1 / 38

A perceptual interference account of acquisition difficulties for non-native phonemes

A perceptual interference account of acquisition difficulties for non-native phonemes. Paul Iverson, Patricia K. Kuhl, Reiko Akahane-Yamada, Eugen Diesch, Yoh’ich Tohkura, Andreas Kettermann, Claudia Sieber. Inleiding. Feiten Kind  hoort spraak  neurale organisatie verandert 

Download Presentation

A perceptual interference account of acquisition difficulties for non-native phonemes

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. A perceptual interference account of acquisition difficulties for non-native phonemes Paul Iverson, Patricia K. Kuhl, Reiko Akahane-Yamada, Eugen Diesch, Yoh’ich Tohkura, Andreas Kettermann, Claudia Sieber

  2. Inleiding Feiten Kind  hoort spraak  neurale organisatie verandert  kind specialiseert zich in die taal Volwassene  2de taal leren  moeilijkheden want neurale organisatie aangepast aan L1 • segmenteren in woorden en fonemen • 2 verschillende L2 fonemen kunnen hetzelfde klinken • motorische articulatie van L2

  3. Inleiding Hoe komt dat? Baby’s w geboren met perceptuele gevoeligheden vr alle talen Vroeger • categoriale perceptie voor talen die niet voorkomen in de omgeving verdwijnt geleidelijk Nu Neurologische organisatie verandert i.p.v. verdwijnt

  4. Inleiding Wat verandert er? Hypothese 1(late selectie) Stimuli auditieve perceptuele registratie analyse en respons beslissing Hypothese 2(vroege selectie) Stimuli auditieve Perceptuele respons registratie analyse

  5. Inleiding Evidentie H1 • Pisoni et al. Door training kunnen volwassenen niet- aangeboren fonemen verwerven • Werker & Tees Volwassenen kunnen vreemde fonemen soms onderscheiden zonder ze te kunnen categoriseren

  6. Inleiding Evidentie H2 • Neurofysiologisch onderzoek (ERP) MMN vindt plaats voor aandacht een rol kan spelen • Ontwikkelingspsychologisch onderzoek (ERP) Kinderen van 6 tot 12 maanden oud (voor betekenis een rol speelt) bezitten taal-specifieke perceptie voor fonemen

  7. Inleiding Evidentie H2(vervolg) • Kuhl & Iverson Minimale overlap tss het auditieve en wat het kind effectief waarneemt  waarneming is beperkt tot prototypes voorbereiding op leren van L1  Veranderingen in perceptie zijn taal-specifiek en zijn dus eerder fonetisch dan puur auditief

  8. Inleiding Doel samenbrengen van deze 2 verschillende visies: « Hoe kan taal-ervaring de lagere orde processen wijzigen zonder dat het leren van niet aangeboren fonemen verhinderd wordt? »

  9. Methode Proefpersonen • 24 Japanners • 12 Duitsers • 19 Engelstalige Amerikanen Alle proefpersonen werden monolinguistisch opgevoed tot ze op school Engels leerden.

  10. Methode Stimuli • 18 /ra/ en /la/ fonemen • De stimuli verschillen enkel in 2de (F2) en 3de (F3) formant  2 dimensionele stimulus grid

  11. Methode 2 dimensionele stimulus grid

  12. Methode • Formant frequentie zone met een hoge intensiteit verlopend over een korte tijd • Foneem een categorie van spraakklanken die op eenzelfde wijze geïnterpreteerd worden

  13. Methode Experimenten 1. Identificatie en goodness 2. Gelijkenis 3. Discriminatie

  14. Methode Procedure 1. Identificatie en goodness • ppn identificeren elke stimulus in termen van hun moedertaal • Is deze stimulus een goed exemplaar uit deze categorie? • schaal van 1 (slecht) tot 7 (goed) • 18 oefen trials • 36 experimentele trials

  15. Methode 2. Gelijkenis • S1 S2 350 ms ISI • geen enkele stimulus vormde een paar met zichzelf • In welke mate gelijken of verschillen deze 2 stimuli? • Schaal van 1 (verschillend) tot 7 (gelijkend) • 36 oefen trials • 306 experimentele trials

