1 / 27

Opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren

Studie Cowan

jana
Download Presentation

Opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


    1. Opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren Hilde Colpin en Bart Soenens Studiedag ‘Diagnostiek in een veranderend onderwijsveld’, 13/12/2007

    2. Studie Cowan & Cowan (2002) Experiment Ouders Kort voor instap kind in kleuterschool Experimentele groep Controlegroep Discussiegroep Discussiegroep incl. effectief opvoeden excl. Effectief opvoeden Betere aanpassing op school Betere prestaties in kleuter- en 1ste jaar lagere school Positieve effecten bevestigd op 10 jaar -op toeval verdeeld over experimentele en controlegroep -16 weken durend programma -betere schoolse aanpassing en prestaties in 3de kleuterklas en 1ste leerjaar -relatieve voordeel kinderen uit experimentele groep behouden op leeftijd van 10 jaar, dus na periode van 6 jaar. -Dit is een voorbeeld van een studie waaruit blijkt dat de opvoeding in het gezin een effect kan hebben op uitkomsten bij het kind, in het bijzonder dat de gezinsopvoeding een rol speelt voor het schoolse functioneren van het kind. Vandaag is er algemene consensus dat het gezin een belangrijke invloed uitoefent op de ontwikkeling van kinderen, in wisselwerking met de erfelijke aanleg van het kind, en dat de kwaliteit van de relaties in het gezin de impact van genetische factoren kan versterken of verminderen. Een warme, ondersteunende opvoeding kan een buffer vormen tegen de negatieve impact van andere omgevingsfactoren (bijvoorbeeld armoede) of genetische factoren (bijvoorbeeld een handicap bij het kind). Omgekeerd kan een disfunctionele opvoeding de negatieve invloed van andere omgevingsfactoren en genetische factoren (bijvoorbeeld een moeilijk temperament bij het kind) versterken. -Niet alleen blijkt dat opvoeding belangrijk is, bovendien wordt aangetoond dat de opvoeding beďnvloed kan worden, en dat dit op zijn beurt een positief effect kan hebben op het kinderlijke functioneren. Anders gezegd, de resultaten van deze en andere studies geven aan dat het beďnvloeden van de opvoedingsrelatie een insteek kan bieden om op een onrechtstreekse manier problemen op school te voorkomen of te remediëren. - Indien we het gezinsfunctioneren willen beďnvloeden, is een eerste belangrijke stap het in beeld brengen ervan. Daarop ligt vandaag de focus. -op toeval verdeeld over experimentele en controlegroep -16 weken durend programma -betere schoolse aanpassing en prestaties in 3de kleuterklas en 1ste leerjaar -relatieve voordeel kinderen uit experimentele groep behouden op leeftijd van 10 jaar, dus na periode van 6 jaar. -Dit is een voorbeeld van een studie waaruit blijkt dat de opvoeding in het gezin een effect kan hebben op uitkomsten bij het kind, in het bijzonder dat de gezinsopvoeding een rol speelt voor het schoolse functioneren van het kind. Vandaag is er algemene consensus dat het gezin een belangrijke invloed uitoefent op de ontwikkeling van kinderen, in wisselwerking met de erfelijke aanleg van het kind, en dat de kwaliteit van de relaties in het gezin de impact van genetische factoren kan versterken of verminderen. Een warme, ondersteunende opvoeding kan een buffer vormen tegen de negatieve impact van andere omgevingsfactoren (bijvoorbeeld armoede) of genetische factoren (bijvoorbeeld een handicap bij het kind). Omgekeerd kan een disfunctionele opvoeding de negatieve invloed van andere omgevingsfactoren en genetische factoren (bijvoorbeeld een moeilijk temperament bij het kind) versterken. -Niet alleen blijkt dat opvoeding belangrijk is, bovendien wordt aangetoond dat de opvoeding beďnvloed kan worden, en dat dit op zijn beurt een positief effect kan hebben op het kinderlijke functioneren. Anders gezegd, de resultaten van deze en andere studies geven aan dat het beďnvloeden van de opvoedingsrelatie een insteek kan bieden om op een onrechtstreekse manier problemen op school te voorkomen of te remediëren. - Indien we het gezinsfunctioneren willen beďnvloeden, is een eerste belangrijke stap het in beeld brengen ervan. Daarop ligt vandaag de focus.

    3. Overzicht Theoretische kaders over opvoeding en gezinsfunctioneren Implicaties voor diagnostiek Selectie van diagnostische middelen Naar advisering We gaan dat doen in vier stappen, die overeenkomen met opbouw van hoofdstukken in het boek, nl.We gaan dat doen in vier stappen, die overeenkomen met opbouw van hoofdstukken in het boek, nl.

    4. Opvoeding en gezinsfunctioneren: Theoretische kaders

    5. Gezin: verschillende subsystemen Ouder-kind Ouder-ouder Kind-broers en zussen Ouders-broers en zussen Gezin als geheel Opvoeding en gezinsfunctioneren: zeer brede en veelzijdige concepten. Vooreerst: binnen het gezin verschillende subsystemen die het kind kunnen beďnvloeden. We konden niet al die subsystemen uitgebreid betrekken. In de context van de leerlingenbegeleiding leek het zeker belangrijk de ouder-kindrelatie te bekijken. Hier focus op vandaag. In boek ook het gezin als geheel als subsysteem meegenomen, omdat van de beschikbare genormeerde vragenlijsten, er heel wat op dit concept betrekking hebben. Andere aspecten zeker ook relevant, bijvoorbeeld het ouder-ouder subsysteem; zo is bv. uit onderzoek gebleken dat conflict tussen de ouders een zeer belangrijke risicofactor is voor het kinderlijke welbevinden. Opvoeding en gezinsfunctioneren: zeer brede en veelzijdige concepten. Vooreerst: binnen het gezin verschillende subsystemen die het kind kunnen beďnvloeden. We konden niet al die subsystemen uitgebreid betrekken. In de context van de leerlingenbegeleiding leek het zeker belangrijk de ouder-kindrelatie te bekijken. Hier focus op vandaag. In boek ook het gezin als geheel als subsysteem meegenomen, omdat van de beschikbare genormeerde vragenlijsten, er heel wat op dit concept betrekking hebben. Andere aspecten zeker ook relevant, bijvoorbeeld het ouder-ouder subsysteem; zo is bv. uit onderzoek gebleken dat conflict tussen de ouders een zeer belangrijke risicofactor is voor het kinderlijke welbevinden.

