1 / 53

Prof. dr. Jozef Pacolet en Tom Strengs

Ontmoetingsdag Universiteit – Arbeidersbeweging ACV-HIVA Overijse, Vormingscentrum Ter Nood, 8 september 2009. Pensioenrendement vergeleken. Prof. dr. Jozef Pacolet en Tom Strengs Hoger instituut voor de arbeid, Katholieke Universiteit Leuven. Inhoud. Probleemstelling

odetta
Download Presentation

Prof. dr. Jozef Pacolet en Tom Strengs

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Ontmoetingsdag Universiteit – Arbeidersbeweging ACV-HIVA Overijse, Vormingscentrum Ter Nood, 8 september 2009 Pensioenrendement vergeleken Prof. dr. Jozef Pacolet en Tom Strengs Hoger instituut voor de arbeid, Katholieke Universiteit Leuven

  2. Inhoud • Probleemstelling • Internationale evidentie: België in de wereld • Impact van de crisis • Situatie in België

  3. Biedt aanvullende pensioenvorming via tweede en/of derde pijler een hoger rendement dan een optrekking van de bijdrage voor de eerste pijler? 3 argumenten van voorstanders van een uitbreiding van de tweede en derde pijler: Impact van de vergrijzing op rendement van de eerste pijler Historisch rendement eerste pijler laag (en dalend) versus hoog historisch rendement op de kapitaalmarkten Theoretisch argument: als kapitaalrendement hoger is dan de som van de loongroei en de bevolkingsgroei (tewerkstellingsgroei) dan is kapitalisatie efficiënter (Aaron, 1966) 1. Probleemstelling

  4. Onze invalshoek: Rendementen op financiële markten in het verleden kunnen niet zomaar geëxtrapoleerd worden naar de toekomst: Periode van ‘Irrational exuberance’ – mogelijk onder invloed van ‘babyboom’-sparen Mogelijk negatieve impact van vergrijzing op toekomstige rendementen Probleem van impact van de vergrijzing op financiële markten is complex – valt buiten bestek van ons onderzoek Voorzichtige schatting van impact = -0,5%-punt (Holzmann, 2009) Hoewel sommigen waarschuwen voor mogelijke ‘meltdown’ (Siegel, 2005) Kern: hoe efficiënt zijn financiële markten?  financiële crisis Risico in private pensioenregelingen op kapitaalbasis is hoog Marktrendementen zijn géén toegekende rendementen! Verschil is ‘intermediatiemarge’ of ‘administratiekost’ Fiscale uitgaven verhogen rendement in private pensioenregelingen op artificiële wijze Is de facto een publiek repartitie-element in private pensioenregelingen Transitiekost van overschakeling repartitie naar kapitalisatie reduceert effectief rendement van toekomstige generaties aanzienlijk 1. Probleemstelling

  5. 1. Probleemstelling

  6. 2. Internationale evidentie:België in de wereld

  7. 2.1 Een blik op rendement eerste pijler

  8. 2.1 Een blik op rendement eerste pijler

  9. 2.1 Een blik op rendement eerste pijler • Nederland:

  10. 2.1 Een blik op rendementen eerste pijler • Interne rendementen wettelijke pensioenstelsels in enkele OESO-landen:

  11. 2.2 Omvang van private pensioenstelsels • Publieke en private pensioenuitekeringen in enkele OESO-landen, 2006, in % van het BBP

  12. 2.2 Omvang van private pensioenstelsels • Omvang private pensioenregelingen in termen van opgebouwde reserves in de OESO-landen, 2007, in % BBP

  13. 2.2 Omvang van private pensioenstelsels • Omvang van private pensioenfondsen in termen van opgebouwde reserves in de OESO-landen, 2007, in % BBP

  14. 2.2 Omvang van private pensioenstelsels • Evolutie van de pensioenfondsen in enkele EOSO-landen, 2001-2007, in % BBP

  15. 2.2 Omvang van private pensioenstelsels • Pensioenfondsen groeien aan volgens hun netto-inkomen, d.i. het verschil tussen premies en uitkeringen en netto-beleggingsopbrengst. • Netto-inkomen van pensioenfondsen in enkele OESO-landen, 2001-2007, als % van de totale reserves

  16. 2.2 Omvang van private pensioenstelsels • Premies versus uitkeringen in Belgische pensioenfondsen, 2001-2007, in miljoenen EUR

  17. 2.2 Omvang van private pensioenstelsels • Beleggingscategorieën van pensioenfondsen, 2007 • Merk op: Belgische pensioenfondsen beleggen 80% van hun activa in ICB’s (Instellingen voor Collectieve Belegging of ‘mutual funds’)

  18. 2.3 Rendement pensioenfondsen • Gemiddeld jaarlijks (totaal) rendement pensioenfondsen naar type portfolio (Bron: d’Addio et al., 2009) Opm.: Rendementen werden berekend op basis van de respectieve Datastream- indices voor aandelen en overheidsobligaties, de lengte van de reeks verschilt van land tot land beginnende tussen 1980 en 1989 en eindigend in 2006.

