1 / 44

Absolute en relatieve veranderingen

Absolute en relatieve veranderingen. absolute verandering is een verandering in aantallen relatieve verandering is een verandering in procenten relatieve verandering = × 100% Of Nieuw x100% - 100% Oud. NIEUW - OUD.

onofre
Download Presentation

Absolute en relatieve veranderingen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Absolute en relatieve veranderingen • absolute verandering • is een verandering in aantallen • relatieve verandering • is een verandering in procenten • relatieve verandering = × 100% • Of Nieuw x100% - 100% • Oud NIEUW - OUD OUD 3.1

  2. Procentberekeningen 18 51 × 100% ≈ 35,3% 80 - 60 × 100% ≈ 33,3% 60 60 - 80 × 100% = -25% 60 100×80:118 ≈ 67,8 100×60:82 ≈ 73,2 3.1

  3. De constante factor Herhaalde toename met hetzelfde percentage. neemt een bedrag gedurende 6 jaar elk jaar met 4,3% toe, dan is NIEUW = OUD × 1,043 × 1,043 × … × 1,043 ( 6 factoren 1,043 ) gebruik hierbij de constante factor op de GR of gebruik NIEUW = OUD × 1,0436 100% + 4,3% = 104,3% 104,3%  g = 1,043 NIEUW = OUD x gt 3.1

  4. voorbeeld Niels zet op 1 jan 2002 een bedrag van €530 op een spaarrekening tegen een vaste rente van 4,1% per jaar a Hoeveel heeft Niels op 1 jan 2006 ? 1 jan 2006  t = 4 100% + 4,1% = 104,1%  g = 1,041 B = 530 × 1,041t B = 530 × 1,0414 ≈ €622,41 b Hoeveel is de toename in procenten op 1 jan 2016 2002  €530,- 2016  t = 14 B = 530 × 1,04114 ≈ €930,22 toename = 930,22 – 530 = €400,22 toename in procenten = × 100% ≈ 75,5% 400,22 530

  5. Vuistregels bij procentrekeningen • Geef NIEUW en OUD in hetzelfde aantal decimalen. • Kleine geldbedragen geef je in centen nauwkeurig. • Geef percentages in één decimaal nauwkeurig. 3.1

  6. opgave 5 a 1990  8,3 kg 2002  7,0 kg 8,3 – 7,0 = 1,3 kg afname = 1,3/8,3 x 100% = 15,7% b toename is 27,9% tot 110 liter per Nederlander 100% + 27,9% = 127,9%  g = 1,279 NIEUW = 1,279 × OUD met NIEUW = 110 OUD = 110/1,279 = 86 liter per Nederlander dus in totaal 14,9 × 86 = 1280 miljoen liter c in 2003 was 43,5% van de 16,1 miljoen mensen getrouwd 0,435 × 16,1 = 7,0 miljoen d 1995  46,6% van 7125 huisartsen een solopraktijk 2003  35,4% van 8107 huisartsen een solopraktijk 1995  0,466 × 7125 = 3320 2003  0,354 × 8107 = 2870 verschil = 3320 – 2870 = 450 afname = 450/3320 × 100% = 13,6% verschil/oud x 100%

  7. opgave 13 Steeds meer kapsalons In 2005 waren er 11480 kapsalons in NL, dat waren er 3520 meer dan in 1995. Het sterkst groeide het aantal eenmansbedrijven, namelijk met 15% tot 4735. De meeste kappersbedrijven hebben één vestiging. Slechts 7,4% van alle kappersbedrijven maakte in 2005 deel uit van een onderneming met meerdere vestigingen. De meeste kappersbedrijven zijn klein. In 10560 bedrijven werkten in 2005 minder dan 5 personen a in 1995 waren er 11480 – 3520 = 7960 kapsalons toename = 3520/7960 × 100% = 44,2% b NIEUW = 1,15 × OUD met NIEUW = 4735 in 1995 waren er 4735/1,15 = 4117 eenmansbedrijven c dat is 0,074 × 11480 = 850 kappersbedrijven d in 11480 – 10560 = 920 bedrijven ofwel 920/11480 × 100% = 8,0% e aantal inwoners = 10000/8,8 × 1003 = 1 140 000

  8. Grafische verwerking • Er zijn heel wat manieren om statistisch cijfermateriaal overzichtelijk in een figuur weer te geven. • staafdiagram • je kunt de onderzoeksresultaten goed en snel vergelijken • bijzonderheden • - de lengte van de staven/staafdelen komt overeen met de hoeveelheid • - de staven staan meestal los van elkaar • - de volgorde van de staven doet er in het algemeen niet toe Meervoudig gestapeld staafdiagram 3.2

  9. Grafische verwerking • Er zijn heel wat manieren om statistisch cijfermateriaal overzichtelijk in een figuur weer te geven. • lijndiagram • je kunt goed zien hoe een verschijnsel zich in de tijd heeft ontwikkeld • bijzonderheden • - langs de horizontale as staat meestal de tijd • - de opeenvolgende punten zijn verbonden door lijnstukken • - tussenliggende punten hebben geen betekenis scheurlijn ! 3.2

