1 / 20

Het geven van een voordracht

Het geven van een voordracht. Berust gedeeltelijk op materiaal van Jeroen Fokker Mark Overmars Wishnu Prasetya Lex Bijlsma, 1999. Met aanpassingen door Silja Renooij, 2008. Inhoud. De stof Gereedschappen Het maken van een slide Opbouw van een voordracht Voorbereiding

lars
Download Presentation

Het geven van een voordracht

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Het geven van een voordracht Berust gedeeltelijk op materiaal van Jeroen Fokker Mark Overmars Wishnu Prasetya Lex Bijlsma, 1999. Met aanpassingen door Silja Renooij, 2008.

  2. Inhoud • De stof • Gereedschappen • Het maken van een slide • Opbouw van een voordracht • Voorbereiding • Presentatie en timing

  3. De stof • sta ‘boven’ de stof • meer dan gewoon begrijpen • kom los van de schriftelijke bronnen: een voordracht kan veel minder detail bevatten • oefen!! Dit voorkomt dat je tijdens de voordracht nog fouten ontdekt. • pas je aan aan het soort publiek. • specialisten zijn meer geïnteresseerd in details dan een algemeen publiek

  4. Gereedschap Inmiddels (bijna) in onbruik geraakt: • Fysieke transparanten • handgeschreven (speciale pennen) • kopieermachine • (kleuren)printer Over te brengen via Overheadprojector

  5. Gereedschap Door bijna iedereen gebruikt: • digitale ‘slides’ (computer presentations) • ppt met PowerPoint • pdf met Acrobat Reader, Foxit Reader Over te brengen met computer en beamer In andere vakgebieden ook: 35mm dia’s

  6. Software • LaTeX: • documentclass slidesofbeamer • geeft wiskundige formules goed weer • text-based; wel wysiwyg editors (bijv LyX) • Microsoft Power Point • professionele opmaak ‘zonder moeite’ • animatie, geluidseffecten eenvoudig • Open Office IMPRESS, kOffice, Keynote

  7. Het maken van een slide • Inhoud • Welk doel wil je bereiken? • Welke informatie wil je daartoe overdragen? • Wat veronderstel je omtrent het publiek? • voorkennis expliciet in herinnering brengen • Uiterlijk • korte maar effectieve formulering • ergonomie • psychologie • vormgeving en animatie

  8. Informatiedichtheid • Transparanten dienen voor houvast • belangrijke definities en stellingen • puntsgewijze opsomming van ideeën • geen volledige zinnen • voorbeelden en visualisatie • los van de voordracht niet leesbaar • Nummer je slides (ivm vragen)

  9. Ergonomie • Lettergrootte • te kleine letters: moeilijk leesbaar • te grote letters: agressief, te snelle wisseling van transparanten • vuistregel: 10 regels per slide, 28-punts letter • Opmaak en kleurgebruik • te weinig afwisseling: niet inspirerend • te veel decoratie: leidt af van de inhoud • benadruk structuur door inspringen en consequent kleurgebruik

  10. Psychologie • Welk psychologisch effect wil je bij het publiek oproepen? • informeren • nieuwsgierigheid prikkelen • verrassen • inspireren • aan het denken zetten • naar een vooropgezette conclusie leiden

  11. Vormgeving en animatie • Typografisch ontwerp • helpt de psychologische effecten te bewerkstelligen • vereist talent en ervaring • Visualisatie • Animatie • met Power Point • met overlays • door het ‘bijschrijven’ van tekst

  12. Opbouw van een presentatie • Titelslide • titel voordracht, naam auteur, instelling • Inleiding • probleemstelling, terminologie, overzicht • Kern • de nieuwe bijdrage • beperkte mate van detail • Conclusie

  13. De inleiding • Beschrijving van het probleem • motivatie • beschrijving van vroeger werk • Terminologie • Plaatsen van de nieuwe bijdrage • verhouding tot vroeger werk • gebruikte technieken • Overzicht opbouw voordracht

  14. De kern • Beschrijf het idee achter de nieuwe bijdrage. • Geef eventueel eerst een eenvoudige versie • Demonstreer het idee met een voorbeeld • Geef aan waarom de resultaten beter / anders zijn • Geef een schets van het bewijs. • Wees selectief in het geven van details.

  15. De conclusie • Samenvatting van resultaten • Niet behandelde resultaten • generalisatie • Open problemen • uitnodiging tot verder onderzoek

  16. Voorbereiding • Aantekeningen: altijd! (vooral voorbeelden!) • handig: op een afdruk van de slides, of ‘notes’-opties gebruiken • Oefenen: hoeveel tijd heb ik waarvoor? • komt totale tijdsduur overeen met beschikbare? (zenuwachtig → vaak sneller) • vergen sommige slides onevenredig veel toelichting? • Prepareren van de zaal • functioneert de apparatuur? • kan je bij je presentatie en aantekeningen?

  17. Presenteren • Spreek rustig en duidelijk • niet mompelen • niet voorlezen • niet richting muur of bord praten • Houd oogcontact • niet steeds met dezelfde persoon • volgt iedereen het nog? • niet naar beeldscherm kijken/wijzen

  18. Presenteren • Voorkom storingen: • voor projectie of bord staan • bewegingen / geluiden die afleiden • fouten • pratend publiek • Zorg dat het publiek je serieus neemt • houding, kleding, taalgebruik, niet te grappig • jijzelf en je presentatie verzorgd en goed voorbereid • te moeilijk is vaak erger dan te makkelijk

  19. Timing • Let bij het presenteren op de tijd • oefenen! • markeren in je aantekeningen • lange discussie bij interruptie vermijden → naar de pauze • geef aan of je vragen tussendoor wilt • vuistregel: 1 ‘platte’ slide per 2,5 minuut • minder als de voordracht langer duurt • 8..10 slides voor een congresvoordracht (20’) • 15..20 slides voor een collegeuur (45’)

  20. Reageren op vragen • Herhaal de vraag • Wees niet bang • Je weet meer van de stof dan het publiek. • Wees eerlijk • Geef het toe als je iets niet weet: niet bluffen. • Maak onderscheid tussen vermoedens en feiten. • Erken gebreken van je werk ruiterlijk. • Wees beleefd • Bejegen vragenstellers niet sarcastisch.

More Related