    6. Ouder-kindrelatie: conceptualiseringen Gehechtheidstheorie (Bowlby, Ainsworth) Sociaal-ecologische theorie (Bronfenbrenner) Model over coërcieve gezinsprocessen (Patterson) Begrippen kwetsbaarheid en veerkracht (Rutter) Transactionele theorieën (Bell) Theorie over opvoedingsstijlen (Baumrind) Begrip opvoedingsstress (Abidin) Begrip ouderbetrokkenheid (o.a. Christensen) Enz. -De relatie tussen ouders en kinderen kan vanuit verschillende theoretische perspectieven belicht en geconceptualiseerd worden. Een aantal theoretische bijdragen die een sleutelrol spelen in ons huidig begrip van opvoedingsprocessen, staan hier op een rij. We kunnen die perspectieven vergelijken met verschillende schijnwerpers. Eenzelfde realiteit, de ouder-kindrelatie wordt vanuit verschillende schijnwerpers belicht, waardoor telkens verschillende aspecten ervan beaccentueerd worden en andere meer op de achtergrond blijven. Hier focus op opvoedingsstijlen, en opvoedingsstress. Voor leerlingenbegeleiding ook relevant: mate waarin en manier waarop ouders betrokken zijn bij de schoolloopbaan. Niet behandeld, hoewel wel interessant was geweest, hierover ook geen instrumenten beschikbaar, wel in beperkte mate aan bod in SiBO (onderzoek naar schoolloopbanen in het basisonderwijs). Niet alle mogelijke conceptualiseringen van opvoeding en gezinsfunctioneren konden behandeld worden in onze bijdrage. We moesten daar een keuze in maken. Een moeilijkheid waarmee we hier geconfronteerd werden, was dat de genormeerde onderzoeksinstrumenten die over de opvoeding en het gezinsfunctioneren in het Nederlandse taalgebied beschikbaar zijn, overwegend aansluitend bij bepaalde theoretische kaders, en dat een aantal voor de leerlingenbegeleiding toch interessante theoretische kaders, niet beschikken over genormeerde onderzoeksinstrumenten. We wilden in onze bijdrage graag een overzicht geven van genormeerde instrumenten maar tegelijk ook een aantal recente theoretische inzichten, relevant voor de leerlingenbegeleiding, niet onthouden. Deze overwegingen hebben mee onze keuze bepaald voor de theoretische kaders die in het boek aan bod komen. -De relatie tussen ouders en kinderen kan vanuit verschillende theoretische perspectieven belicht en geconceptualiseerd worden. Een aantal theoretische bijdragen die een sleutelrol spelen in ons huidig begrip van opvoedingsprocessen, staan hier op een rij. We kunnen die perspectieven vergelijken met verschillende schijnwerpers. Eenzelfde realiteit, de ouder-kindrelatie wordt vanuit verschillende schijnwerpers belicht, waardoor telkens verschillende aspecten ervan beaccentueerd worden en andere meer op de achtergrond blijven. Hier focus op opvoedingsstijlen, en opvoedingsstress. Voor leerlingenbegeleiding ook relevant: mate waarin en manier waarop ouders betrokken zijn bij de schoolloopbaan. Niet behandeld, hoewel wel interessant was geweest, hierover ook geen instrumenten beschikbaar, wel in beperkte mate aan bod in SiBO (onderzoek naar schoolloopbanen in het basisonderwijs). Niet alle mogelijke conceptualiseringen van opvoeding en gezinsfunctioneren konden behandeld worden in onze bijdrage. We moesten daar een keuze in maken. Een moeilijkheid waarmee we hier geconfronteerd werden, was dat de genormeerde onderzoeksinstrumenten die over de opvoeding en het gezinsfunctioneren in het Nederlandse taalgebied beschikbaar zijn, overwegend aansluitend bij bepaalde theoretische kaders, en dat een aantal voor de leerlingenbegeleiding toch interessante theoretische kaders, niet beschikken over genormeerde onderzoeksinstrumenten. We wilden in onze bijdrage graag een overzicht geven van genormeerde instrumenten maar tegelijk ook een aantal recente theoretische inzichten, relevant voor de leerlingenbegeleiding, niet onthouden. Deze overwegingen hebben mee onze keuze bepaald voor de theoretische kaders die in het boek aan bod komen.

    7. Ouderlijke opvoedingsstijl Algemeen opvoedingsklimaat Waarin ouders meer specifieke opvoedende gedragingen stellen Bepalend voor effect van specifieke opvoedende gedragingen -Ouderlijke opvoedingsstijl verwijst naar het algemene opvoedingsklimaat, of de gedragsmatige stijl van de ouders. Dit klimaat is bepalend voor de betekenis en het effect van meer specifieke opvoedende gedragingen. -Voorbeelden van specifieke opvoedende gedragingen zijn: boos roepen tegen het kind, of een voorbeeld dat meer aansluit bij de schoolcontext, helpen bij het huiswerk. Dit concrete opvoedingsgedrag kan ouder op verschillende manieren stellen. Bijvoorbeeld op een overbeschermende of dwingende manier: willen dat kind huiswerk zeer goed tot perfect doet, controleert dit sterk, neemt bijna over. Een andere manier om het kind te helpen bij het huiswerk is een meer ondersteunende en autonomiebevorderende manier: het kind op eigen tempo laten werken, fouten toelaten, beschikbaar zijn wanneer kind hulp wenst. Het zijn deze verschillen in vormgeving van het concrete opvoedingsgedrag die de ouderlijke opvoedingsstijl bepalen. Het gaat om de emotionele attituden die gecommuniceerd worden: toon, lichaamstaal, afwezigheid, uitbarstingen van kwaadheid enz. Vanuit deze theorie is niet zozeer het concrete opvoedingsgedrag belangrijk, maar wel deze opvoedingsstijl, en zal deze opvoedingsstijl bepalen welk effect het concrete gedrag heeft op het kind. Daarnet verwezen naar ouderlijke betrokkenheid bij de schoolloopbaan: in heel wat onderzoek is gebleken dat ouderlijke betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen positieve effecten heeft. In een studie van Steinberg en collega’s is gebleken dat ouderlijke betrokkenheid slechts dan positieve effecten heeft op het kind, wanneer deze betrokkenheid gebeurt in een zogenaamd democratisch opvoedingsklimaat, d.w.z. waarin veel ondersteuning gecombineerd wordt met voldoende controle en toezicht op het gedrag van het kind. Belangrijker dan de betrokkenheid op zich is dus het opvoedingsklimaat waarin deze betrokkenheid plaatsvindt. -Ouderlijke opvoedingsstijl verwijst naar het algemene opvoedingsklimaat, of de gedragsmatige stijl van de ouders. Dit klimaat is bepalend voor de betekenis en het effect van meer specifieke opvoedende gedragingen. -Voorbeelden van specifieke opvoedende gedragingen zijn: boos roepen tegen het kind, of een voorbeeld dat meer aansluit bij de schoolcontext, helpen bij het huiswerk. Dit concrete opvoedingsgedrag kan ouder op verschillende manieren stellen. Bijvoorbeeld op een overbeschermende of dwingende manier: willen dat kind huiswerk zeer goed tot perfect doet, controleert dit sterk, neemt bijna over. Een andere manier om het kind te helpen bij het huiswerk is een meer ondersteunende en autonomiebevorderende manier: het kind op eigen tempo laten werken, fouten toelaten, beschikbaar zijn wanneer kind hulp wenst. Het zijn deze verschillen in vormgeving van het concrete opvoedingsgedrag die de ouderlijke opvoedingsstijl bepalen. Het gaat om de emotionele attituden die gecommuniceerd worden: toon, lichaamstaal, afwezigheid, uitbarstingen van kwaadheid enz. Vanuit deze theorie is niet zozeer het concrete opvoedingsgedrag belangrijk, maar wel deze opvoedingsstijl, en zal deze opvoedingsstijl bepalen welk effect het concrete gedrag heeft op het kind. Daarnet verwezen naar ouderlijke betrokkenheid bij de schoolloopbaan: in heel wat onderzoek is gebleken dat ouderlijke betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen positieve effecten heeft. In een studie van Steinberg en collega’s is gebleken dat ouderlijke betrokkenheid slechts dan positieve effecten heeft op het kind, wanneer deze betrokkenheid gebeurt in een zogenaamd democratisch opvoedingsklimaat, d.w.z. waarin veel ondersteuning gecombineerd wordt met voldoende controle en toezicht op het gedrag van het kind. Belangrijker dan de betrokkenheid op zich is dus het opvoedingsklimaat waarin deze betrokkenheid plaatsvindt.

