1 / 15

4.5 weekdieren

1 algemeen Gewone tuinslak Naaktslak Zwanenmossel. 2 zee Schaalhoren Wulk Gewone tepelhoren Gewone alikruik Gewone mossel Grote zwaardschede Gewone oester Japanse oester Venusschelp Kokkel De informatie over de schelpdieren komt van www.natuurinformatie.nl. 4.5 weekdieren.

Download Presentation

4.5 weekdieren

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. 1 algemeen Gewone tuinslak Naaktslak Zwanenmossel 2 zee Schaalhoren Wulk Gewone tepelhoren Gewone alikruik Gewone mossel Grote zwaardschede Gewone oester Japanse oester Venusschelp Kokkel De informatie over de schelpdieren komt van www.natuurinformatie.nl 4.5 weekdieren

  2. Gewone tuinslak ‘Een slak op de goede weg, wint het van een haas op de verkeerde weg’. ‘Op iedere slak zout leggen’. • Biotoop: Vochtige plaatsen in bos, heggen, open veld, duinen en tuinen. • De slak heeft geen benen of poten, maar wel een grote voetzool. Dat is een sterke spier. • Slakken bestaan voor 80% uit water. • De raspachtige tong van de slak wordt radula genoemd. Op zo'n tong zitten wel 100.000 hele kleine tandjes waarmee de slak plantaardig voedsel afschraapt.

  3. Naaktslak • Bij de in Nederland levende soorten worden in de lente de eitjes in hoopjes van 20 tot 30 vlak onder het grondoppervlak gelegd. Een naaktslak kan honderden eitjes leggen, deze zijn wit doorschijnend. Na een paar weken komen de eitjes uit en twee maanden later zijn de slakken volwassen. De slakken paren meestal in het voor- en najaar. • De slakken worden buikpotigen genoemd omdat de spieren aan de onderzijde, de 'buik', voor de voortbeweging zorgen. • Ze houden het alleen uit in een vochtige omgeving. • Ze zijn hermafrodiet, dat betekent dat parende slakken elkaar wederzijds en tegelijkertijd bevruchten.

  4. Zwanenmossel • De zwanenmossel heeft net als andere zoetwatermossels een bijzondere manier van voortplanten. De eitjes worden door via het water opgenomen zaadcellen bevrucht en ontwikkelen zich binnen de broedkieuwen van de moeder tot zo'n 300.000 larven. Deze worden in het water geloosd en hechten zich aan een vis. Daarop leven ze enige tijd parasitair waarna ze zich tot een klein mosseltje ontwikkelen en loslaten. • Deze zoetwatermossel is het grootste schelpdier van ons land. Zijn schelp is vrij dun, bruinachtig en aan de binnenkant bedekt met parelmoer. • Met zijn voet (die eruit ziet als een tong) trekt hij zichzelf de bodem in. Zoals de meeste schelpdieren filtert de zwanenmossel zijn voedsel uit het water door het door zijn kieuwen te pompen.

  5. Weekdieren zee

  6. Schaalhoren • Schaalhorens leven vastgezogen op een harde ondergrond, zoals pieren, dijken en rotskusten, tot enkele meters diep. Vaak zitten ze op plaatsen met weinig wierbegroeiing. • Stevige schelp in de vorm van een hoedje of muts. • Aantallen nemen in Zeeland sterk toe. De schaalhoren is sinds enkele jaren ook langs de Hollandse kust (Scheveningen, Den Helder) te vinden. • De schaalhoren verandert ongeveer elke vier jaar van geslacht.

  7. Wulk • De wulk was vroeger een algemeen voorkomende Nederlandse soort, maar de aantallen zijn afgenomen door visserij en vervuiling, onder meer door antifouling. Dit is het gebruik van een giftige stof TBT, die op scheepsrompen wordt aangebracht om aangroei van mosselen, pokken en andere zeedieren tegen te gaan. Vrouwelijke exemplaren veranderen door deze giftige stof in pseudo-mannetjes, waardoor de voortplanting verstoord raakt. • Geelwit met donkere vlekken. Aangespoelde wulken zijn vaak donkerblauw, doordat ze lang op de bodem van de zee hebben gelegen. • Wulken leven op zachte bodems zoals modder en zand, tot op enkele honderden meters diepte.