  16. Methode 3. Discriminatie • S1 S2 350 ms ISI• De helft van de beurten zijn dezelfde paren, de andere helft zijn verschillendeparen • Zijn deze 2 stimuli identiek? • 20 oefening trials • 480 experimentele trials

  17. Resultaten Experiment: Gelijkheid • Lijken deze 2 stimuli op elkaar? • 1 2 3 4 5 6 7 • 2 dimensionele stimulus grid • gelijkende stimuli staan dicht bij elkaar • verschillende stimuli staan ver van elkaar

  18. Resultaten 2 dimensionele stimulus grid r l r l

  19. Resultaten F3 • Variatie tussen categ /r/ en /l/ • Categoriale perceptie • continue overgang r…………………l F2 • Akoestische variatie binnen 1 categorie

  20. Resultaten Gelijkheid

  21. Resultaten Gelijkheid Amerikaanse luisteraars • Gevoelig voor verschillen in F3 • Minder gevoelig voor akoestische verschillen tss stimuli aan de uiteinden van het rooster

  22. Resultaten Gelijkheid

  23. Resultaten Gelijkheid Japanse luisteraars • Gevoeliger voor variatie in F2 dan F3 • Geen opmerkelijke uitrekking van de perceptuele ruimte in het midden van de F3 dimensie

  24. Resultaten Gelijkheid

  25. Resultaten Gelijkheid Duiste luisteraars  Amerikanen

  26. Resultaten Experiment: Discriminatie • Zijn deze stimuli identiek? • Ja of nee • Helft paren identiek, andere helft zijn verschillend • F3 onderzoeken, dus F2 constant houden

  27. Resultaten Discriminatie Aangeboden stimuli

  28. Resultaten Discriminatie

  29. Resultaten Discriminatie(1) Amerikaanse luisteraars •betere discriminatie nabij de r-l grenslijn dan binnen elke categorie Japanse luisteraars • discriminatie vermogen  als F3  • geen piek op de r-l grenslijn • statistische vgl tss Amerikaanse en Japanse data  Japanners hoger discriminatievermogen bij r dan bij l (significant verschil)

  30. Resultaten Discriminatie(2) Duitse luisteraars  Amerikanen • statistische vgl tussen de Amerikaanse en Duitse data:  Duitsers hebben sign. hogere gevoeligh binnen /r/ categorie  gevoeligheid was niet sign hoger binnen de /l/ categorie of aan de foneemgrens

  31. Resultaten Experiment: Identificatie en goodness • In welke categorie hoort deze stimulus? • Is deze stimulus een goed exemplaar van deze categorie? • 1 2 3 4 5 6 7

  32. Resultaten Japanse luisteraars

  33. Resultaten Japanse luisteraars • Plaatsen elke stimulus in de /r/ categorie • Goodness  naarmate F2 freq  • Stimuli met lagere F2 frequentie gingen meer als een w klinken • Dus hogere gevoeligheid voor F2 kan veroorzaakt zijn doordat Japanners alle stimuli in 1 categorie zijn geplaatst

  34. Resultaten Duitse luisteraars Amerikaanse luisteraars • Categoriale perceptie van Duitsers is minder scherp dan die van Amerikanen

  35. Besluit • Hoewel aangetoond is dat Japanners problemen hebben om te discrimineren tussen r en l (F3), discrimineren ze beter op F2 dan de Amerikanen en Duitsers. • Dit interfereert met de verwerving

  36. Besluit • Training procedures voor het aanleren van r-l aan Japanners  veel verschillende stimuli  veel praten • Duitse luisteraars hebben geen problemen met het verschil tussen r-l, omdat F2 irrelevant is voor hen

  37. Besluit Verzoening tussen beiden hypotheses is niet bewezen maar deze studie helpt aan te tonen dat er mogelijks een interactie is tussen hogere- en lagere-orde processen

  38. Vragen?

More Related