    8. Ouderlijke opvoedingsstijl -Traditioneel: twee dimensies onderscheiden in opvoedingsstijl *responsiviteit: mate van ondersteuning, warmte en liefde die ouders naar hun kinderen tonen *controle: mate waarin grenzen gesteld worden aan gedrag van het kind -Grondlegger van denken over opvoedingsstijl, Diane Baumrind: niet zozeer afzonderlijke dimensies, maar combinatie van dimensies speelt een rol voor kinderlijke ontwikkeling. Belangrijk voor goede ontwikkeling is de zgn. democratische of autoritatieve opvoedingsstijl: hoge mate van warmte en hoge mate van controle. In onderzoek consistent vastgesteld dat deze opvoedingsstijl veel betere effecten heeft op de kinderlijke ontwikkeling, inclusief schoolse uitkomsten, dan de drie andere stijlen: de permissieve (met hoge responsiviteit en weinig controle), de autoritaire (met lage responsiviteit en hoge controle) en tot slot de verwaarlozende (met lage responsiviteit en controle). -Recent onderzoek: hernieuwde aandacht voor de specifieke invloed van afzonderlijke opvoedingsdimensies.-Traditioneel: twee dimensies onderscheiden in opvoedingsstijl *responsiviteit: mate van ondersteuning, warmte en liefde die ouders naar hun kinderen tonen *controle: mate waarin grenzen gesteld worden aan gedrag van het kind -Grondlegger van denken over opvoedingsstijl, Diane Baumrind: niet zozeer afzonderlijke dimensies, maar combinatie van dimensies speelt een rol voor kinderlijke ontwikkeling. Belangrijk voor goede ontwikkeling is de zgn. democratische of autoritatieve opvoedingsstijl: hoge mate van warmte en hoge mate van controle. In onderzoek consistent vastgesteld dat deze opvoedingsstijl veel betere effecten heeft op de kinderlijke ontwikkeling, inclusief schoolse uitkomsten, dan de drie andere stijlen: de permissieve (met hoge responsiviteit en weinig controle), de autoritaire (met lage responsiviteit en hoge controle) en tot slot de verwaarlozende (met lage responsiviteit en controle). -Recent onderzoek: hernieuwde aandacht voor de specifieke invloed van afzonderlijke opvoedingsdimensies.

    9. Ouderlijke opvoedingsstijl: dimensies Responsiviteit Controle: opgesplitst in gedragsmatige en psychologische controle Traditioneel: twee dimensies: -Responsiviteit: mate van liefde, warmte en ondersteuning die ouders aan hun kinderen bieden. Brede waaier aan positieve uitkomsten, bv. op vlak van sociale relaties -Dimensie controle: traditioneel verwijst deze controle naar gedragsmatige controle, mate waarin ouders regels en grenzen stellen aan gedrag van het kind. Een inadequate gedragsmatige controle door de ouders blijkt vooral een voorspellende waarde te hebben voor externaliserende gedragsproblemen bij kinderen (bv. agressief, opstandig gedrag, tegenspreken). -Naast deze traditionele controledimensie werd in de jaren 1990 een tweede controledimensie geďdentificeerd, namelijk psychologische controle. Deze verwijst naar een manipulatieve vorm van controle, waarbij op intrusieve wijze wordt ingespeeld op de gedachte en gevoelens van het kind, bijvoorbeeld door het induceren van schuld en schaamte bij het kind of door het kind enkel aandacht en steun te geven wanneer het voldoet aan de verwachtingen van de ouders. Deze psychologische controle blijkt vooral voorspellend voorinternaliserende problemen bij kinderen, zoals angst en depressie. Collega Bart Soenens heeft in zijn doctoraatsonderzoek ook zeer duidelijk het verband aangetoond tussen psychologische controle door de ouders en maladaptief perfectionisme bij jongeren. Traditioneel: twee dimensies: -Responsiviteit: mate van liefde, warmte en ondersteuning die ouders aan hun kinderen bieden. Brede waaier aan positieve uitkomsten, bv. op vlak van sociale relaties -Dimensie controle: traditioneel verwijst deze controle naar gedragsmatige controle, mate waarin ouders regels en grenzen stellen aan gedrag van het kind. Een inadequate gedragsmatige controle door de ouders blijkt vooral een voorspellende waarde te hebben voor externaliserende gedragsproblemen bij kinderen (bv. agressief, opstandig gedrag, tegenspreken). -Naast deze traditionele controledimensie werd in de jaren 1990 een tweede controledimensie geďdentificeerd, namelijk psychologische controle. Deze verwijst naar een manipulatieve vorm van controle, waarbij op intrusieve wijze wordt ingespeeld op de gedachte en gevoelens van het kind, bijvoorbeeld door het induceren van schuld en schaamte bij het kind of door het kind enkel aandacht en steun te geven wanneer het voldoet aan de verwachtingen van de ouders. Deze psychologische controle blijkt vooral voorspellend voorinternaliserende problemen bij kinderen, zoals angst en depressie. Collega Bart Soenens heeft in zijn doctoraatsonderzoek ook zeer duidelijk het verband aangetoond tussen psychologische controle door de ouders en maladaptief perfectionisme bij jongeren.

