1 / 20

Grote getallen

Grote getallen. Getallen groter dan vier cijfers schrijf je meestal in groepjes van drie. Je schrijft niet 2345671237 maar 2 345 671 237. Dit spreek je uit als 2 miljard 345 miljoen 671 duizend 237 . Vaak worden bij het opschrijven van grote getallen

vida
Download Presentation

Grote getallen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Grote getallen • Getallen groter dan vier cijfers schrijf je meestal in groepjes van drie. • Je schrijft niet 2345671237 maar 2 345 671 237. • Dit spreek je uit als • 2 miljard 345 miljoen 671 duizend 237. • Vaak worden bij het opschrijven van grote getallen • de woorden duizend, miljoen en miljard gebruikt. • 4 500 000 schrijf je als 4,5 miljoen. • 6 700 000 000 schrijf je als 6,7 miljard. • Grote getallen rond je vaak af. • 13 456 234 wordt 13,46 miljoen of 13,5 miljoen. • Na de komma zet je één of twee decimalen.

  2. Machten van 10 • 105 = 10 × 10 × 10 × 10 × 10 = 100 000 honderdduizend • 104 = 10 × 10 × 10 × 10 = 10 000 tienduizend • 1 duizend = 1000 = 10 × 10 × 10 = 103 • 1 miljoen = 1 000 000 = 10 × 10 × 10 × 10 × 10 × 10 = 106 • 4,5 miljoen = 4,5 × 1 miljoen = 4,5 × 106 • 23,4 miljard = 23,4 × 1 miljard = 23,4 × 109 • Opgave 19 • a1 000 = 103 • b100 000 = 105 • c1 000 000 000 = 109 • d 1 miljoen = 106 • E10 duizend = 104 • f100 miljoen = 108

  3. Wetenschappelijke notatie • De uitkomst van 123 666 × 98 765 432 is • 12 213 925 913 712 • Het antwoord heeft 14 cijfers. • Zo’n lang antwoord past niet op het scherm van je rekenmachine. • Je rekenmachine maakt er een getal van • met een macht van 10. • Deze manier van opschrijven • heet de wetenschappelijke notatie. • Een getal in de wetenschappelijke notatie bestaat uit twee delen. • Het eerste deel heeft altijd één cijfer voor de komma. • Dat cijfer mag geen nul zijn. • Het tweede deel is een macht van 10. • 456 000 000 = 4,56 × 108 • Bij de wetenschappelijke notatie rond je het eerste deel vaak af. • 2,34567896 × 1012 = 2,3 × 1012

  4. Kleine getallen in de wetenschappelijke notatie • 0,004 : 250 000 000 = 0,000 000 000 016. • Dat antwoord past niet op het venster van je rekenmachine. • De rekenmachine geeft als antwoord 1,6 × 10¯11. • 1,6 × 10¯11 is een voorbeeld van de wetenschappelijke notatie • van een klein getal. • De exponent is een negatief getal. • Daar kun je aan zien dat 1,6 × 10¯11 een klein getal is. • wetenschappelijke notatie voluit • 4,09 × 10¯8 = 0,000 000 040 9 • voluit wetenschappelijke notatie • 0,000 072 3 = 7,23 × 10¯5 8 nullen 5 nullen

  5. Eenheden van tijd • De meest gebruikte eenheden van tijd zijn: • 1 millennium = 1000 jaren • 1 eeuw = 100 jaren • 1 jaar = 4 kwartalen • 1 jaar = 12 maanden • 1 jaar = 52 weken • 1 jaar = 365 dagen • 1 kwartaal = 13 weken • 1 week = 7 dagen • 1 dag = 24 uren • 1 uur = 60 minuten • 1 minuut = 60 seconden • * Een schrikkeljaar heeft 366 dagen. • Dan heeft februari 29 dagen.

  6. Tijdseenheden omrekenen • Voorbeeld I Reken om naar hele uren en minuten • a 3,15 uren = 3 uren en 9 minuten • (0,15 × 60 = 9) • b 28,40 uren = 28 uren en 24 minuten • (0,40 × 60 = 24) • c 62,45 uren = 2 dagen, 14 uren en 27 minuten • (62 – 48 = 14 en 0,45 × 60 = 27) • Voorbeeld II Reken om naar hele eenheden • a 4,25 dagen = 4 dagen en 6 uren • (0,25 × 24 = 6) • b 2,6 weken = 2 weken, 4 dagen, 4 uren en 48 minuten • (0,6 × 7 = 4,2 en 0,2 × 24 = 4,8 en 0,8 × 60 = 48) • c 5,6 jaren = 5 jaren en 219 dagen • (0,6 × 365 = 219)

  7. Eenheden van snelheid • De twee belangrijkste eenheden van snelheid zijn • kilometer per uur (km/uur) en meter per seconde (m/s). • Met een verhoudingstabel kun je deze eenheden omrekenen. • voorbeeld • Sonja loopt de 100 meter in 15,4 seconden. • a Bereken haar snelheid in m/s. Rond je antwoord af op één decimaal. • b Bereken haar snelheid in km/uur. Rond je antwoord af op één decimaal. • Aanpak • Maak een verhoudingstabel. Zet tijd boven en afstand onder. • Laat het antwoord van vraag a op je rekenmachine staan. • Gebruik dat antwoord bij vraag b. • Uitwerking • a snelheid = 100 : 15,4 = 6,5 m/s • b snelheid = 100 : 15,4 × 3600 = 23 377 m/uur = 23,4 km/uur : 15,4 × 3600 : 15,4 × 3600

