1 / 45

Economie

Economie. Programma. Aantal lessen: ongeveer 16 Twee keer per week Kopen en werken Hoofdstuk 4, 5 en 7 (helemaal of delen daaruit) Toetsen en werkstuk. Afspraken. Als ik praat, zijn jullie stil Mobiele telefoons, alleen met mijn toestemming. Tijdens toets alleen rekenmachine.

Download Presentation

Economie

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Economie

  2. Programma • Aantal lessen: ongeveer 16 • Twee keer per week • Kopen en werken • Hoofdstuk 4, 5 en 7 (helemaal of delen daaruit) • Toetsen en werkstuk

  3. Afspraken • Als ik praat, zijn jullie stil • Mobiele telefoons, alleen met mijn toestemming. Tijdens toets alleen rekenmachine. • In tweetallen zitten • Bij samenwerken gedempt praten

  4. Vandaag • Hoofdstuk 4: afzet en omzet • Uitleg • Opdracht • Huiswerk

  5. Afzet en omzet • Afzet: aantal producten dat wordt verkocht • Omzet: geld dat binnenkomt met verkopen van mijn producten • Omzet: te berekenen door afzet te vermenigvuldigen met verkoopprijs.

  6. Afzet en omzet • fietswinkel B. verkoopt in 2012 1.000 fietsen voor gemiddeld € 500. • De afzet is dan 1.000 • De verkoopprijs is € 500 • De omzet is € 500.000 (1.000 x € 500)

  7. Bereken omzet opdracht • In tweetallen • Doe opdracht eerst alleen in stilte • Vergelijk dan de antwoorden met elkaar en verbeter zonodig

  8. Bereken omzet opdracht • Pizza Oost verkoopt op 6 december 2013 het volgende. Bereken de omzet. • 34 schotels • 24 Panini’s • 12 Pita broodjes • 4 kleine kapsalons • 125 blikjes frisdrank • 23 Pasta’s • 58 Pizza’s • 22 Patat met • 7 kaassouflé

  9. Huiswerk • Opdracht 4.14

  10. Marktaandeel • Marktaandeel: welk deel van de totale markt heeft een bedrijf. • Marktaandeel afzet: (afzet van het bedrijf/afzet van de hele markt ) x 100% • Marktaandeel omzet: (omzet van het bedrijf/omzet van de gehele markt) X 100%

  11. Voorbeeld

  12. Markaandelen supermarkten

  13. Marktleider • Bedrijf met het grootste marktaandeel • In Juli had Ipad volgens GFK 54% marktaandeel, wie zijn de andere 46% een overzicht • Jumbo neemt C1000 over voor 900 miljoen

  14. 4.14 • In 2010 worden 1.186.000 fietsen verkocht. Dit is 91,3% (daling van 8,7% tov 2009) van aantal fietsen dat in 2009 wordt verkocht. In 2009 worden dan (1.186.000/91,3%) x 100% = 1.299.014 fietsen verkocht

  15. 4.14 • Gemiddelde prijs 2010 = omzet 2010/afzet 2010 = € 898.000.000/1.186.000 = € 757,17

  16. 4.14 • Gemiddelde prijs 2009 = omzet 2009/afzet 2009. Omzet 2009 = (€ 898.000.000/97%) x 100% = € 925.000.000 • 925.000.000/1.299.000 = € 712

  17. 4.15 • Marktaandeel Accel in omzet = 612,4/898 X 100% = 68,2% • (N-0)/O X 100% = (192.000 – 210.000)/210.000 x 100% = - 18.000/210.000 X 100% = - 8,57% • 192.000/1.186.000 x 100% = 16,1% • Gemiddelde prijs Gazelle = omzet/afzet = € 134.500.000/192.000 =€ 700,50. Gemiddelde prijs accel = € 612.400.000/845.000 = € 724,73

  18. 4.5 Marketing • Marketing: alles wat een bedrijf doet om meer te verkopen • Instrumenten van marketing zijn de vier P’s: prijs, product, plaats en promotie • Hoe deze instrumenten worden ingezet en worden gecombineerd noemen we de marketingmix.

  19. Product Hoe ziet het product eruit en wat kan ik ermee doen. • Kenmerken van het product • Verpakking • Merk (A merk en huismerken; huismerken worden steeds belangrijker in de supermarkten)

  20. Plaats • Waar verkoop ik mijn product? • Op internet en/of in een winkel (brick en click). Click en collect van V&D • Waar in de winkel (bij kassa, vooraan, onderaan in het schap) • Waar staat de winkel ( Kalverstraat, Zuid oost) • Hoe ziet mijn winkel eruit (mooie inrichting, muziek, denk aan Apple store.)