    10. Ouderlijke opvoedingsstijl: dimensies Responsiviteit Gedragsmatige controle Psychologische controle: wordt tegenwoordig ook onderscheiden van: Autonomieondersteuning (d.i. het aanmoedigen van welwillend functioneren) Recentelijk wordt nog een vierde dimensie onderscheiden, namelijk ouderlijk autonomie-ondersteuning. Deze verwijst naar de mate waarin ouders hun kind aanmoedigen om te handelen op basis van motieven die het kind persoonlijk belangrijk vindt. Zowel psychologische controle als autonomie-ondersteuning hangen samen met schools functioneren. Hoge psychologische controle gaat samen met minder goede prestaties op school. Daarentegen blijkt autonomie-ondersteuning samen te hangen met een positieve schoolse ontwikkeling. Leerlingen van autonomie-ondersteunende ouders: meer autonome motivatie voor school, d.w.z. meer uit zichzelf gemotiveerd, vinden het persoonlijk belangrijk om zich in te zetten voor de school (en niet omdat anderen het zeggen). Gaat o.m. gepaard met meer efficiënte manieren van leren en betere schoolse prestaties. Recentelijk wordt nog een vierde dimensie onderscheiden, namelijk ouderlijk autonomie-ondersteuning. Deze verwijst naar de mate waarin ouders hun kind aanmoedigen om te handelen op basis van motieven die het kind persoonlijk belangrijk vindt. Zowel psychologische controle als autonomie-ondersteuning hangen samen met schools functioneren. Hoge psychologische controle gaat samen met minder goede prestaties op school. Daarentegen blijkt autonomie-ondersteuning samen te hangen met een positieve schoolse ontwikkeling. Leerlingen van autonomie-ondersteunende ouders: meer autonome motivatie voor school, d.w.z. meer uit zichzelf gemotiveerd, vinden het persoonlijk belangrijk om zich in te zetten voor de school (en niet omdat anderen het zeggen). Gaat o.m. gepaard met meer efficiënte manieren van leren en betere schoolse prestaties.

    11. Mentale processen ivm opvoeding Diverse conceptualiseringen: cognities, attituden, belevingen enz. Ouderlijke stress Tot nu toe hebben we het gehad over de ouderlijke opvoedings- of gedragsstijl. Bij het opvoeden stellen ouders niet alleen een bepaald gedrag of creëren een algemeen opvoedingsklimaat, zij hebben ook bepaalde doelen voor ogen, hebben bepaalde verwachtingen, normen, en bepaalde gevoelens. Om de mentale processen aan te duiden die met opvoeden gepaard gaan: hele reeks van operationaliseringen en termen, bv. waarden, normen, attituden, cognities, verwachtingen, emoties enz. In het boek en hier focussen wij op één operationalisering, nl. ouderlijke stress.Tot nu toe hebben we het gehad over de ouderlijke opvoedings- of gedragsstijl. Bij het opvoeden stellen ouders niet alleen een bepaald gedrag of creëren een algemeen opvoedingsklimaat, zij hebben ook bepaalde doelen voor ogen, hebben bepaalde verwachtingen, normen, en bepaalde gevoelens. Om de mentale processen aan te duiden die met opvoeden gepaard gaan: hele reeks van operationaliseringen en termen, bv. waarden, normen, attituden, cognities, verwachtingen, emoties enz. In het boek en hier focussen wij op één operationalisering, nl. ouderlijke stress.

    12. Ouderlijke stress Ervaren moeilijkheden voortkomend uit vereisten van ouderschap Multidimensioneel Kind Ouder Context Relatief stabiel Hoge stress: minder goed kinderlijk functioneren -Meestal wordt ouderlijke stress gezien als een multidimensioneel concept, waarbij zowel kenmerken van ouders, kinderen als context een rol spelen. -Hoge stress negatief effect op kinderlijk functioneren. Bijvoorbeeld: moederlijke stress in de periode dat het kind 3 tot 5 jaar oud was, voorspelde meer gedragsproblemen bij het kind op de leeftijd van 5 jaar. -In dat effect blijken ook ouderlijke verwachtingen een rol te spelen: in een onderzoek bleek ouderlijke stress gepaard te gaan met een lagere sociale competentie en meer probleemgedrag bij kleuters op school. De kans op probleemgedrag was groter indien ouders, naast hoge ouderlijke stress, ook hoge verwachtingen hadden ten aanzien van het kind. Dat is een voorbeeld van hoe ook andere mentale processen bij de ouders, dan ouderlijke stress een rol kunnen spelen voor de kinderlijke aanpassingen.-Meestal wordt ouderlijke stress gezien als een multidimensioneel concept, waarbij zowel kenmerken van ouders, kinderen als context een rol spelen. -Hoge stress negatief effect op kinderlijk functioneren. Bijvoorbeeld: moederlijke stress in de periode dat het kind 3 tot 5 jaar oud was, voorspelde meer gedragsproblemen bij het kind op de leeftijd van 5 jaar. -In dat effect blijken ook ouderlijke verwachtingen een rol te spelen: in een onderzoek bleek ouderlijke stress gepaard te gaan met een lagere sociale competentie en meer probleemgedrag bij kleuters op school. De kans op probleemgedrag was groter indien ouders, naast hoge ouderlijke stress, ook hoge verwachtingen hadden ten aanzien van het kind. Dat is een voorbeeld van hoe ook andere mentale processen bij de ouders, dan ouderlijke stress een rol kunnen spelen voor de kinderlijke aanpassingen.

    13. Implicaties voor diagnostiek We zullen nu ingaan op enkele implicaties van deze theoretische inzichten voor diagnostiek van opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren.We zullen nu ingaan op enkele implicaties van deze theoretische inzichten voor diagnostiek van opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren.