  8. Gewone tepelhoren • De tong van het diertje is bezet met kleine tandjes. Daarmee raspt de gewone tepelhoren gaatjes in andere schelpen. Door het gaatje spuit de slak gif in de schelp en daarna eet hij het verdoofde weekdier op. • Lege huisjes van de gewone tepelhoren spoelen regelmatig aan op het strand, levende dieren spoelen meestal alleen na een storm. • Deze slakken eten andere slakken en kruipen daarom op en in de bodem rond op zoek naar prooi.

  9. Gewone alikruik • Alikruiken kun je langs de hele kust vooral op de dijken vinden. • Als je een alikruik oppakt, verstop hij zich in zijn huisje. Als je er een paar tegelijk pakt en ze in je hand tegen elkaar schudt, komen ze wel uit hun huisje. Ze denken dan dat het hoogwater is en ze in het water terecht zijn gekomen. • De alikruik eet algen en wieren. • Voortplanting is geslachtelijk, dat wil zeggen dat er mannelijke en vrouwlijke alikruiken zijn, het mannetje bevrucht het vrouwtje.

  10. Gewone mossel • Komt zeer algemeen voor in Nederland. • Gewone mossels leven vastgehecht aan stenen en schelpen in laag water, vaak bij pieren en dijken. • De mossel kan tot 9,5 cm. groot worden. • De mossel is zeer gewild voor de consumptie en is dan ook een economisch belangrijke soort. In de Oosterschelde wordt hij op grote schaal gekweekt.

  11. Grote zwaardschede • Een vrij dunne schelp, ongeveer 8 keer zo lang als hoog, 18 cm. lang en 2,5 cm. hoog. • Komt voor langs de hele kust van Nederland. • Grote zwaardschedes leven in zand en grindbodems, tot 50 m. diep. • Zwaardschedes kunnen slecht tegen kou. In strenge winters gaan er dan ook veel dood, waarna hun schelpen aanspoelen op het strand.  • Ze worden gegeten door scholeksters en eidereenden.

  12. Gewone oester • Kleppen van oesters spoelen regelmatig aan op het strand. In Zeeland worden oesters gekweekt en zijn ze te vinden aan de voet van dijken en pieren. • De Japanse oester is een belangrijke concurrent van de gewone oester. • De buitenkant van de schelp is wit of bruinpaars, de binnenkant glanzend wit. Ze kunnen tot 22 cm. lang worden. • Oesters kunnen tot 20 jaar oud worden. De dieren wisselen gedurende hun leven enkele malen van geslacht. De geslachtswisseling wordt beïnvloed door de watertemperatuur. Oesters planten ze zich voort van mei tot augustus. In deze periode worden ze ook geoogst voor de consumptie.

  13. Japanse oester • In 1963 in Nederland ingevoerd. • De Japanse oester is in staat om zich zowel op een harde ondergrond als op een zachte ondergrond te vestigen. • De Japanse oester is een belangrijke concurrent van de gewone oester. • De Japanse oester is eetbaar, zowel rauw als bereid. • Dit dier zou de larven van de mossel, de kokkel en de gewone oesterconsumeren. Het gevolg hiervan zou kunnen zijn dat deze schelpdieren - die een belangrijke voedselbron voor vogels en eenden vormen - teruglopen met voedseltekort als gevolg.

  14. Venusschelp • De venusschelp kan tot 3,5 cm. lang worden. De top is licht naar binnen gebogen. • De venusschelp leeft in zandbodems en komt voor beneden de laagwaterlijn en is tot op 400 m. diepte waargenomen. • Het zijn filteraars die leven van in het water zwevend voedsel. • De dieren kunnen hun kleppen bijzonder lang dichthouden. Zo wordt vermeld dat ze wel 18 dagen in een vogelmaag kunnen overleven en zonder schade weer 'uitgepoept' kunnen worden. • Venusschelpen kunnen ongeveer 10 jaar oud worden.

  15. Kokkel • Kokkels leven in getijdengebieden tot een waterdiepte van ongeveer 15 m., de Waddenzee en grote strandvlakten. • Kokkels komen het meest voor in zand dat niet te fijn of te modderig is. • De kokkel is een filtervoeder en leeft van plankton en ander in het water zwevend voedsel. • Kokkels vormen een belangrijke voedselbron voor vissen en vogels. • Levende dieren of schelpen met vleesresten spoelen soms na een storm op het strand aan.

More Related