1 / 12

1.4 Werken met hefbomen

1.4 Werken met hefbomen. 4T Nask1 H1: Krachten. Evenwicht. Afhankelijk van Grootte van de krachten én De afstand tussen de krachten en de draaias. Evenwicht maken. Elke hefboom heeft een draaipunt. Een hefboom kun je in evenwicht krijgen door:

Download Presentation

1.4 Werken met hefbomen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. 1.4 Werken met hefbomen 4T Nask1 H1: Krachten

  2. Evenwicht • Afhankelijk van • Grootte van de krachten én • De afstand tussen de krachten en de draaias

  3. Evenwicht maken • Elke hefboom heeft een draaipunt. • Een hefboom kun je in evenwicht krijgen door: • Hetzelfde aantal gewichtjes op dezelfde afstand te hebben. 2. Minder gewichtjes dichter bij het draaipunt te zetten • Meer gewichtjes verder van draaipunt af te hangen. Demo applet

  4. Regel voor evenwicht • De afstand van het draaipunt tot waar de kracht zit, heet arm. • Als de ene kracht 2 x zo groot wordt, is de arm 2x zo klein. • Als de ene kracht n x zo groot wordt, is de arm n x zo klein. • Je berekent dan de factor

  5. Rekenen aan evenwicht • Anita is 20 kg Marc is 35 kg • Anita zit op 3 meter van draaipunt. • Waar moet Marc zitten voor evenwicht?

  6. Uitrekenen met de factor • Gebruik het stappenplan om het uit te rekenen. Gegeven: 20 kg = m 35 kg = m 3 m = arm Gevraagd: Arm marc Formule: Kracht n x zo groot, dan arm n x zo klein Omrekenen: Fz1 = 20 x 10 = 200 N Fz2 = 35 x 10 = 350 N Invullen: Kracht is: 350 : 200 = 1,75 keer zo groot Berekenen: 1,75 keer zo groot, dus arm 1,75 keer zo klein. 3 : 1,75 = 1,71 m. Eenheid: de eenheid van arm is m Controle: de arm is berekend. (200 x 3) = 600 (350 x 1,71) = 600

  7. Moment van de kracht • Om evenwicht te berekenen, kun je ook de momentwet gebruiken. • Het moment is afhankelijk van: • De kracht • De arm • LET OP: De arm van de kracht moet altijd loodrecht op de kracht gemeten worden!

  8. Moment • M = F x l hierin is F: de kracht in N l: de arm in m M: het moment in Nm • Bij evenwicht geldt: Mlinksom = Mrechtsom • Alle momenten die linksom draaien kun je bij elkaar optellen. • Alle momenten die rechtsom draaien kun je bij elkaar optellen.

  9. Uitrekenen met de momentwet • Gebruik het stappenplan om het uit te rekenen. Gegeven: 20 kg = m 35 kg = m 3 m = arm Gevraagd: Arm marc Formule: Mlinksom = Mrechtsom F x l (linksom) = F x l (rechtsom) Omrekenen: Fz1 = 20 x 10 = 200 N Fz2 = 35 x 10 = 350 N Invullen: 200 x 3 = 350 x l Berekenen: 600 = 350 x l l = 600 / 350 l = 1,71m Eenheid: de eenheid van arm is m Controle: de arm is berekend. (200 x 3) = 600 (350 x 1,71) = 600

  10. Werktuigen • Veel werktuigen maken gebruik van de momentenwet. • Dit houdt in dat: bij gebruik is een draaipunt aanwezig. De kracht die jij uitoefent op het werktuig wordt vergroot.

  11. Werktuigen • Een kleine spierkracht bij een grote arm, geeft een grote spierkrach bij een kleine arm. • Om dit uit te rekenen gebruik je ook weer de momentwet.

  12. Hefbomen • Krachten in 1D • Je gebruikt een hefboom om je spierkracht slim te vergroten. • Verklaar dit eens?

More Related