtigheid uw plan te verdoezelen? En ik maar spreken zonder iets te weten, over wondere dingen die ik niet begreep, 4 en dan nog in de trant van: luister, ik zal spreken, ik stel vragen, probeer eens te antwoorden. 5 Alleen van horen zeggen kende ik U, nu heb ik U gezien met eigen ogen. 6 Alles herroep ik, over alles heb ik spijt, zittend in stof en as.'

  17. Gods antwoord aan de vrienden (42) 7 Na zijn woorden tot Job richtte de HEER zich tot Elifaz, de Temaniet: `Zeer ontstemd ben Ik over u en uw beide vrienden, want u hebt niet juist gesproken over/tot mij (u hebt van Mij niet zo'n zuiver beeld gegeven als mijn dienaar Job). 8 Haal daarom zeven jonge stieren en zeven rammen, ga daarmee naar mijn dienaar Job, draag een brandoffer op voor uzelf, en mijn dienaar Job zal voor u bidden. Wellicht ben Ik hem ter wille; dan zal Ik u niet straffen voor uw dwaasheid, ofschoon u hebt niet juist gesproken over/tot mij (uvan Mij niet zo'n zuiver beeld hebt gegeven als mijn dienaar Job.‘)

  18. Relevantie? Retributieprincipe actueel? Gods plaats daarin?

  19. Job spreekt over zijn lijden 1. Inleiding Cognitieve linguïstiek 2. Metaforen in de beschrijving van lijden 3. Metaforen in Job 4. Relevantie

  20. 1. Cognitieve linguïstiek • Sinds jaren 80 • Taal als reflectie van manier waarop mensen denken • Metafoor heeft centrale rol:“A begrijpen in termen van B” • bv. leven begrijpen als een weg Structureel en essentieel

  21. 2. Metaforen voor lijden • Ervaring van lijden zeer concreet • Conceptualisatie ervan is moeilijk • gebruik metaforen • Benauwdheid/opgesloten • In een depressie zitten • Boven/onder • Te lijden hebben onder • Gewicht • Zwaar wegen • Achtervolging • Niet kwijt geraken

  22. 2. Metaforen voor lijden in Job 1. Licht en donker 30:26 Daarom verwachtte ik geluk, maar ongeluk kwam; daarom verwachtte ik licht, maar duisternis kwam. 17:1: Mijn geest is gebroken, mijn dagen zijn uitgedoofd, mij rest nog het graf.

  23. 2. Weg19:8 Hij verspert mijn weg, ik kan niet verder, Hij hult mijn pad in duisternis. 7:9 Een wolk verdwijnt en lost op; zo komt geen mens meer terug uit de afgrond. 16:22 Ach, mijn jaren zijn geteld, en ik ga de weg waar niemand van terugkeert.

  24. 3. Vast en vloeibaar 9 Bedenk: als aardewerk hebt U mij geboetseerd, en laat U mij nu vervallen tot stof? 10 U hebt mij gevormd van melkachtig zaad, dat stremt als kaas, 11 bekleed met huid en vlees, geweven met been en zenuwen.

  25. 4. Rusteloosheid 17 Wat is een mens dat U hem zo hoogacht, U hebt hem met aandacht omringd. 18 En U bezoekt hem iedere ochtend, U test hem ieder ogenblik. 19 Kijkt U nou nooit eens de andere kant op? Ik krijg nog geen kans om mijn speeksel door te slikken! 20 Heb ik gezondigd, wat doe ik U aan, bewaker van de mensen? Waarom maakt U mij tot het mikpunt, ik ben mezelf al tot last! (Job 7)

  26. 5 Als het getal van zijn dagen en maanden eenmaal is vastgesteld, de duur van zijn leven is bepaald, dan kan hij dit niet overschrijden. 6 Bespied hem dan niet meer, gun de dagloner zijn vreugde en laat hem van het leven genieten. 13 Verberg mij in de Sjeool, stop me weg tot uw woede is geluwd, neem me in uw liefde terug als de termijn is verstreken. (Job 14)

  27. 26 Waarom vraagt U anders zoveel rekenschap over mij, verhaalt U mijn jeugdzonden op mij, 27 doopt U mijn voeten in de kalk, bewaakt U mijn gaan en staan, en loopt U al mijn sporen na? 28 Zoveel moeite voor iemand die verrot en vergaat als een kleed dat door motten is aangevreten. (Job 13) 20 Roep ik om hulp, U antwoordt niet, maar ik sta op en u merkt het op (al ziet U mij goed staan.)

  28. Metaforen in Job • Relevantie • Gevoeligheid voor • Woorden aanreiken

  29. Vragen? Opmerkingen? pierre.vanhecke@theo.kuleuven.be

More Related