1 / 40

Syntaxis 2

Syntaxis 2. Inleiding. Syntaxis: de combinaties van woorden tot woordgroepen en zinnen. Wat voor rol spelen de eigenschappen van de woorden hierbij? Wat voor soort woordvolgordes vinden we? Hoe kunnen die woordvolgordes veranderd worden door middel van verplaatsing.

gaura
Download Presentation

Syntaxis 2

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Syntaxis 2

  2. Inleiding • Syntaxis: de combinaties van woorden tot woordgroepen en zinnen. • Wat voor rol spelen de eigenschappen van de woorden hierbij? • Wat voor soort woordvolgordes vinden we? • Hoe kunnen die woordvolgordes veranderd worden door middel van verplaatsing.

  3. Inleiding: Dit college • Woorden • Woordvolgorde • Verplaatsing

  4. Woorden: Categorieën • We zagen al dat woorden tot een bepaalde syntactische categorie behoren. • N, V, A, P, Det, Pro, … • Die categorie bepaalt een belangrijk deel van het syntactisch gedrag van een woord. • Voorbeeld: combinatie met determinerthe man, *the happy, *the eat, *the away

  5. Woorden: Kenmerken • We hebben ook al gezien dat kenmerken (features) een belangrijke rol spelen. • Kenmerken zijn een manier om categorieën verder te verfijnen. • Vooral als dat voor het syntactische gedrag belangrijk is.

  6. Woorden: Kenmerken • V[+finiet]: maak, maakt, maken, maakte, maakten • V[finiet]: maken, makend, gemaakt • Wat zijn syntactische verschillen tussen finiete en infiniete werkwoorden?

  7. Woorden: Kenmerken • V[+finiet]: Ik maak, jij maakt, wij maken, dat ik maak, of jij maakt, als wij maken • onderwerp met naamval en congruentie • bepaalde voegwoorden • V[-finiet]: • *Ik te maken, *jij makend, *wij gemaakt • *dat ik te maken, *of jij makend, *als wij gemaakt

  8. Woorden: Argumenten • Derde eigenschap: • valentie • subcategorisatie-frame • (predikaat)argumentstructuur • Min of meer synonieme termen: het aantal en het soort constituenten dat een woord bij zich moet of kan hebben.

  9. Woorden: Argumenten

  10. Woorden: Argumenten • Pol vindt een schat *Pol vindt • Pol slaapt *Pol slaapt een dutje vinden is transitief slapen is intransitief

  11. Woorden: Argumenten • Vinden is een predikaat met twee argumenten: • de vinder (subject) • het gevondene (direct object) twee-plaatsig; ariteit, valentie is 2 • Slapen is een predikaat met één argument, dus één-plaatsig

  12. Woorden: Argumenten • Hoeveel argumenten heeft geven? • Drie argumenten: • Gever – subject • Gegevene – direct object • Begunstigde – indirect object • Geven is drie-plaatsig.

  13. Woorden: Argumenten • Hoeveel argumenten heeft regenen? • Regenen is nul-plaatsig. • Het regent heeft een expletief subject, een subject zonder betekenis.

  14. Woorden: Argumenten • Hoeveel argumenten hebben de volgende werkwoorden: • Hiermee kunt u het laatst gekozen nummer herhalen. • Het lampje brandt onafgebroken in de handsfree- of headsetmodus. • Hiermee kunt u informatie krijgen over de (voorgeprogrammeerde) toetsen. • wanneer hier door een z.g. automatische telefoniste om gevraagd wordt

  15. Woorden: Argumenten • Semantisch is een woord een predikaat met 0 of meer argumenten. Predikaat(Argument1, …, Argumentn) • Maar hoe wordt dat syntactisch uitgedrukt? • Twee belangrijke aspecten: • Woordvolgorde • Markering

  16. Woordvolgorde: Introductie • Vergelijk de volgende zinnen: • Brutus bemint Lucia • Brutus Luciam amat (Latijn) • Een verschil: • Nederlands: S(ubject) V(erb) O(bject) • Latijn: S(ubject) O(bject) V(erb)

  17. Woordvolgorde: Typen • De meeste talen in de wereld zijn SVO of SOV. • VSO en VOS komt ook wel voor. • OSV en OVS het minst. • Hixkaryana (Brazilië, OVS, 600 sprekers) toto yonoye kamara persoon at jachtluipaard

  18. Woordvolgorde: Afrika Uit: World Atlas of Linguistic Structures

  19. Woordvolgorde: Endo kiyaat cheeliima kuurkee ki-yaat chee-liima kuur-ka-i DP-open FEM-LIMO deur-TH-DF ‘Chelimo opende de deur’ DP = distant past, FEM = feminine, TH = thematic, DF = definite

  20. Woordvolgorde: Regels • VSO is een problematische volgorde • Neem de volgende regels: S  NP VP (introduceert subject) VP  V NP (introduceert object) • Hoe krijgen we een SOV-taal? • Hoe krijgen we een VSO-taal?

