200 likes | 312 Views
Jongeren met GES over de reactie op druggebruik in hun instelling. Een kwalitatief onderzoek door Freya Vander laenen (RUG) 2005-2007. Presentatie Door ruth verkest. Afbakening onderzoekspopulatie. 160 jongeren tussen 12 en 21 jaar met gedrags- en emotionele stoornissen (GES )
E N D
Jongeren met GES over de reactie op druggebruik in hun instelling Een kwalitatief onderzoek door Freya Vander laenen (RUG) 2005-2007 Presentatie Door ruthverkest
Afbakening onderzoekspopulatie • 160 jongeren tussen 12 en 21 jaar met gedrags- en emotionele stoornissen (GES) • in een residentiële setting van het Vlaams agentschap voor personen met een handicap in Oost-Vlaanderen • 131 jongens • 29 meisjes • voor de 2de en 3de onderzoeksfase opsplitsing in 2 groepen: • 12- tot 14-jarigen • 16- tot 21-jarigen
Motivering populatie • Een drugpreventie op maat van de specifieke doelgroep moet uitgaan van het standpunt van deze jongeren. • Jongeren als directe participanten en (mede)onderzoekers: past in de toenemende erkenning van inspraak en participatie van kwetsbare jongeren. • cf. VN-verdrag van de rechten van het kind (1990) en het Decreet op de rechtspositie van jongeren in de integrale jeugdhulp (2004)
Huidig drugpreventie-onderzoek verwaarloost vaak de visie van kinderen en jongeren. heeft vaak weinig aandacht voor verschillen tussen jongeren. is gericht op een doorsnee-schoolpopulatie. blijkt geen effect te hebben op specifieke doelgroep. leidt soms tot verergering van problemen bij deze doelgroep.
Methodologie bij het onderzoek • Groepstechnieken met vooraf uitgeschreven draaiboeken en observatieschema’s • De aanwezigheid van leeftijdgenoten werkt geruststellend. • Grotere bereidheid om met leeftijdgenoten over gevoelige thema’s te praten. • Nominalgrouptechnique (NGT) • Om de invloed van dominante groepsleden en van de onderzoeker tot een minimum te beperken. • Gesprekken opgenomen op minidisk, woordelijk uitgeschreven en gedecodeerd door onderzoeker
Operationaliseren en formuleren van de centrale onderzoeksvraag bij 6 focusgroepen • Vijf van de zes Oost-Vlaamse internaten en het Oost-Vlaamse Centrum voor Observatie, Oriëntering en Behandeling (OBC) nemen deel Fase 1
Tijdens 14 nominalgrouptechniques • Jongeren geven elementen die volgens hen het meest van belang zijn bij het voorkomen van (problemen bij) druggebruik • Vanaf fase 2 nemen alle internaten en het OBC deel Fase 2
Thema’s uit de 2de fase vormen basis van 14 focusgroepen • Jongeren geven aan: • hoe ze thema’s invulden • op welke manier ze wilden dat de thema’s in praktijk worden toegepast • 10 prioriteiten worden als centrale themavragen opgenomen Fase 3
Terugkoppelen van de interpretaties van de onderzoeker naar: • de onderzoekspopulatie (8 feedbacksessies) • verschillende sleutelfiguren in het veld • Toetsing van de data aan de literatuur Fase 4
Opmerkelijke verschillen • Het beeld van druggebruik in de oudste en de jongste groepen verschilt grondig: • Het gebruik van cannabis neemt toe met de leeftijd. • Meer jongens dan meisjes gebruiken cannabis. • Ook tussen de internaten verschilt het druggebruik: • In sommige internaten gebruiken (bijna) alle deelnemers uit de oudste groepen illegale drugs, in andere slechts de helft.
Onderscheid binnen het codeboek • Inhoud: 3 thema’s: • Context = omstandigheden waarbinnen jongeren al dan niet drugs gebruiken • Evaluatie van de huidige situatie > drug(preventie)sector, drug(preventie)beleid op internaat, reactie van familie en vrienden • Toekomst > randvoorwaarden en kenmerken v/e goed drug(preventie)beleid • Proces: 2 thema’s: • Onderzoek • Deelnemers
Eigen ervaringen v/d jongeren en ervaringen van betekenisvolle anderen (*) blijken erg belangrijk. • (*) leeftijdgenoten, broers, zussen en ouders • Jongeren blijken wantrouwig tegenover andere mensen. • Vooral bij de 12- tot 14-jarigen • Ook de onderzoeker wordt – aanvankelijk – gewantrouwd, cf. opnameapparatuur. Resultaten Jongeren met een geschiedenis
Begeleiders moeten meer aandacht besteden aan de oorzaken van druggebruik. • Nu te veel beperkt tot: • controleren en sanctioneren • emotionele reacties > boosheid/paniek (aldus meisjes). Resultaten Jongeren hebben kritiek (1)
Begeleiders moeten vertrouwelijk met informatie omgaan: • Vrees dat ouders/jeugdrechtbank worden ingelicht • Begeleiders wisselen discrete informatie over druggebruik uit. Resultaten Jongeren hebben kritiek (2)
Jongeren willen ernstig genomen worden= aanzien worden als volwaardige gesprekspartners. > nu: • Gevoel van machteloosheid en machtsongelijkheid: • Twijfel of de instelling rekening zal houden met hun aanbevelingen. • Frustratie of ontevredenheid over de manier van bejegening door de instelling. • Leefregels worden opgelegd • Jongeren worden onder druk gezet. Resultaten Jongeren hebben kritiek (3)
Omgaan met of vluchten voor problemen: • Ruzie thuis of zich slecht voelen • Omgaan met stress • Voor de kick of het plezier • Om stoer te doen: • Jongeren overdrijven hun druggebruik of doen alsof. • Invloed van de groep • Groepsdruk of wens om erbij te horen Resultaten Meest frequente redenen van druggebruik
Zelden begeleiders of leerkrachten • Vooral informele netwerken: • Goede vrienden • Ouders • Broers/zussen • Professionele hulpverleners (meisjes) • Jongens kiezen vaak voor vriendin of lief (meer begrip en minder oordelend) Resultaten Favoriete steunpilaren van jongeren
betrouwbaar • creëert rust • stelt op je gemak • begripvol • niet-beoordelend • weet waarover hij spreekt • heeft dezelfde ervaring als jongere • biedt hulp en steun (oudste jongeren!) Resultaten Kenmerken van een goede gespreks-partner
Discussie • Uit toetsing blijkt dat aanbevelingen/ideeën van jongeren “grotendeels” met literatuur overeenkomen. • Echter niet wat betreft de kennis van jongeren over de (langetermijn)effecten van drugs en het wettelijk kader in België. • De resultaten geven aanknopingspunten om bestaande strategieën voor drugpreventie bij te sturen en nieuwe strategieën te ontwikkelen.
Aandachtspunten bij (drug)hulpverlening • Rekening houden met percepties, verwachtingen en ideeën van jongeren zelf > inspraak en participatie • Nadruk op vroegere succesvolle ervaringen van de jongere zelf met hulp. • Interventies moeten interactie toelaten. • Motivationele gespreksvoering mogelijk • ook voor jongeren met beperkte verbale en cognitieve mogelijkheden • Vertrouwen = basisvoorwaarde!