1 / 10

Werkwoorden in de v.t.

Werkwoorden in de v.t. Reeks 3. Schrijf correct op wat de leerkracht dicteert. dronk. Jij zeker te veel cola? Wij het nieuws via de radio. De auto tegen die paal. De maan hoog aan de hemel. Ik heb wel zeker twee uur op jou .

verna
Download Presentation

Werkwoorden in de v.t.

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Werkwoorden in de v.t. Reeks 3

  2. Schrijf correct op wat de leerkracht dicteert. dronk • Jij zeker te veel cola? • Wij het nieuws via de radio. • De auto tegen die paal. • De maan hoog aan de hemel. • Ik heb wel zeker twee uur op jou . • Jij niet op mijn vraag! • Het schilderij aan de muur. • Het telefoontje kwam er eindelijk aan. • Jullie vanmorgen weer te luid. • De pottenbakker een prachtige vaas. hoorden botste stond gewacht antwoordde hing verwachtte praatten draaide

  3. Kun je het nu alleen? raadde • raden De vrouw het antwoord. • roken De man af en toe een sigaar. • gebeuren Het ongeval is vorige nacht . • laten Hij het touw los. • belanden De jongens in de sloot. • starten De atleten veel te vroeg. • bevrijden De brandweerman alle inwoners. • vergroten Ik wil graag een foto. • berijden Wie dat paard? • breien Mijn oma een prachtige, warme sjaal. • versmallen De weg zorgde voor files. • bieden jij je excuses aan? rookte gebeurd liet belandden startten bevrijdde vergrote bereed breide versmalde Bood

  4. Vul de juiste vorm in. verdwaalde verdwaald zochten gezocht kusten gekust bemest bemestte studeerde gestudeerd gegleden gleed gebloed bloedde zuchtten gezucht begon begonnen snapte gesnapte

  5. Schrijf de juiste vorm (in de verleden tijd). Duid het onderwerp en de pv. aan. schoten • De mannen (schieten) met hun geweren. • Deze twee avonturiers (zeilen) de wereld rond. • Ik (scheppen) water uit de zee. • Midden in de nacht (worden) hij wakker. • Het gerucht (verspreiden) zich erg snel. • De supporters hebben dagenlang (feesten) . • Dat (verwachten) hij helemaal niet! • Wij hebben tegen de stroom in (roeien) . • De (kwetsen) speler was drie maanden buiten strijd. • Kamiel en Arthur (verlangen) naar nieuwe avonturen. zeilden schepte werd verspreidde gefeest verwachtte geroeid gekwetste verlangden

  6. Schrijf de zinnen in de verleden tijd. Vervang enkel de persoonsvorm. • Papa tilt mij op. • Zus smacht naar adem. • Ik help mijn moeder. Papa tilde mij op. Zus smachtte naar adem Ik hielp mijn moeder,

  7. Staan de zinnen in de t.t. of de V.T.? Kleur het juiste bolletje.          

  8. Schrijf de zinnen in de verleden tijd. Vervang enkel de persoonsvorm. • Wij forceren de deur. • Zij wordt aan de kant geduwd. • Ik speel op de computer. • Papa plant een eik in de tuin. Wij forceerden de deur. Zij werd aan de kant geduwd. Ik speelde op de computer. Papa plantte een eik in de tuin.

  9. Staan de persoonsvormen in de T.T. of in de V.T.?Schrijf ze op de juiste plaats. plaag giechelen ondervraagt aten dachten vertrekt hoorde laadt gleed plantte

  10. Goed gedaan! Volgende keer even goed?

More Related