    14. Implicaties voor diagnostiek Ouders bewust maken van invloed Ook van protectieve rol die ze kunnen vervullen Oppassen voor ‘parent blaming’ Multicausale bepaaldheid van problemen Transactionele karakter van opvoeding -Zoals gezegd, heeft de opvoeding in het gezin een effect op het functioneren van het kind, in het bijzonder het functioneren van het kind op school. Het is mogelijk dat ouders, ingeval van leer- of gedragsproblemen op school, zich niet bewust zijn van de eigen mogelijke invloed. Ze kunnen er bv. van uitgaan dat problemen uitsluitend veroorzaakt worden door kindfactoren of door een (in hun perceptie) verkeerde aanpak van de school. Het is belangrijk ouders bewust te maken van hun invloed, in het bijzonder ook van de mogelijke beschermende rol die zij kunnen spelen in de aanpak van problemen, zelfs van problemen waar zij op zich geen invloed kunnen op uitoefenen (zoals een verstandelijke handicap bij het kind). Dit kan best gethematiseerd worden in de intakefase, om weerstand te vermijden in de volgende fasen. Dit toont ook het belang om ouders van bij het prille begin, vanaf het moment dat er ook maar een vermoeden van een probleem is, aan te spreken, voor elke te nemen stap hun goedkeuring te hebben, teneinde hun medewerking in volgende fasen niet in het gedrang te brengen. -De sterke samenhang tussen kinderlijke aanpassing en de opvoeding, brengt ook een risico mee, namelijk dat problemen hoofdzakelijk of uitsluitend gaan toegeschreven worden aan de ouders, waardoor ouders, bedoeld of onbedoeld, de indruk dat zij als enige verantwoordelijk zijn. Recentelijk wordt, bijvoorbeeld ook in allerlei opvoedingsprogramma’s in de media, sterk de band tussen adequate ouderlijke controle en goed gedrag bij kinderen benadrukt. Dit kan meebrengen dat ouders zich beschuldigd voelen wanneer zij er toch niet in slagen probleemgedrag bij hun kind onder controle te houden. Om dit te vermijden, is het belangrijk dat we ouders helpen inzien dat problemen multicausaal bepaald zijn, en dat het kind zelf ook bijdraagt aan de opvoeding, met andere woorden zich bewust worden van het feit dat de opvoeding een wisselwerking is tussen ouders en kinderen. Dat kan het gevoel wegnemen dat het alleen aan hen ligt en verduidelijken waarom zij met één van hun kinderen wel, en met andere geen problemen hebben. Dat kan ouders ook motiveren voor hulp gericht op de interactie, waarbij ze hun aanpak kunnen afstemmen op de noden van het kind.-Zoals gezegd, heeft de opvoeding in het gezin een effect op het functioneren van het kind, in het bijzonder het functioneren van het kind op school. Het is mogelijk dat ouders, ingeval van leer- of gedragsproblemen op school, zich niet bewust zijn van de eigen mogelijke invloed. Ze kunnen er bv. van uitgaan dat problemen uitsluitend veroorzaakt worden door kindfactoren of door een (in hun perceptie) verkeerde aanpak van de school. Het is belangrijk ouders bewust te maken van hun invloed, in het bijzonder ook van de mogelijke beschermende rol die zij kunnen spelen in de aanpak van problemen, zelfs van problemen waar zij op zich geen invloed kunnen op uitoefenen (zoals een verstandelijke handicap bij het kind). Dit kan best gethematiseerd worden in de intakefase, om weerstand te vermijden in de volgende fasen. Dit toont ook het belang om ouders van bij het prille begin, vanaf het moment dat er ook maar een vermoeden van een probleem is, aan te spreken, voor elke te nemen stap hun goedkeuring te hebben, teneinde hun medewerking in volgende fasen niet in het gedrang te brengen. -De sterke samenhang tussen kinderlijke aanpassing en de opvoeding, brengt ook een risico mee, namelijk dat problemen hoofdzakelijk of uitsluitend gaan toegeschreven worden aan de ouders, waardoor ouders, bedoeld of onbedoeld, de indruk dat zij als enige verantwoordelijk zijn. Recentelijk wordt, bijvoorbeeld ook in allerlei opvoedingsprogramma’s in de media, sterk de band tussen adequate ouderlijke controle en goed gedrag bij kinderen benadrukt. Dit kan meebrengen dat ouders zich beschuldigd voelen wanneer zij er toch niet in slagen probleemgedrag bij hun kind onder controle te houden. Om dit te vermijden, is het belangrijk dat we ouders helpen inzien dat problemen multicausaal bepaald zijn, en dat het kind zelf ook bijdraagt aan de opvoeding, met andere woorden zich bewust worden van het feit dat de opvoeding een wisselwerking is tussen ouders en kinderen. Dat kan het gevoel wegnemen dat het alleen aan hen ligt en verduidelijken waarom zij met één van hun kinderen wel, en met andere geen problemen hebben. Dat kan ouders ook motiveren voor hulp gericht op de interactie, waarbij ze hun aanpak kunnen afstemmen op de noden van het kind.

