1 / 13

1. PORSENNA BELEGERT ROME (II, 9) a. Koning Porsenna trekt tegen Rome op (9.1-4)

1. PORSENNA BELEGERT ROME (II, 9) a. Koning Porsenna trekt tegen Rome op (9.1-4) Inde P. Valerius iterum T. Lucretius consules facti . Iam Tarquinii ad Lartem Porsennam , Clusinum regem , perfugerant .

Download Presentation

1. PORSENNA BELEGERT ROME (II, 9) a. Koning Porsenna trekt tegen Rome op (9.1-4)

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. 1. PORSENNA BELEGERT ROME (II, 9) a. Koning Porsenna trekt tegen Rome op (9.1-4) Inde P. Valeriusiterum T. Lucretiusconsulesfacti. IamTarquiniiad LartemPorsennam, Clusinumregem, perfugerant. • Vervolgens zijn PubliusValerius voor de tweede keer, (en) Titus Lucretius tot consuls ge­maakt/gekozen. • De Tarquinii waren al gevlucht naar Lars Porsenna, koning van Clusium.

  2. Ibi, miscendoconsiliumprecesque, nuncorabant, ne se, oriundos ex Etruscis, eiusdemsanguinisnominisque, egentesexsularepateretur, nuncmonebantetiam, ne orientemmorempellendiregesinultumsineret. • Daar, door advies en smeekbeden te mengen, • smeekten ze nu eens • dat hij niet toeliet dat zij, afstammend van Etrusken, van hetzelfde bloed en dezelfde naam, berooid in ballingschap leefden, • dan weer spoorden ze (hem) aan • om niet de op­komende gewoonte van het verdrijven van koningen ongewroken te laten.

  3. Satislibertatemipsamhaberedulcedinis. Nisi, quantavi civitates eamexpetant, tantaregnareges defendant, aequari summa infimis; • (ze zeiden) dat de vrijheid zelf voldoende (van) aantrekkelijkheid had. • Dat als koningen niet met evenveel kracht koninkrijken verdedigen, als waarmee staten haar (=de vrijheid) nastreven, • het hoogste gelijk gemaakt wordt aan het laagste;

  4. nihil excelsum, nihil quod supra cetera emineat, in civitatibusfore; adessefinemregnis, rei inter deos hominesquepulcherrimae. hyperbaton • (ze zeiden) dat in de staten niets uitmuntends, niets wat boven het overige uitblinkt, zal zijn; • dat het eind aanwezig is voor de koninkrijken, • de mooiste zaak/instelling tussen goden en mensen. • nihil excelsum, nihil quod supra cetera emineat, in civitatibusfore = uitwerking van aequari summa infimis

  5. Porsenna cum regemesseRomae, tumEtruscaegentisregem, (= Tarquinius)amplumTuscisratus, Romaminfestoexercituvenit. Porsenna doet dit dus omdat hij het eervol vindt voor de Etrusken als Rome door een Etrusk, Tarquinius, geregeerd wordt. • Omdat Porsenna meende • dat niet alleen een koning in Rome, • maar ook een koning van het Etruskische volk • iets eervols voor de Etrusken is, • ging hij met een vijandig leger naar Rome.

  6. b. De senaat ontlast het volk (9.5-8) Non unquam alias ante tantusterrorsenatuminvasit; adeovalidarestumClusinaeratmagnumquePorsennae nomen. • Nooit een andere keer ervoor • overviel zo grote angst de senaat; • zo(zeer) sterk was toen Clusium en (zo) groot (was toen) de naam van Porsenna.

  7. Nechostesmodotimebant, sedsuosmetipsicives, ne Romana plebs, metuperculsa, receptis in urbemregibus vel cum servitutepacemacciperet. • En zij vreesden niet alleen de vijanden, • maar ook hun eigen burgers, • (namelijk) dat het Romeinse volk, • door vrees getroffen, • nadat ze de koningen in de stad hadden teruggekregen/-genomen, • vrede zelfs in combinatie met slavernij accepteerden/zou accepteren. • Dus: angst dat de bevolking liever een koning heeft + vrede dan republiek, oorlog, etc., omdat de Etrusken een lastige tegenstander waren. Koning = slavernij voor het volk; republiek = vrijheid

  8. Multaigiturblandimentaplebi per id tempus absenatu data. Annonae in primishabitacura, et ad frumentumcomparandum missialii in Volscos, aliiCumas. • Dus veel gunsten werden aan het volk in die tijd door de senaat verleend. • In de eerste plaats werd zorg gedragen voor de voedselvoorziening, • en om graan te kopen • werden sommigen naar de Volsci ge­stuurd, anderen naar Cumae.

  9. Salisquoquevendendiarbitrium, quiaimpensopretiovenibat, in publicumomnesumptum <est>, ademptumprivatis; • Ook het monopolie om zout te verkopen, (van zout verkopen) • aangezien het voor hoge prijs werd verkocht, • werd helemaal naar de staat overgebracht, • nadat het aan particulieren was ontnomen;

  10. portoriisque et tributoplebesliberata, ut divitesconferrent quioneriferendoessent: pauperessatisstipendiipendere, si liberoseducent. • het volk werd bevrijd van havengelden en belasting, • zodat de rijken (het) bijeenbrachten • die in staat waren om de last te dragen: • (er werd gemeend) dat de armen voldoende belasting betaalden, • als ze kinderen grootbrachten.

  11. Itaquehaecindulgentiapatrum asperispostmodum rebus in obsidioneacfame adeoconcordemcivitatemtenuit, ut • Dus deze mildheid van de sena­toren • in komende moeilijke omstandigheden tijdens het be­leg en de honger (hongersnood) • hield de staat/burgerij/burgers zo eens­gezind, dat • Haecindulgentia = multablandimenta

  12. ut regium nomen non summimagisquaminfimihorrerent, necquisquam unus malisartibuspostea tam popularisesset, quamtum bene imperandouniversussenatusfuit. • (zo eens­gezind), • dat de hoogsten niet meer dan de allerlaagstende naam ‘koning’ verafschuwden, • en niet één persoon was later door slechte prak­tijken zo populair, • als toen de hele senaat was door goed maatregelen te nemen. • 2 tegenstellingen in laatste twee regels: • Quisquam unus – universussenatus • Multisartibus – bene imperando • Chiasme: één persoon – slecht – goed – hele senaat

More Related