  19. 2.3 Rendement pensioenfondsen • Gemiddelde jaarlijkse reële (totale) rendementen van pensioenfondsen, sinds oprichting, in percentages (Bron: Tapia, 2008)

  20. Pensioenregelingen worden geconfronteerd met verschillende soorten risico’s (Blake, 2006): Beleggingsrisico Renterisico ‘annuïtisering’ Langlevenrisico (‘longevity risk’) Markt voor annuïteiten ‘smal’ en duur Koopkrachtrisico Politiek risico Wettelijke pensioenregelingen MAAR ook private pensioenregelingen Fiscaliteit DB-regelingen: discretionair beslissen tot indexeren of welvaartsaanpassing (lijkt erg op politiek risico in eerste pijler) Faillissementsrisico (‘Employer solvency risk’) Sectoren en bedrijven komen gaan Pensioenopbouw en –uitkering gaat over een periode van ongeveer 60 jaar Overdraagbaarheidsrisico (‘Portability risk’) 2.4 Risico in (private) pensioenregelingen

  21. 2.4 Risico in (private) pensioenregelingen • Beleggingsrisico: • Zie standaard deviaties in vorige sectie • D’Addio, Seisdedos en Whitehouse (2009) simuleren de verdeling van toekomstige rendementen voor een vastebijdrageregeling: • Zelfde risico geldt in vasteprestatieregelingen: in dat geval is niet de vervangingsratio de variabele, maar de bijdragevoet

  22. 2.5 De impact van administratiekosten • ‘Reduction in Yield’ pensioenfondsen, OESO, 2007

  23. 2.5 De impact van administratiekosten • ‘Reduction in yield’ voor pensioenstelsels met verplichte en vaste bijdragen, OESO, 2007 (Bron: Tapia en Yermo, 2008)

  24. 2.5 De impact van administratiekosten • ‘Charge Ratio’ in landen met omvangrijke private pensioenregelingen met vaste bijdragen, IOPS, 2008

  25. 2.5 De impact van administratiekosten • ‘Reduction in Yield’ in landen met omvangrijke private pensioenregelingen met vaste bijdragen, IOPS, 2007

  26. 2.6 Fiscale uitgaven in internationaal perspectief • Budgettaire kost voortvloeiend uit de bijdragen in tweedepijler-regelingen in 2000, in % van het BBP (Yoo en de Serres, 2004) • Levenscyclus-benadering • Helaas ontbreekt België in de analyse

  27. 3. Impact van de financiële crisis

  28. 3. Impact van de financiële crisis • Impact van de financiële crisis op de private pensioensector:

  29. 3. Impact van de financiële crisis • Reële rendementen van pensioenfondsen in OESO-landen, van januari 2008 tot oktober 2008:

  30. Impact op pensioenfondsen (cont.): 3. Impact van de financiële crisis • Sinds de jaren ’80 reeds een verschuiving van ‘vaste uitkeringen’ naar ‘vaste bijdragen’ • Toegenomen beleggingsrisico en van lang leven • De financiële crisis raakt de pensioenstelsels op verschillende manieren • Maar zij raakt de pensioenfondsen en de economie tweemaal • Via pensioenvermogen en pensioeninkomen: druk op de consumptieve vraag • Bij ‘vaste prestaties’ extra kost voor inrichters pensioenfonds • Sommige pensioenfondsen waren nog aan het herstellen van de crisis van 2000-2002 • Toenemende twijfel over de performantie van de gekapitaliseerde pensioenen • Marktopbrengsten in het verleden zijn overschat en hebben hun risico • Reductie van risico reduceert ook opbrengst • Kosten zijn relatief hoog en reduceren pensioenopbrengst aanzienlijk • Het gevaar blijft van een ‘melt down’

  31. 3. Impact van de financiële crisis • Nood aan regulering en controle (gelijkaardig aan rest financiële sector) • Nood aan een garantiefonds van de overheid • Risico op ‘misselling’ en fraude • Illusie van verbeterde financiële geletterdheid • ‘There is no free lunch’: omvangrijke spaarinspanningen en premies, afgeroomd door kosten • Geen garantie op bijkomend spaarvolume • Impact financiële crisis op pensioenfondsen (cont.):