    15. Implicaties voor diagnostiek Aandacht voor beleving ouders Opvoeding is meer dan gedrag Rekening houden met differentiële effecten van opvoeding op kinderlijke ontwikkeling -We hebben aangetoond dat opvoeding meer is dan gedrag of een gedragsstijl. Ook belevingsaspecten een rol kunnen spelen voor de kinderlijke ontwikkeling. Aandacht voor de beleving van ouders kan bovendien inzicht geven in het gedrag dat zij stellen, en ouders de gelegenheid geven om te praten over hoe zij onder de situatie lijden, wat voor hen ook bevrijdend kan werken. -Uit het theoretische luik is gebleken dat opvoeding en gezin complexe concepten zijn. Waar men er vroeger van uitging dat opvoeding brede en algemene invloeden had op de ruime kinderlijke ontwikkeling, heeft het onderzoek van de laatste jaren meer verfijnde inzichten opgeleverd, meer bepaald aangetoond dat specifieke aspecten van de opvoeding samenhangen met specifieke aspecten van de kinderlijke ontwikkeling. De gevonden effecten kunnen direct of indirect zijn, en zijn soms voorwaardelijk (bijvoorbeeld afhankelijk van het temperament van het kind). -Het is belangrijk om bij het formuleren van hypothesen rekening te houden hiermee, en dus de hypothesen voldoende specifiek te formuleren. Dat is geen eenvoudige opdracht, ook omdat over niet alle aspecten de onderzoeksevidentie even uitgebreid en consistent is. Toch een relatief eenvoudig voorbeeld, op basis van de literatuur over de opvoedingsstijl: Wanneer externaliserend probleemgedrag van het kind de reden van aanmelding is, ligt het meer voor de hand om te gaan kijken naar gedragsmatige controle door de ouders. Wanneer internaliserende problemen de reden van aanmelding zijn, lijkt het nuttig om de psychologische controle door de ouders na te gaan. -Aansluitend hierbij zou best ook geopteerd worden voor voldoende specifieke onderzoeksmiddelen. Daarmee zijn we bij ons volgende luik: de keuze voor onderzoeksmiddelen.-We hebben aangetoond dat opvoeding meer is dan gedrag of een gedragsstijl. Ook belevingsaspecten een rol kunnen spelen voor de kinderlijke ontwikkeling. Aandacht voor de beleving van ouders kan bovendien inzicht geven in het gedrag dat zij stellen, en ouders de gelegenheid geven om te praten over hoe zij onder de situatie lijden, wat voor hen ook bevrijdend kan werken. -Uit het theoretische luik is gebleken dat opvoeding en gezin complexe concepten zijn. Waar men er vroeger van uitging dat opvoeding brede en algemene invloeden had op de ruime kinderlijke ontwikkeling, heeft het onderzoek van de laatste jaren meer verfijnde inzichten opgeleverd, meer bepaald aangetoond dat specifieke aspecten van de opvoeding samenhangen met specifieke aspecten van de kinderlijke ontwikkeling. De gevonden effecten kunnen direct of indirect zijn, en zijn soms voorwaardelijk (bijvoorbeeld afhankelijk van het temperament van het kind). -Het is belangrijk om bij het formuleren van hypothesen rekening te houden hiermee, en dus de hypothesen voldoende specifiek te formuleren. Dat is geen eenvoudige opdracht, ook omdat over niet alle aspecten de onderzoeksevidentie even uitgebreid en consistent is. Toch een relatief eenvoudig voorbeeld, op basis van de literatuur over de opvoedingsstijl: Wanneer externaliserend probleemgedrag van het kind de reden van aanmelding is, ligt het meer voor de hand om te gaan kijken naar gedragsmatige controle door de ouders. Wanneer internaliserende problemen de reden van aanmelding zijn, lijkt het nuttig om de psychologische controle door de ouders na te gaan. -Aansluitend hierbij zou best ook geopteerd worden voor voldoende specifieke onderzoeksmiddelen. Daarmee zijn we bij ons volgende luik: de keuze voor onderzoeksmiddelen.

    16. Selectie van onderzoeksmiddelen We zullen focussen op de genormeerde onderzoeksinstrumenten, die een vergelijking met referentiegroepen mogelijk maken.We zullen focussen op de genormeerde onderzoeksinstrumenten, die een vergelijking met referentiegroepen mogelijk maken.

    17. Genormeerde instrumenten Cotan: 12 instrumenten 2 over opvoedings’attituden’ Amsterdamse PARI Opvoedingsgedrag Vragenlijst voor ouders* 2 over ouderlijke stress Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI)* Nijmeegse vragenlijst voor de Opvoedingssituatie * 8 over gezin als geheel Ouder-kind Interactie Vragenlijst Familie Relatie Test Nijmeegse Gezinsrelatie Test Gezinsklimaatschaal Leuvense Gezins Vragenlijst Gezins Dimensie Schalen Gezins Systeem Test Vragenlijst voor Gezinsproblemen Schaal voor Ouderlijk Gedrag (SOG)* In het overzicht van de commissie Testaangelegenheden NL 12 instrumenten In het overzicht van de commissie Testaangelegenheden NL 12 instrumenten

    18. Genormeerde instrumenten Overwegend subsysteem ‘gezin als geheel’ Overwegend schriftelijke vragenlijsten Voordelen Beleving betrokkenen Meer info dan gesprek Meer bewezen betrouwbaarheid en validiteit dan gesprek Beperkingen Geen objectief beeld Meer formeel karakter dan interview Meestal Nederlandse (geen Vlaamse) normen -weinig genormeerde instrumenten ivm opvoeding, hoewel in sommige instrumenten voor ‘gezin als geheel’ ook wel aspecten van de dyadische relatie aan bod komen. -belangrijke kanttekening: 11/12 instrumenten onvoldoende voor normering. -schriftelijke vragenlijsten: goede manier om beeld te krijgen van perspectief van betrokkenen. oordeel ouders-jongeren kan vergeleken worden Kwaliteit van hypothesetoetsing neemt toe wegens doorgaans meer betrouwbaarheid en validiteit -geen objectief beeld: onderzoek dat dit mooi illustreert: Groenendaal: er werden video-opnames gemaakt van ouder-kindinteractie. Die opnames nadien gescoord door zowel de ouders zelf als professionele beoordelaars. Er bleek een zeer lage samenhang tussen oordeel van de ouders en de professionelen, met correlaties lager dan 0.10. -andere bedenking: meestal NL normen-weinig genormeerde instrumenten ivm opvoeding, hoewel in sommige instrumenten voor ‘gezin als geheel’ ook wel aspecten van de dyadische relatie aan bod komen. -belangrijke kanttekening: 11/12 instrumenten onvoldoende voor normering. -schriftelijke vragenlijsten: goede manier om beeld te krijgen van perspectief van betrokkenen. oordeel ouders-jongeren kan vergeleken worden Kwaliteit van hypothesetoetsing neemt toe wegens doorgaans meer betrouwbaarheid en validiteit -geen objectief beeld: onderzoek dat dit mooi illustreert: Groenendaal: er werden video-opnames gemaakt van ouder-kindinteractie. Die opnames nadien gescoord door zowel de ouders zelf als professionele beoordelaars. Er bleek een zeer lage samenhang tussen oordeel van de ouders en de professionelen, met correlaties lager dan 0.10. -andere bedenking: meestal NL normen

    19. Opvoedingsgedrag Vragenlijst voor ouders (Dekovic) Nederlandse versie Child Rearing Practices Report (CRPR) Schriftelijke vragenlijst, ingevuld door de ouders Leeftijdsbereik: 0-19 jaar ‘Attitudes’ betreffende opvoeden Ondersteuning en controle Autoritair en autoritatief opvoedingspatroon Evidentie voor betrouwbaarheid en validiteit Nederlandse normen Geen gegevens over leeftijdsbereik; Dekovic: 6-11 jaar, studie opvoeden in NL 0-19 j.Geen gegevens over leeftijdsbereik; Dekovic: 6-11 jaar, studie opvoeden in NL 0-19 j.