  21. Woordvolgorde: Parameters • SVO en SOV zijn volgordes die gegenereerd kunnen worden met herschrijfregels + volgorde-parameters • S  NP VP en VP  V NP (SVO) • S  NP VP en VP  NP V (SOV) • VSO is niet zonder meer mogelijk, omdat de VP discontinu is.

  22. Woordvolgorde: Universalia • Volgorde tussen V en O is geen geïsoleerd fenomeen, maar hangt samen met andere volgordes, zoals: • Prepositie en object • Nomen en adjectief • In het algemeen: hoofden voorop of hoofden achteraan

  23. Woordvolgorde: Hoofd • Het hoofd van een woordgroep is het woord dat de eigenschappen van de hele groep bepaalt: • V van VP • P van PP • N van NP • A van AP

  24. Woordvolgorde: Endo Wat zijn dit voor woordgroepen? Wat voor woord staat voorop?

  25. Woordvolgorde: Marking • Woordvolgorde is niet de enige manier om de argumenten van een predikaat te identificeren. • Een alternatieve of complementaire manier: marking, dat wil zeggen, door het argument een speciale vorm te geven: • Brutus Luciam amat • Brutus Lucia bemint nom acc

  26. Verplaatsing: Introductie • Een taal kan wel bepaalde basisvolgorde hebben, maar soms verschijnen de woorden in andere volgordes. • Een van de manieren om dat te analyseren: als de verplaatsing van een woord of woordgroep.

  27. Verplaatsing: Inversie • Vergelijk: • John could walk • Could John walk? • De ja/nee-vraag kan worden afgeleid van de bevestigende zin door subject en hulpwerkwoord om te draaien (subject-auxiliary inversion)

  28. Verplaatsing: V2 • Nederlands heeft twee volgordes: • In hoofdzinnen: • Jan kuste Marie • In bijzinnen: • (Ik denk dat) Jan Marie kuste • SVO versus SOV • Wat is de basisvolgorde? Welke volgorde is afgeleid? Hoe?

  29. Verplaatsing: V2 • Nog een vergelijking: (a) Jan belde Marie op (b) dat Jan Marie op belde • De positie van op laat zien wat de basispositie is van het werkwoord. • Conclusie: V is verplaatst naar de tweede positie van de zin: V2.

  30. Verplaatsing: V2 Jan _____ Marie op belde Jan _____ Marie op _____↖ belde ↲ Jan belde Marie op _____

  31. Verplaatsing: V2 • NP NP X V  1 4 2 3 1 2 3 4deep structuresurface structure • Vergelijk met fonologische regel. • Zie boek p82 voor toepassing op actief - passief. • NB: in deze vorm achterhaald

  32. Verplaatsing: Wh-movement • Vraagzinnen (wh-question) worden in het Nederlands gemaakt door een vraagwoord (wh-phrase) aan het begin van de zin te plaatsen: • Ik zei dat Jan Marie op belde • Ik vroeg wie Jan op belde

  33. Verplaatsing: Wh-movement • Onderliggende structuur:Ik vroeg ___ Jan wie op belde? • Oppervlaktestructuur:Ik vroeg wie Jan ___ op belde?

  34. Verplaatsing: Wh-movement • Filler-gap-structuur: Er wordt iets verplaatst (de filler) en er blijft een gap of trace achter op de oorspronkelijke positie. Ik vroeg wie Jan t op belde Ich fragte wen Jan hat t angerufen (wen: accusatief)

  35. Verplaatsing: Wh-movement • Unbounded of long-distance De verplaatsing kan soms over lange afstanden plaatsvinden: Wie dacht jij dat Piet zei dat Marie had voorgesteld om t op te bellen Wie dacht jij [ dat Piet zei [ dat Marie had voorgesteld [ om t op te bellen ]]]

  36. Verplaatsing: Eilanden • Tegelijk is ook niet alles mogelijk. Er zijn eilanden waaruit je niet kunt verplaatsen. Bekende gevallen: • *Who did you hear the rumor that Mary kissed? • *What did you wonder to whom Bill gave? • *Who did you kiss Mary and

  37. Verplaatsing: Eilanden • *Who did you hear [NP the rumor that [S Mary kissed t ]]? (Complex NP island) • *What did you wonder [ to whom Bill gave t ]? (Wh-island) • *Who did you kiss [ your mother and t ]? (Coordinate structure constraint)

  38. Verplaatsing: Meer kandidaten • dat ik een boek over taalkunde las dat ik een boek las over taalkunde • dat ik gisteren een meisje zag dat ik haar gisteren zag • dat ik een boek heb gelezen dat ik een boek gelezen heb

  39. Verplaatsing: Meer kandidaten • dat ik een boek over taalkunde las • dat ik gisteren haar zag • dat ik een boek gelezen heb

  40. Verplaatsing: Alternatieven • Het is niet altijd duidelijk of er werkelijk een filler-gap-structuur is. • In Transformational Grammar worden filler-gap structuren werkelijk als verplaatsingen behandeld. • In veel andere modellen worden afhankelijkheden en volgorde-variaties op andere manieren beregeld.

More Related