  32. 3. Impact van de financiële crisis • Versterken van de eerste pijler: eerste pijler is niet enkel voor armoedebestrijding (‘Beveridge type’) maar ook om consumptiepatroon te effenen (‘consumption smoothing’) over de levenscyslus (‘Bismarck type’) • Aanvullende pensioenen moeten aanvullend zijn: risico dat eerste pijler herleid wordt tot residuair systeem • Een repartitiesysteem is beter geschikt om macro-economische risico’s (economische crisis, inflatie) te spreiden over verschillende generaties • Èlk pensioenstelsel heeft nood aan een debat omtrent flexibiliteit in het licht van een veranderende economische en demografische omgeving: nood aan een debat omtrent verhoging van de arbeidsmarktparticipatie (zeker bij oudere werknemers). • De eerste pijler is gemakkelijker te versterken in een situatie waar nood is aan stimuleren van consumptie en herstellen van vertrouwen (cfr. oprichting ‘Social Security’ in V.S. in jaren ’30) • De voordelen van een wettelijk repartitiesysteem:

  33. 4. Situatie in België

  34. 4.1 Het Belgische driepijlersysteem

  35. 4.1 Het Belgische driepijlersysteem • Omvang van de Belgische tweede pijler in termen van opgebouwde reserves (Bron: CBFA)

  36. 4.1 Het Belgische driepijlersysteem • Omvang van de Belgische derde pijler in termen van opgebouwde reserves (Bron: CBFA)

  37. 4.1 Het Belgische driepijlersysteem • Omvang van de totale Belgische private pensioensector in termen van opgebouwde reserves (Bron: CBFA)

  38. 4.2 Pensioenvermogen vs. totaal vermogen • Vermogen van de Belgische huishoudens, 1970-2008, als % van het BBP

  39. 4.3 Rendementen in de drie pijlers • Rendement in de Belgische eerste pijler (de Callataÿ en Wouters, 2005):

  40. 4.3 Rendementen in de drie pijlers • Rendementen in de Belgische tweede pijler • Gegevens Belgische Vereniging voor Pensioeninstellingen (BVPI): • 2007: • 2008:

  41. 4.3 Rendementen in de drie pijlers • Rendementen in de Belgische tweede pijler • Gegevens Assuralia (2008):

  42. 4.3 Rendementen in de drie pijlers • Rendementen in de Belgische derde pijler • pensioenspaarfondsen: (Bron: F. Lierman op basis van Tijd Beursmedia, Netto)

  43. 4.4 Administratiekosten in België • Strategisch Rapport Pensioenen België 2005, administratiekosten tweede en derde pijler in % van de bijdragen

  44. 4.4 Administratiekosten in België • Administratiekosten tweede en derde pijler in % van de bijdragen, op basis van gegevens CBFA:

  45. 4.4 Administratiekosten in België • Gemiddelde boekhoudkundige administratiekosten in de tweede en derde pijler in termen van bijdragen en in termen van uitkeringen, 2000-2008: • Opm.: gemiddelde pensioenfondsen over periode 2001-2004 (Strategisch Rapport Pensioenen)

  46. 4.4 Administratiekosten in België • Administratiekost in de Belgische eerste pijler: • Dit cijfer kan rechtstreeks vergeleken worden met cijfer voor tweede en derde pijler • Het cijfer voor de tweede en derde pijler laat ons echter niet toe uitspraken te doen over de finale impact van administratiekosten op de pensioenopbouw, daarvoor zijn gegevens nodig over de aard en de structuur van de kosten. • Bovendien betreft het hier een ‘snapshot’ in een specifiek jaar – berekening over levenscysclus is echter belangrijk • Merk op dat het hier om ‘boekhoudkundige’ administratiekosten gaat, de effectieve ‘intermediatiemarge’ kan echter groter zijn

  47. 4.5 Fiscale uitgaven in België • Fiscale uitgaven in België: cijfers van de ‘inventaris van fiscale uitgaven 2006’, toegevoegd bij de rijksmiddelenbegroting 2007:

  48. De Studiecommissie voor de Vergrijzing (2003) raamde de impact op de fiscale uitgaven van een verdere ‘democratisering’ van de tweede pijler (WAP) Daarbij werden scenario’s gebruikt waarin de huidige participatie in bedrijfspensioenen zou toenemen met 15 à 30% Een dergelijke toename zou resulteren in een stijging van de bijdragen met zo’n 0,2 tot 0,6% van het BBP tegen 2030 En bijkomende fiscale uitgaven tegen 2030 van 0,09 tot 0,26% van het BBP 4.5 Fiscale uitgaven in België

  49. 4.6 Een vergelijking België - Nederland • België:

  50. 4.6 Een vergelijking België - Nederland • Nederland:

More Related