    20. Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (de Brock et al.) Nederlandse versie Parenting Stress Index Schriftelijke vragenlijst, ingevuld door ouders Leeftijdsbereik 2-13 jaar Ouderlijke stress op drie domeinen Ouder: competentie, rolrestrictie, hechting, depressie, gezondheid, sociale isolatie, huwelijksrelatie Kind: aanpassing, stemming, afleidbaarheid, veeleisendheid, positieve bekrachtiging, acceptatie Levensgebeurtenissen Evidentie voor betrouwbaarheid en validiteit Nederlandse normen voor niet-klinische en klinische groep Recentelijk vernieuwd Vernieuwing : Korter, eenvoudigere formulering items, Antwoordcategorieën van 6 naar 4Vernieuwing : Korter, eenvoudigere formulering items, Antwoordcategorieën van 6 naar 4

    21. Nijmeegse Vragenlijst voor de Opvoedingssituatie (Robbroeckx & Wels) Schriftelijke vragenlijst, ingevuld door ouders Leeftijdsbereik 0-14 jaar Ervaren gezinsbelasting Subjectieve gezinsbelasting Beoordeling van de opvoedingssituatie Attributies m.b.t. opvoedingssituatie Hulpverwachting Evidentie voor betrouwbaarheid en validiteit Nederlandse normen Nadeel: lengte Betrouwbaarheid en validiteit: o.m. discriminerend vermogen klinische-niet klinische groepenBetrouwbaarheid en validiteit: o.m. discriminerend vermogen klinische-niet klinische groepen

    22. Schaal voor Ouderlijk Gedrag (Van Leeuwen) Schriftelijke vragenlijst Twee versies: Kind 8-14 jaar: ouderversie en kindversie Kind 4-7 jaar: ouderversie Opvoedingsvaardigheden (cf. Patterson): Positief ouderschap, regels, discipline, inconsistent straffen, hard straffen, negeren, materieel belonen 8-14 jaar: autonomie-ondersteuning, monitoring 4-7 jaar: sociaal belonen Vlaamse normen voor niet-klinische en klinische groep (niet gepubliceerd)

    23. Niet genormeerde instrumenten Opvoedingsstijl NL versie Parenting Practices Questionnaire (Verschueren et al.) Kinderen in basisschool Drie opvoedingsstijlen: Democatische/autoritatieve, Autoritaire, Permissieve Opvoedingspraktijken Zelf- en partnerversie Indicaties voor validiteit en betrouwbaarheid Louvain Adolescent Perceived Parenting Scale (LAPPS, Goossens et al.) Adolescenten Vier dimensies van opvoedingsstijl: Responsiviteit, Gedragsmatige controle, Psychologische controle, Autonomie-ondersteuning Ouder- en kindversie Indicaties voor validiteit en betrouwbaarheid Enkel voor communicatiegeoriënteerd gebruikEnkel voor communicatiegeoriënteerd gebruik

    24. Niet genormeerde instrumenten (vervolg) Checklists Van der Maas Hellinckx … Opgesteld in context van hulpverlening in Nederland. Geen dergelijke checklists of interviewleidraden gevonden voor domein van de leerlingenbegeleiding. Andere, bijvoorbeeld aandachtspunten voor observatie en interview in kader van methodiek gezinsgerichte orthopedagogische hulpverlening W. HellinckxOpgesteld in context van hulpverlening in Nederland. Geen dergelijke checklists of interviewleidraden gevonden voor domein van de leerlingenbegeleiding. Andere, bijvoorbeeld aandachtspunten voor observatie en interview in kader van methodiek gezinsgerichte orthopedagogische hulpverlening W. Hellinckx

    25. Naar advisering Tot slot wil ik nog stilstaan bij enkele aandachtspunten bij de indicatiestelling en advisering.Tot slot wil ik nog stilstaan bij enkele aandachtspunten bij de indicatiestelling en advisering.

    26. Vertaling diagnose naar advies Theoretisch kader Diagnostiek Interventie Nadeel: niet altijd instrumenten die bij de recente theoretische kaders aansluiten -De keuze voor een bepaald diagnostisch instrument impliceert de keuze voor een theoretisch referentiekader. Dit referentiekader is dan ook bepalend voor de begeleiding en de hulpverlening die op het diagnostisch proces volgen. Indien men bijvoorbeeld opteert voor de schaal voor ouderlijk gedrag, die aansluit bij het theoretisch kader over opvoedingsvaardigheden van Patterson, dan ligt het voor de hand dat de interventies achteraf ook vanuit dit kader worden opgezet en wordt het overwegen van hulpbronnen, bijvoorbeeld het gedachtegoed over de opvoedingsstijl, hierdoor moeilijk. -Zoals al aangegeven, zijn er de laatste jaren nieuwe en meer verfijnde inzichten over gezin en opvoeding ontwikkeld. Bovendien zijn er ook interventies opgezet vanuit die kaders, waarvan sommige ook al empirisch onderbouwd zijn. Ik kom daar dadelijk op terug. De ontwikkeling en normering van diagnostische instrumenten die bij deze actuele inzichten aansluiten, verloopt echter in een trager tempo. Heel wat van de beschikbare genormeerde instrumenten zijn ontstaan vanuit het domein van de gezinstherapie. Gezinsdiagnostiek zou baat hebben bij normering van aantal veelbelovende instrumenten die aansluiten bij actuele theoretische kaders en reeds beproefd werden in wetenschappelijk onderzoek -De keuze voor een bepaald diagnostisch instrument impliceert de keuze voor een theoretisch referentiekader. Dit referentiekader is dan ook bepalend voor de begeleiding en de hulpverlening die op het diagnostisch proces volgen. Indien men bijvoorbeeld opteert voor de schaal voor ouderlijk gedrag, die aansluit bij het theoretisch kader over opvoedingsvaardigheden van Patterson, dan ligt het voor de hand dat de interventies achteraf ook vanuit dit kader worden opgezet en wordt het overwegen van hulpbronnen, bijvoorbeeld het gedachtegoed over de opvoedingsstijl, hierdoor moeilijk. -Zoals al aangegeven, zijn er de laatste jaren nieuwe en meer verfijnde inzichten over gezin en opvoeding ontwikkeld. Bovendien zijn er ook interventies opgezet vanuit die kaders, waarvan sommige ook al empirisch onderbouwd zijn. Ik kom daar dadelijk op terug. De ontwikkeling en normering van diagnostische instrumenten die bij deze actuele inzichten aansluiten, verloopt echter in een trager tempo. Heel wat van de beschikbare genormeerde instrumenten zijn ontstaan vanuit het domein van de gezinstherapie. Gezinsdiagnostiek zou baat hebben bij normering van aantal veelbelovende instrumenten die aansluiten bij actuele theoretische kaders en reeds beproefd werden in wetenschappelijk onderzoek