  10. Grafische verwerking • Er zijn heel wat manieren om statistisch cijfermateriaal overzichtelijk in een figuur weer te geven. • cirkeldiagram • je krijgt een goed beeld van de relatieve verdeling • bijzonderheden • - bij een aandeel van p% hoort een sector met een hoek van • - p/100 x 360° Werknemers per sector. Titel ! legenda ! 3.2

  11. Grafische verwerking • Er zijn heel wat manieren om statistisch cijfermateriaal overzichtelijk in een figuur weer te geven. • beelddiagram • de gegevens worden door middel van figuurtjes weergegeven 3.2

  12. Misleiding bij grafische weergave • let bij grafieken op de volgende punten: • 1 staat er bij de grafiek een duidelijk opschrift ? • 2 staat er voldoende informatie bij de assen ? • 3 begint de verticale as bij 0 ? is er een scheurlijn gebruikt ? Alleen bij een lijndiagram of polygoon 3.2

  13. opgave 25 1,7 6,9 a de lengte en breedte van het biljet bij 2006 is 4 keer zo groot als bij het biljet van 2005 b de oppervlakte van het biljet bij 2006 is 42 = 16 keer zo groot als bij het biljet van 2005 daardoor lijkt het of de winst 16 keer zo groot is

  14. Uit een onderzoek zijn de volgend gewichten in grammen van eieren uit de biologische veeteelt gevonden Klasse indeling Deze gegevens zetten we eerst in een tabel met een klasse indeling.

  15. Een klasse indeling kan je maken aan de hand van de volgende richtlijnen. • Tel het aantal waarnemingen. • Tel het aantal cijfers waar dit getal uit bestaat. • Vermenigvuldig dit aantal met 3 en met 5.Dit is het aantal klassen dat je mag gebruiken. • Kijk wat de laagste waarneming en rond deze af naar beneden. • Bepaal de hoogste waarneming en rond deze af naar boven. • Probeer een mooie klassegrens verdeling te maken. Klasse indeling • 110 • 3 • 9 en 15 • 12 afgerond 10 • 68 afgerond 70 • 12 klasse’s van 5 breed ?!?

  16. Een klassenindeling tot en met of tot en met kleiner dan?? Klassenindeling

  17. Frequentie verdeling maken m.b.v. een turf tabel Klasse indeling

  18. M.b.v. een klassenindeling kun je de centrummaten van deze verdeling bepalen. Klasse indeling

  19. Histogram aantal Gewicht in gr. 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70

  20. Histogram en frequentiepolygoon Een histogram is een staafdiagram bij een freqentietabel met kwantitatieve gegevens (waarnemingsgetallen) op de horizontale as en de frequentie op de verticale as. De staven liggen tegen elkaar aan. Een freqentiepolygoon is een lijndiagram waarin de frequenties zijn uitgezet tegen de waarnemingsgetallen. Het begin- en het eindpunt liggen in de ‘lucht’. Als je de relatieve frequenties uitzet tegen de waarnemingsgetallen krijg je een relatieve-frequentiepolygoon. 3.3

  21. opgave 32 a b omvang gezin frequentie ᅵ 2 ᅵ 3 ᅵ 4 ᅵ 5 ᅵ6 ᅵ 7 aantal personen gezin • in het midden van ieder staafje staat het waarnemingsgetal • de staven liggen in een histogram tegen elkaar

  22. opgave 32 3 : 28 x 100% = omvang gezin relatieve frequentie c 7 : 28 x 100% = 9 : 28 x 100% = 5 : 28 x 100% = 3 : 28 x 100% = 1 : 28 x 100% = d minder dan 4 personen 3 + 7 = 10 leerlingen × 100% ≈ 35,7% minstens 4 personen 9 + 5 + 3 + 1 = 18 leerlingen × 100% ≈ 64,3% 10 28 aantal personen per gezin 18 28

  23. opgave 36a • - zijn er bij een statistisch onderzoek veel verschillende aarnemingsgetallen, dan maak je een indeling in klassen • geef elke klasse dezelfde breedte • zorg voor 5 a 10 klassen

  24. opgave 36b de staven in een histogram tegen elkaar tekenen 7 frequentie 6 5 4 3 2 1 0 5 10 15 20 25 30 35 zakgeld in euro’s

  25. opgave 36c de klassenmiddens zijn de punten in een frequentiepolygoon ∙ 7 frequentie ∙ ∙ 6 ∙ 5 4 ∙ 3 2 ∙ 1 0 5 10 15 20 25 30 35 zakgeld in euro’s

  26. relatieve frequentie de klassenmiddens zijn de punten in een frequentiepolygoon d 50 ∙ 40 ∙ 30 20 ∙ 10 ∙ 0 0 10 20 30 40 50 zakgeld in euro’s

  27. opgave 37 steel-bladdiagram ZAKGELD IN EURO 06 = 6 steel blad 5 : 28 x 100% = 12 : 28 x 100% = 1 : 28 x 100% = a 15 komt 2 keer voor b kleinste bedrag is €6,- c het bedrag €20,- komt het vaakst voor d de klassen zijn 0-<10 ; 10-<20 ; 20-<30 ; 30-<40 17,9% ; 42,9% ; 35,7% ; 3,6% 10 : 28 x 100% =

