1 / 16

Politieke ideologieën

Politieke ideologieën. Beknopt overzicht. Anarchisme. Anarchisten verwerpen politieke autoriteit in al haar vormen . Politieke autoriteit = het kwaad Regelen van zaken gebeurt door vrijwillige overeenkomsten en samenwerkingsverbanden. Twee stromingen:

ken
Download Presentation

Politieke ideologieën

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Politieke ideologieën Beknopt overzicht

  2. Anarchisme • Anarchisten verwerpen politieke autoriteit in al haar vormen. • Politieke autoriteit = het kwaad • Regelen van zaken gebeurt door vrijwillige overeenkomsten en samenwerkingsverbanden. • Twee stromingen: • Individualistisch anarchisme: vrijheid van de keuze van het individu maximaliseren. Privébezit mogelijk. • Communistisch anarchisme: Gelijkheid tussen allen en verdeling van goederen. Privébezit mag niet.

  3. Anarchisme • Anarchistische experimenten plaatsgevonden in Spanje, Portugal, Mexico, Frankrijk en Rusland maar nooit doorgebroken in ons land. • Meeste anarchistische bewegingen zijn ontstaan uit vakbonden. • Ook vakbonden zijn in hun oorsprong ‘anarchistisch’ omdat er vroeger een verbod op vereniging bestond waardoor niemand kon samenspannen tegen werkgever.  semi-revolutionair karakter van vakbonden

  4. Liberalisme Historisch • Liberalisme (en kapitalisme) kwamen op met de opkomst van de marktgerichte samenleving. • Initieel draaide het om rechten en vrijheden tegenover de adem en het absolutisme. • Overheid mocht zich niet moeien met de economie. Die zou zichzelf reguleren  ‘laissez-faire’ kapitalisme • Opsplitsingen ontstaan door problemen die kapitalisme met zich meebracht  sociaal-liberalisme

  5. Liberalisme Principes • Individualisme: individu primeert op de groep en moet zich ten volle kunnen ontwikkelen. • Vrijheid: Vrijheid boven gelijkheid en autoriteit. Enkel ingeperkt wanneer het schade berokkend aan anderen. • Rede: Mensen zijn in staat rationele beslissingen te maken en zo vooruitgang te boeken en conflicten op te lossen. • Gelijkheid: Iedereen heeft gelijke rechten en kansen zonder dat de staat er moet voor zorgen. • Ook belangrijk zijn: tolerantie en morele neutraliteit (geen geloof opleggen) België is een liberaal land:Niet enkel de Open VLD alleen, maar alle partijen dragen gedeeltelijk deze principes in zich.

  6. Conservatisme Historisch • Conservatieven wilden in de 18de eeuw terug naar het ‘ancien régime’ dat vóór de Franse Revolutie heerste. • Veel variatie in conservatieve partijen. • Continentaal Europa: autocratisch en reactionair • GB en VSA: meer flexibele vorm • Ingeleid door Edmund Burke: soms moet je bepaalde dingen veranderen om essentiële dingen te behouden • In praktijk werd conservatisme, paternalisme: een staat de het land leidt zoals een vader zijn gezin.

  7. Conservatisme Principes: • Traditie: Respect voor ingeburgerde gebruiken en instituties, waarden en normen. • Pragmatisme: Actie volgt iit iets dat praktisch haalbaar en mogelijk is, niet uit abstracte theorieën. • Menselijke imperfectie: Mensen zijn beperkt, afhankelijk, egoïstisch, op zoek naar veiligheid. Criminaliteit ligt in menselijke natuur. • Hiërarchie: Iedereen heeft zijn plaats in de maatschappij. • Autoriteit: Leiderschap moet van bovenaf uitgevoerd worden. • Eigendom: Belangrijk voor veiligheid en onafhankelijkheid. Eigendom is de veruitwendiging van je persoonlijkheid.

  8. Socialisme Historisch • Ontwikkeld als reactie op kapitalisme ter verdediging van de werknemers. • Initieel heel revolutionair en fundamentalistisch. (zie ook Karl Marx) • 2 stromingen in 19de eeuw: • Reformisten: arbeidsklasse langzaamaan integreren in kapitalistisch systeem. (via vakbonden en politieke partijen) = socialisten vandaag • Revisionisten: Vielen terug op ideeën van Marx en worden nu doorgaans communisten genoemd.

