Nooit zal ik de tijd van toen vergeten; altijd zal ik het blijven weten!

1. Nooit zal ik de tijd van toen vergeten; altijd zal ik het blijven weten!

2. Ons werd geleerd: pluk geen fruit bij de buur, de smaak is altijd zuur; ”eerlijkheid blijft het langste duren”, maar waarom legt men mij dan zo dikwijls in de luren?

3. Vruchten van het seizoen kwamen van onze eigen gaard, onder stro en bladeren bleven appelen in de winter bewaard.

4. De blinkende stolpen op de ijskar komen zo nog voor mijn geest, een ijsje krijgen was toen nog een feest. Ik weet nog hoe het belletje van de ijskar klonk, hoe het koper op de ijskar blonk.

5. Onder het verlof moesten we op het veld aardappelen rapen, daarmee kon ma de lekkerste zelfgesneden frietjes maken.

6. Bij het helpen van stro in schoven binden, kon men ons tijdens het verlof ook vinden.

7. Met zijn allen moesten we het hooi gaan helpen keren; toch was onze jeugd zo mooi durf ik te beweren.

8. Bloemen plukte ik op het veld, met zo een kleine attentie werden moeders verwend.

9. Erwtjes, ik weet niet hoeveel ik er dopte, waarna moeder ze in de weckpot stopte.

10. Van rabarber, pruimen en rode bessen maakten we confituur; moeder wist de juiste maat van suiker, anders was de smaak te zuur.

11. We knipten een zooltje uit karton, met biezen vlochten we een sandaaltje zo goed als het kon Om haar klevende eigenschap plukten we de kleine klis; gooide je ze iemand in de haren volgde er straf en die was niet mis.

12. Jongens maakten wapens van een daartoe geschikte tak, Mijn eerste vriendje en ik hebben onze naam op een boom in het bos geschreven; het bosje van vroeger is verdwenen, en mijn eerste liefde is niet gebleven. Marvan waarop een helse strijd om te overwinnen uitbrak.