  28. Frequentiedichtheid • een histogram moet je opvatten als een oppervlaktediagram • bij een klassenindeling met ongelijke klassenbreedten zet je bij een histogram op de verticale as de frequentiedichtheiden uit • frequentiedichtheid = • de oppervlakte van een staaf correspondeert met de frequentie van de bijbehorende klasse frequentie van de klasse klassenbreedte 3.3

  29. opgave 42 500 : 500 = 1 750 : 500 = 1,5 a 1000 : 500 = 2 1250 : 500 = 2,5 1500 : 500 = 3 4000 : 500 = 8 3.3

  30. frequentiedichtheid per 500 euro 120 100 80 60 40 20 0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 10000 bruto-maandloon

  31. b de frequentiedichtheid per 500 euro van de klasse 6000-<10000 bedraagt 5 in die klasse zitten dus × 5 = 8 × 5 = 40 vrouwen c tabel 10000 - 6000 500 totaal = 375 vrouwen

  32. d totaal aantal werknemers is 810 waarvan 375 vrouwen 375 : 810 × 100% = 46,3% in de klassen tot een maandloon van 3250 euro zijn de vrouwen oververtegenwoordigd

  33. Cumulatieve frequenties • de cumulatieve frequentie krijg je door de frequentie van die klasse en de frequenties van de voorgaande klassen bij elkaar opgeteld • bij een cumulatieve frequentiepolygoon teken je de cumulatieve frequenties boven de rechtergrenzen van de klassen • begin op de horizontale as bij de linkergrens van de eerste klasse • verbind de opeenvolgende punten door lijnstukken 3.3

  34. Gecumuleerde gewichtsverdeling Gecumuleerde gewichtsverdeling

  35. Gecumuleerde gewichtsverdeling Gecumuleerde gewichtsverdeling

  36. Gecumuleerde gewichtsverdeling Gecumuleerde absolute frequentie verdeling Mediaan = 34 gr.

  37. Gecumuleerde gewichtsverdeling Gecumuleerde relatieve frequentie verdeling

  38. opgave 43a 538 : 4572 x 100 = 0 + 538 = 1673 : 4572 x 100 = 2891 : 4572 x 100 = 538 + 1135 = 1673 + 1218 = 3832 : 4572 x 100 = 4489 : 4572 x 100 = 2891 + 941 = 4572 : 4572 x 100 = 3832 + 657 = 4489 + 83 = cumulatieve frequentie is de frequentie van deze klasse en de voorgaande klassen bij elkaar opgeteld relatieve cumulatieve frequentie is de cumulatieve frequentie in procenten cum.rel.freq. = x 100% rond cum.rel.freq. af op één decimaal cum. freq. totale freq.

  39. opgave 43b je eindigt altijd bij 100% ∙ 100 rel.cum.freq ∙ ∙ 80 ∙ 60 40 ∙ 20 ∙ ∙ 0 155 160 165 170 175 180 185 lengte in cm. zet de rel.cum.freq. boven de rechtergrenzen uit, begin bij de linkergrens

  40. opgave 49 a van 8.00 tot 20.00 uur is 12 uur 5 dagen  5 x 12 = 60 uur A en 30 klanten  50% 50% van 60 uur is 30 uur b B van 40 klanten  20% minstens 40 klanten is 80% 0,80 x 60 = 48 uur c B en 50 klanten  30% 30% van 5 dagen is 1,5 dagen de bewering klopt niet het kan hooguit 1,5 dag zijn geweest d tabel histogram e bij B was het drukker bij A 50%  20 tot 30 klanten per uur bij B 50%  60 tot 70 klanten per uur 50 30 20

  41. d tabel

  42. frequentie d histogram 36 30 24 18 12 6 0 20 30 40 50 60 70 aantal klanten per uur

  43. De populatie is de totale groep waarop het onderzoek betrekking heeft. • Een steekproef is representatief als zij een juiste afspiegeling is van de gehele populatie • - de steekproef moet voldoende groot zijn • - de steekproef is aselect. • In een gelote steekproef heeft elk element van de populatie dezelfde kans om in de steekproef te komen. • In een gelaagde steekproef komen duidelijk te onderscheiden groepen in dezelfde verhouding voor als in de gehele populatie. • Bij een systematische steekproef genereer je één toevalsgetal. de andere steekproefelementen volgen hieruit door met vaste stappen door de gehele populatie te lopen. voor de stapgrootte deel je de populatieomvang door de steekproefomvang. 3.4

  44. opgave 61 totaal = 50 + 70 + 25 + 40 + 75 + 45 = 305 patiënten 50 305 70 305 × 50 = 11,48 dus 11 40 305 25 305 × 50 = 6,56 dus 7 × 50 = 4,10 dus 4 75 305 45 305 × 50 = 12,30 dus 12 × 50 = 7,38 dus 7 het aantal is 8 + 11 + 4 + 7 + 12 + 7 = 49 om aan een steekproeflengte van 50 te komen kiezen we een extra man van 18-< 48 3.4

More Related