  9. Socialisme Principes: • Gemeenschap: mensen zijn sociale wezens die samen moeten leven. Nurture primeert op nature. De maatschappij moet goede mensen opvoeden. • Broederschap: Samenwerking wordt verkozen boven competitie en holisme boven individualisme. • Sociale gelijkheid: Gelijkheid van uitkomst i.p.v. gelijkheid van kansen = egalitarisme • Ook: beperking privébezit in functie van gelijkheid en nadruk op noden van mensen.

  10. Communisme Historisch • Gebaseerd op Marxisme, voor het eerst toegepast in de voormalige sovjetunie. = ideaal van staatloze maatschappij • Lenin heeft aantal zaken aan theorie van Marx toegevoegd.  essentie van revolutionaire partij die touwtjes in handen heeft na de revolutie. • Sterk anti-kapitalistisch en daarom voorstanders van volledig staatsgeleide economie zonder overproductie. • Veranderingen van Stalin leiden tot dictatuur. Sinds dood Stalin hervormingen gebeurd die uiteindelijk leiden tot ophef van sovjetunie in 1991. • Landen die nog (gedeeltelijk) communistisch zijn: China, Cuba, Noord-Korea

  11. Communisme Principes: • Gemeenschappelijkheid: De mens ontleent zijn identiteit aan de massa en wordt gemaakt door de gemeenschap. Holisme > individualisme. • Vervreemding: Arbeidsverdeling en specialisatie van liberalisme maakt dat mensen vervreemden van het product van hun arbeid. Mens moet voldoening krijgen uit werk. • Klassenstrijd: Klassenongelijkheid en polarisering moet opgeheven worden door een revolutie van het proletariaat. • Gemeenschappelijk bezit: alle rijkdom wordt collectief en er wordt enkel geproduceerd wat nodig is.

  12. Fascisme Historisch • Vooral ontwikkeld tijdens het interbellum in Duitsland ten gevolge van het verdrag van Versailles waarin Duitsland gestraft werd voor WO1 • Adolf Hitler verkozen tot staatsleider en schort alle verplichtingen van verdrag van Versailles op. • Hitler installeerde radicaal ondemocratisch regime met “Ein volk, einreich, einFührer” = fascisme. • Gingen in tegen het ideeëngoed van de Franse Revolutie: “1789 is dood”

  13. Fascisme Principes: • Waarden: strijd, leiderschap, macht, heldenverering en oorlog. • Tegen: kapitalisme, liberalisme, individualisme, communisme • Centraal thema: sterkte door eenheid, individu betekent niets. • De nieuwe man is een held, gemotiveerd door plicht, eer en zelfopoffering voor de glorie van zijn staat, ras en absolute leider. • Jeugd wordt in Hitlerjugendopgeleid tot übermenschen = arische ras  racisme • Enorm geloof in kunnen van de eigen staat en het eigen volk.

  14. Nationalisme • Soevereiniteit van het volk staat centraal. • Teruggrijpen nar het romantische idee van het volk. • Twee basisprincipes: • Zelfbeschikkingsrecht: afwijzing van vreemde overheerser • Belangen van de totaliteit primeert op belangen van individu. • Natie of volk verwijst naar: gemeenschappelijk geschiedenis of taal en cultuur • Nationalisme kan ontstaan uit verschillende oorzaken: • gemeenschappelijke kenmerken, • gemeenschappelijke politiek, • gemeenschappelijke belangen, …

  15. Nationalisme • Pattriotisme: betrekking op herdenking van oorlogen. • Actieve, strijdende vormen van nationalisme gaan terug op het besef van samen geleden onrecht. • Door nadruk op de solidariteit (intern)kan nationalisme ondanks de vrijheidsgedachte van het zelfbeschikkingsrecht ook sterk samengaan met vormen van socialisme. • Extreme vorm: ontkenning van waarde van het individu  Jij bent niets, je volk is alles

  16. Ecologisme Ontstaan in ‘60 en ‘70 van 20ste eeuw uit milieubeweging, vredesbeweging en emancipatiebewegingen. Principes: • Meerkleurendemocratie of pluralisme: Het is goed dat er verschillende meningen naast elkaar bestaan. Er is geen definitieve waarheid. • Aandacht voor het milieu en ecologische crisis. • Streven naar duurzame economie die niet weegt op ecologie en niet zorgt voor sociale schuld voor volgende generaties. • Wereldwijde sociale rechtvaardigheid: levenskansen van de minst bedeelden verbeteren en beschermen tegen industrie en uitputting van grondstoffen. • Individu in verbondenheid met mensen en met de natuur. • Zorgen voor volgende generaties door beperken van vrijheid van industrie zorgt voor meer vrijheid op termijn, niet voor minder vrijheid.

More Related