  8. Vergrotingsfactor • Van een pinguïn is een foto gemaakt. • Die foto is het origineel. • Van het origineel is een vergroting gemaakt. • Die noemen we het beeld. • De lengte van het beeld is 1,2 keer zo groot als • die van het origineel. • De breedte is ook 1,2 keer zo groot. • We zeggen de vergrotingsfactor is 1,2. • De vergrotingsfactor bereken je door van het origineel en • het beeld de lengte op te meten. • Je maakt dan de deling lengte beeld : lengte origineel. • vergrotingsfactor = • Je mag alleen spreken van een vergroting als alle maten dezelfde • vergrotingsfactor hebben. • De figuren zijn dan gelijkvormig. lengte beeld lengte origineel

  9. Voorbeeld met meten • De linkerfoto is 25 mm hoog. • De rechterfoto is 50 mm hoog. • vergrotingsfactor = hoogte groot : hoogte klein • De vuurtoren is 50 : 25 = 2 keer zo hoog. • vergrotingsfactor = 2

  10. Verkleinen • Figuren kun je niet alleen vergroten, maar ook verkleinen. • Het beeld hieronder is 2 keer zo klein als het origineel. • Alle maten zijn dus half zo groot. • De vergrotingsfactor is dus 0,5.

  11. Ik word het BEELD genoemd, want ik ben het resultaatna 2 keervergroten Ik word het ORIGINEEL genoemd, want met mij begin je. Afspraak: Vermeld altijd in je uitleg welke figuur het origineel is en welke het beeld !!! Vergroten Vergrotingsfactor k = 2 2 cm 4 cm

  12. Vergrotingsfactor Ik word het BEELD genoemd, want ik ben het resultaatnavergroten Vergroten: Als het beeld groteris dan het origineel, dan is de vergrotingsfactor k > 1 Verkleinen: Als het beeld kleiner is dan het origineel, dan is de vergrotingsfactor k < 1 Ik word het ORIGINEEL genoemd, want met mij begin je. Vergrotingsfactor k = = 2,5 2 cm 5 cm

  13. Vergrotingsfactor & oppervlakte Vergrotingsfactor k = 4 Bij een vergrotingsfactor van 4 is de oppervlakte niet 4 keer zo groot maar ... beeld origineel 1 4 1 4 De oppervlakte is 16, ofwel bij een vergrotingsfactor van 4 dan is de oppervlakte 42 zo groot. Bij vergrotingsfactor k wordt de oppervlakte k2 zo groot

  14. Vergrotingsfactor & oppervlakte Vergrotingsfactor k = ?? beeld orgineel 1 4 1 4

  15. Vergrotingsfactor & inhoud Vergrotingsfactor k = 4 beeld Bij een vergrotingsfactor van 4 is de inhoud niet 4 keer zo groot maar ... origineel 1 4 1 4 De inhoud is 64, ofwel bij een vergrotingsfactor van 4 dan is de oppervlakte 43 zo groot. Bij vergrotingsfactor k wordt de inhoud k3 zo groot 4

  16. Vergrotingsfactor & inhoud Vergrotingsfactor k = ?? beeld orgineel 1 4 1 4 4

  17. Ik word het ORIGINEELgenoemd, want met mij was je begonnen. Ik word het BEELD genoemd, want ik ben het resultaatnavergroten Overzichtvergroten & verkleinen Vergrotingsfactor k = = 2,5 2 cm 5 cm Vergroten: Als het beeldgroteris dan het origineel, dan is de vergrotingsfactork > 1 Verkleinen: Als het beeldkleineris dan het origineel, dan is de vergrotingsfactork < 1 Afspraak: Vermeldaltijd in je uitlegwelkefiguur het origineel is en welke het beeld!!!

  18. Verhoudingen • Met een verhoudingstabel kun je hoeveelheden berekenen. • Meng je 1 deel frambozensiroop met 7 delen • water, dan krijg je frambozenlimonade. • De verhouding van siroop en water is 1 : 7. • 1 : 7 spreek je uit als 1 staat tot 7. • In totaal heb je 1 + 7 = 8 delen limonade. • Een verhouding bestaat altijd uit hele getallen. • In de tabel zie je: • Wil je 160 ml limonade maken, • dan gebruik je 20 ml siroop en 140 ml water. • Met 15 ml siroop kun je 120 ml limonade maken. • Een verhouding kun je omrekenen naar een percentage. • Je gebruikt dan ook een verhoudingstabel. • Bij totaal zet je dan 100%.

  19. Is dit een echte landkaart? • Wat valt je op?

  20. Gewogen Gerichte Graaf Grafen • Een GRAAF bestaat uit: • puntenen • verbindingen. • (Die punten en verbindingen stellen iets voor.) • Gewogen graaf: Er staan getallen bij de verbindingen (bijvoorbeeld afstanden). • Bij een graaf met afstanden kun je een tabel maken. • In de tabel zet je altijd de kortste afstand. • Gerichte graaf: Er staan pijlen bij de verbindingen. Tussen C en D kan je alleen van C naar D en niet van D naar C. Tabel met afstanden

More Related