1 / 11

H3b Grammaire chapitre 2

H3b Grammaire chapitre 2. Het bijwoord. Een bijv.nw. en een bijwoord lijken op elkaar, maar: Een bijwoord zegt iets over een werkwoord. Een bijvoeglijk nw. zegt iets over een zelfstandig nw. Bijwoord: Jan werkt goed  Jean travaille bien

janina
Download Presentation

H3b Grammaire chapitre 2

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. H3b Grammairechapitre 2

  2. Het bijwoord • Een bijv.nw. en een bijwoord lijken op elkaar, maar: • Een bijwoord zegt iets over een werkwoord. • Een bijvoeglijk nw. zegt iets over een zelfstandig nw. • Bijwoord: Jan werktgoed Jean travaille bien • Bijv.nw.: dit is een groothuis c’est une grande maison.

  3. Hoe maak je het bijwoord in het Frans? Het bijv.nw eindigt op een klinker Het bijv. nw. Eindigt op een medeklinker • -ment zetten achter het bijv.nw. • Facile facilement • Difficile. difficilement • Stap 1: maak het bijv. nw eerst vrouwelijk. • Stap 2: zet –ment erachter • Exemple: • Heureux heureuse heureusement • Lent lente lentement

  4. De onregelmatige bijwoorden • Deze bijv. nw. hebben een bijwoord dat onregelmatig is:

  5. De vraagzinnen • In het Frans maak je de zinnen op 3 manieren vragend: • 1- een vraagteken achter de zin of intonatie. Exemple: hier tu as parléavec Michel. hier tu as parléavec Michel? • 2- Est-cequevooraan de zin te plaatsen. Exemple: Jacqueline fait des étudesintéressantes. Est-cequeJacqueline fait des étudesintéressantes?

  6. 3- Omdraaien van onderwerp en persoonsvorm: Exemple: Il est gentil Est-ilgentil? Vousavezachetéunemaison. Avez-vousachetéunemaison? Let op! Omdraaien kan niet bij een zn. als onderwerp • Michel est allé en vacances. • Est Michel allé en vacances? (Faux!) • Est-ilallé en vacances? (correct)

  7. Let op! • Als twee klinkers naast elkaar komen te staan, zet je er een -t-tussen: • Il a une copine a-t-il une copine? • On a du matériel pour travailler A-t-on du matériel pour travailler?

  8. Het persoonlijk voornaamwoord: meewerkend voorwerp • Even opfrissen in het NL: je vindt het meewerkend voorwerp door te vragen:Aan (voor) wie + gezegde+onderwerp+lijdend voorwerp? • Hij geeft haar het cadeau. • Aan wie geeft hij het cadeau? • Aan haar. • Haar pers.vnw. als meewerkend voorwerp.

  9. Even vergelijken… Nederlands Frans • Mij • Jou • Hem/haar • Ons • Jullie/u • Hun • Me/m’ • Te/t’ • Lui • Nous • Vous • leur

  10. Exemples: • 1- Tuenvoies des mails à tescopains. • Tuleurenvoies des mails. • 2- Je vaisparlerà tesparents. • Je vaisleurparler. • 3- Je vais lire lelivreà ma copine. • Je vaislui lire lelivre. • Dus: je vervangt de zin vanaf à/aux door het pers.vnw als mv. Het pers. vnw. komt voor het ww. • Als er 2 ww. zijn dan komt het voor het tweede.

  11. We gaan oefenen! • 1- vervang de vetgedrukte woorden door lui of leur: • Elle donne un cadeau à mon frère. • Il a demandé à ses amis d’écouter. • Le professeur donne une note à un élève. • 2- zet het pers.vnw op de juiste plaats: • Me (mij) elle a acheté des chaussures pour la fête. • Nous (ons) vous parlez de vos problèmes.

More Related