    27. Begeleiding van gezinnen: Hoe ver kan leerlingenbegeleider gaan? ‘Evidence-based interventies’ Vaardigheidstraining ouders Vaardigheidstraining gezin Gezinstherapie Thuisbegeleiding Intensieve begeleiding? Geen specialist Behoort niet tot opdracht … Minder intensieve begeleiding? Opvoedingsondersteuning Informatie en advies Vaardigheidstraining (ouders en/of kinderen) Doorverwijzing -Zoals al gezegd, beschikken we voor het domein van de opvoeding en het gezinsfunctioneren over een aantal interventies waarvan de effectiviteit is aangetoond. Door de beschikbaarheid van evidence-based interventies, onderscheidt het domein van de opvoeding en het gezinsfunctioneren zich positief van andere domeinen, waar er nog weinig of geen wetenschappelijke evidentie is over de meest geschikte aanpak. -Specifiek voor de context van de leerlingenbegeleiding is dat een intensieve begeleiding van gezins- en opvoedingsmogelijkheden vaak niet mogelijk is, hetzij omdat de beschikbare professionelen geen specialisten zijn, hetzij omdat dit niet tot de opdracht van de organisatie wordt gerekend. Andere, minder intensieve interventies kunnen wel haalbaar zijn. denken we bijvoorbeeld aan opvoedingsondersteuning. In een onderzoek waar ik zelf aan heb meegewerkt, wordt oo beschouwd vanuit een groeimodel, is het gericht op de bevordering van opvoedingscompetenties en vertrekt het van de reeds aanwezige sterktes bij de ouders. In de context van de leerlingenbegeleiding kan dit bijvoorbeeld inhouden: informatie en advies verlenen (bijvoorbeeld over huiswerk, over schoolloopbaanbeslissingen), en over kernideeën in verband met opvoeding en ontwikkeling. Ingeval van zwaardere problemen kunnen ouders via opvoedingsondersteuning in de toch wel relatief laagdrempelige context van de school en leerlingenbegeleiding, doorverwezen worden naar meer intensieve en specifieke vormen van hulp. Hiermee eindigen en vraag voor discussie: In hoeverre betrekken van opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren haalbaar in diagnostiek in leerlingenbegeleiding? Hoe ver kan leerlingenbegeleider gaan in de begeleiding?-Zoals al gezegd, beschikken we voor het domein van de opvoeding en het gezinsfunctioneren over een aantal interventies waarvan de effectiviteit is aangetoond. Door de beschikbaarheid van evidence-based interventies, onderscheidt het domein van de opvoeding en het gezinsfunctioneren zich positief van andere domeinen, waar er nog weinig of geen wetenschappelijke evidentie is over de meest geschikte aanpak. -Specifiek voor de context van de leerlingenbegeleiding is dat een intensieve begeleiding van gezins- en opvoedingsmogelijkheden vaak niet mogelijk is, hetzij omdat de beschikbare professionelen geen specialisten zijn, hetzij omdat dit niet tot de opdracht van de organisatie wordt gerekend. Andere, minder intensieve interventies kunnen wel haalbaar zijn. denken we bijvoorbeeld aan opvoedingsondersteuning. In een onderzoek waar ik zelf aan heb meegewerkt, wordt oo beschouwd vanuit een groeimodel, is het gericht op de bevordering van opvoedingscompetenties en vertrekt het van de reeds aanwezige sterktes bij de ouders. In de context van de leerlingenbegeleiding kan dit bijvoorbeeld inhouden: informatie en advies verlenen (bijvoorbeeld over huiswerk, over schoolloopbaanbeslissingen), en over kernideeën in verband met opvoeding en ontwikkeling. Ingeval van zwaardere problemen kunnen ouders via opvoedingsondersteuning in de toch wel relatief laagdrempelige context van de school en leerlingenbegeleiding, doorverwezen worden naar meer intensieve en specifieke vormen van hulp. Hiermee eindigen en vraag voor discussie: In hoeverre betrekken van opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren haalbaar in diagnostiek in leerlingenbegeleiding? Hoe ver kan leerlingenbegeleider gaan in de begeleiding?

    28. Vraag voor discussie Diagnostiek van gezinsopvoeding en –functioneren: Hoever kan de leerlingenbegeleider gaan? Ik zou willen eindigen met een vraag voor de dicsusie. Bij het schrijven van dit hoofdstuk ervaarden wij een soort paradox: enerzijds is er zeer veel evidentie en algemene consensus over het belang van de opvoeding en het gezinsfunctioneren voor kinderen en jongeren. Het gezin vormt een cruciale invloedsfactor voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren, ook op school. Bovendien blijkt uit onderzoek dat de kwaliteit van de opvoeding in positieve zin beďnvloed kan worden en daardoor ook het kinderlijke functioneren verbeterd kan worden. Vanuit die overwegingen zal het soms, misschien zelfs vaak, aangewezen zijn om bij handelingsgerichte diagnostiek in de leerlingenbegeleiding opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren te betrekken. Anderzijds vormt de school een eigen, specifieke opvoedingscontext, waar ouders slechts indirect bij betrokken zijn. Het betrekken van opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren in de leerlingenbegeleiding is dus een minder evidente kwestie dan bijvoorbeeld in de hulpverlening, en soms ook delicaat, zeker wanneer de aanmelding of vraag niet van de ouders zelf komt. Ook zijn de mogelijkheden voor beďnvloeding van het gezinsmilieu beperkt, zoals gezeg. Vandaar de vraag hoe ver de leerlingenbegeleider kan gaan in de diagnostiek van opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren?Ik zou willen eindigen met een vraag voor de dicsusie. Bij het schrijven van dit hoofdstuk ervaarden wij een soort paradox: enerzijds is er zeer veel evidentie en algemene consensus over het belang van de opvoeding en het gezinsfunctioneren voor kinderen en jongeren. Het gezin vormt een cruciale invloedsfactor voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren, ook op school. Bovendien blijkt uit onderzoek dat de kwaliteit van de opvoeding in positieve zin beďnvloed kan worden en daardoor ook het kinderlijke functioneren verbeterd kan worden. Vanuit die overwegingen zal het soms, misschien zelfs vaak, aangewezen zijn om bij handelingsgerichte diagnostiek in de leerlingenbegeleiding opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren te betrekken. Anderzijds vormt de school een eigen, specifieke opvoedingscontext, waar ouders slechts indirect bij betrokken zijn. Het betrekken van opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren in de leerlingenbegeleiding is dus een minder evidente kwestie dan bijvoorbeeld in de hulpverlening, en soms ook delicaat, zeker wanneer de aanmelding of vraag niet van de ouders zelf komt. Ook zijn de mogelijkheden voor beďnvloeding van het gezinsmilieu beperkt, zoals gezeg. Vandaar de vraag hoe ver de leerlingenbegeleider kan gaan in de diagnostiek van opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren?

More Related