  21. Prijs • Welke prijs vraag ik voor mijn product? • Geef ik kortingen?

  22. Promotie • Reclame • Acties (mini’s, voetbalplaatjes)

  23. Personeel • Vaak kennen we ook nog een 5e P • Namelijk de P van personeel. Deskundig en vriendelijk personeel verkoopt meer

  24. 4.6 Reclame • Commerciële reclame • Ideële reclame (voor een goed doel):Sire: geef kinderen hun spel terug…. • Verborgen reclame (GTST) • Reclamecode: regels over reclame waaraan iedereen zich moet houden (b.v. geen reclames over roken, snoepreclames met een tandenborstel…)

  25. Reclame • Reclame gaat via media. Media zijn de middelen waarmee reclame wordt gecommuniceerd zoals tv, radio, internet, kranten, billboard etc…

  26. Verzekeren Begrippen • Risico • Risico avers • Premie • Averechtse selectie • Moreel wangedrag.

  27. Risico • Risico: de kans dat iets fout gaat (fiets wordt gestolen, ik word ziek) • Risico avers: mensen willen liever geen risico lopen • Dus sluiten ze een verzekering af.

  28. Premie • Prijs van de verzekering • Stel ik heb 10.000 mensen in een stad die zich verzekeren tegen diefstal van hun fiets. De kans dat een fiets wordt gestolen 6%. Als een fiets wordt gestolen, betaalt de verzekeraar jou € 500 uit • Bereken de premie

  29. Premie • 6% van 10.000 = 600 fietsen die worden gestolen • 600 fietsen x € 500 = € 300.000 • € 300.000 : 10.000 = € 30

  30. Averechts selectie • Averechts selectie: mensen die denken een laag risico te hebben, verzekeren zich niet • Als jij denkt dat jouw fiets niet wordt gestolen omdat jij er drie sloten op hebt en de fiets altijd aan een boom zet, ga je je niet verzekeren

  31. Averechts selectie • Alleen de mensen die veel risico’s hebben of onvoorzichtig zijn gaan zich verzekeren • Verzekeringsmaatschappij houdt dan alleen mensen over met veel risico’s. Dat is dus duur.

  32. Oplossen averechtse selectie • Premiedifferentiatie: mensen met weinig risico’s betalen een lagere premie

  33. Moral Hazard • Mensen die verzekerd zijn, gedragen zich onvoorzichtig; ze zijn immers toch al verzekerd

  34. Oplossen • Eigen risico: het eerste deel van de schade moet je zelf betalen • Maximum: je krijgt maar een tot een maximum van de schade terug (b.v. je hebt een schade van € 500 en je krijgt maar tot maximum van € 400 terug). • Premiedifferentiatie

  35. Som • Jaap heeft een Iphone gekocht van € 500 • Ben heeft ook een Iphone gekocht van € 500 • Jaap heeft een Iphone verzekering afgesloten met een eigen risico van € 50 • Ben heeft ook een verzekering afgesloten, zonder eigen risico, maar wel met een maximum uitkering van € 400 • Wat krijgen Jaap en Ben terug als hun Iphone wordt gestolen

  36. Som • Jaap: € 500 – eigen risico van € 50 = 450 • Ben: € 400

  37. Opdracht • Neem een A3 formulier • Zet daarop zes verzekeringen (b.v. reisverzekering) • Zet daarop wat het doel is van deze verzekering • Geef aan of jij of je ouders deze verzekering hebben afgesloten? Geef ook waarom wel of waarom niet.

  38. Opdracht • Zoek bij de zes verzekeringen twee verzekeringsmaatschappijen die deze verzekering verkopen. • Zoek bij twee van de zes verzekeringen of de verzekeringsmaatschappij iets doet met een eigen risico of maximumvergoedingen. • Maak een tekening of plak een plaatje bij alle verzekeringen • Zorg dat alles goed leesbaar is en er netjes uitziet.

  39. Premie • Prijs van de verzekering • Stel ik heb 1.000.000 mensen in een land die zich verzekeren tegen ziektekosten. De gemiddelde kosten bij ziekte zijn € 1.000. De kans dat iemand ziek wordt is 20%

  40. Premie • 20% van 1.000.000 = 200.000 zieken • 200.000 zieken x € 1.000 = € 200.000.000 kosten • € 200.000.000 kosten: 1.000.000 verzekerden = € 200 premie

  41. Premie • Prijs van de verzekering • Stel ik heb 1.000.000 mensen in een land die zich verzekeren tegen ziektekosten. De gemiddelde kosten bij ziekte zijn € 1.000. De kans dat iemand ziek wordt is 20% • Bereken de premie, ervan uitgaande dat de verzekeraar € 50.000.000 winst wil maken

  42. Premie • 20% van 1.000.000 = 200.000 zieken • 200.000 zieken x € 1.000 = € 200.000.000 kosten • € 200.000.000 kosten + € 50.000.000 winst = € 250.0000. • € 250.000.000 : 1.000.000 = € 250

  43. Toets • Dinsdag a.s. • Paragraaf 4.4, 4.5. en 7.2 • Berekenen afzet en omzet • Berekenen marktaandeel afzet en omzet • Marketing en 4 p’s

  44. Toets • Verzekeringen • Premie berekenen • Risico • Risico avers • Averechtse selectie • Moreel wangedrag • Eigen risico • Premie differentiatie

More Related