1 / 15

Hoofdstuk

Hoofdstuk. 10. Meten bij marktonderzoek. Basale vraag- en antwoordformats. Open vragen Gesloten vragen Antwoordschalen. Basale vraag- en antwoordformats Open zonder doorvragen. Open vragen: respondent krijgt geen antwoordmogelijkheden voorgelegd.

guy
Download Presentation

Hoofdstuk

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Hoofdstuk 10 Meten bij marktonderzoek

  2. Basale vraag- en antwoordformats • Open vragen • Gesloten vragen • Antwoordschalen

  3. Basale vraag- en antwoordformats Open zonder doorvragen • Open vragen:respondent krijgt geen antwoordmogelijkheden voorgelegd. • Zonder doorvragen:interviewer probeert geen aanvullende informatie te verkrijgen. • Voordeel: • Respondent antwoordt in zijn eigen woorden • Nadelen: • Moeilijk te coderen en te interpreteren • Respondents kunnen incomplete antwoorden geven

  4. Basale vraag- en antwoordformats Open met doorvragen • Open vragen:respondent krijgt geen antwoordmogelijkheden voorgelegd. • Met doorvragen: interviewer krijgt instructie om aanvullende informatie boven tafel te krijgen. • Voordeel: • Leidt tot complete antwoorden • Nadeel: • Moeilijk te coderen en te interpreteren

  5. Basale vraag- en antwoordformats • Gesloten dichotoom • Gesloten vraag: de vragenlijst geeft antwoordmogelijkheden aan waarop de respondent snel en makkelijk kan reageren. • Dichotome:kent twee antwoordmogelijkheden, bijvoorbeeld ‘ja’ of ‘nee’. • Voordeel: • Simpel toe te passen en te coderen • Nadelen: • Antwoordmogelijkheden zijn soms te sterk vereenvoudigd

  6. Basale vraag- en antwoordformats Gesloten, meerdere antwoordmogelijkheden • Gesloten vraag: de vragenlijst geeft antwoord-mogelijkheden aan waarop de respondent snel en gemakkelijk kan reageren. • Meerdere antwoordmogelijkheden: er zijn meer dan twee antwoordmogelijkheden. • Voordelen: • Een breed scala antwoordmogelijkheden • Eenvoudig te stellen en te coderen • Nadelen: • Kan de aandacht richten op antwoordmogelijk-heden die de respondent eerst niet besefte • Je moet een onderscheid maken tussen ‘kies één’ en ‘kies alle die van toepassing zijn’

  7. Basale vraag- en antwoordformats Scaled response zonder antwoordschaal • De onderzoeker gebruikt een schaal om de eigenschappen van een theoretisch begrip te meten. • Zonder antwoordschaal:de schaal kan een puur numerieke zijn of alleen de beide extremen van de schaal aangegeven. • Voordelen: • Respondent kan mate van intensiteit/gevoel uitdrukken • Eenvoudig te stellen en te coderen • Nadelen: • Respondent kan zich soms niets bij de schaal voorstellen

  8. Basale vraag- en antwoordformats Scaled response met antwoordschaal • de onderzoeker gebruikt een schaal om de eigenschappen van een theoretisch begrip te meten. • Met antwoordschaal:de antwoordmogelijkheden staan op de vragenlijst aangegeven. • Voordelen: • Respodent kan mate van intensiteit/gevoel uitdrukken • Eenvoudig te stellen en te coderen • Nadelen: • De schaal kan ‘geforceerd’ of te gedetailleerd zijn • Respondent kan zich niets bij de schaal voorstellen

  9. Overwegingen bij de keuze voor een vraag-en- antwoordformat • De aard van het kenmerk dat wordt gemeten • Geslacht = dichotoom • Vorig onderzoek • Gebruikelijk dat vraag- en antwoordformat van het oorspronkelijke onderzoek wordt overgenomen • De dataverzamelingsmethode • Bij een telefonisch interview bijvoorbeeld is hetlastig dat de respondent de antwoordcategorieën • niet kan zien • De capaciteiten van de respondent • Kinderen kunnen niet omgaan met een schaal • Het gewenste schaalniveau

  10. Basisbegrippen rond meten • Meten: de hoeveelheid of intensiteit van een kenmerk vaststellen dat voor de onderzoeker van belang is. • Eigenschappen: de speciale kenmerken van een object die het onderscheiden van een ander object. • Objectieve eigenschappen zijn fysiek te verifiëren • Subjectieve eigenschappen kunnen niet rechtstreeks worden gemeten

  11. Beschrijving: verwijst naar het gebruik van een unieke beschrijvende aanduiding, of benaming, die staat voor elk punt op de schaal. Zo zijn ‘ja’ en ‘nee’, ‘eens’ en ‘oneens’ en de leeftijd van de respondent in jaren beschrijvende aanduidingen van een eenvoudige schaal. Volgorde: verwijst naar de relatieve omvang van de beschrijvende aanduidingen. In dit geval is het sleutelwoord ‘relatief’ en omvat beschrijvende aanduidingen als ‘groter dan’, ‘minder dan’, ‘gelijk aan’. Afstand: een schaal heeft de eigenschap afstand als de absolute verschillen tussen de beschrijvende aanduidingen bekend zijn en in eenheden kunnen worden uitgedrukt. Oorsprong: een schaal heeft de eigenschap oorsprong als er een uniek beginpunt is of de schaal een echt nulpunt heeft. Schaalkenmerken

  12. Meetniveaus van schalen • Nominaal meetniveau: gebruikt alleen benamingen. • Ordinaal meetniveau: met ordinale schalen kan de onderzoeker een rangorde in respondenten of hun antwoorden aanbrengen. • Interval meetniveau: schalen waarbij de afstand tussen elke beschrijvende aanduiding bekend is. • Ratio meetniveau:schalen met een echt nulpunt.

  13. Werkpaardschalen in marktonderzoek • De aangepaste Likert-schaal • De Levenstijlinventarisatie • De semantische differentiaal • Halo-effect • Andere schalen

  14. Betrouwbaarheid en validiteit van metingen • Betrouwbaarheid: meting waarbij elke respondent op dezelfde of vergelijkbare manier antwoord geeft op een (bijna) identieke vraag. • Validiteit: gedefinieerd als de accuraatheid van de meting: het is een schatting van de precisie van de meting vergeleken met de werkelijkheid. • Face validity

More Related