1 / 34

Dia 1

Dia 1. Module 4: een veilige omgeving creëren. Dia 2. Essentieel element 2. Help jouw kind zich veilig te voelen. Dia 3. Wat is veiligheid? (groepsactiviteit). vei·lig·heid de; v het veilig-zijn: iets in ~ brengen. Dia 4. Veiligheid en trauma.

Download Presentation

Dia 1

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Dia 1 • Module 4: een veilige omgeving creëren

  2. Dia 2 • Essentieel element 2 • Help jouw kind zich veilig te voelen.

  3. Dia 3 • Wat is veiligheid? (groepsactiviteit) • vei·lig·heid de; v • het veilig-zijn: • iets in ~ brengen

  4. Dia 4 • Veiligheid en trauma • Fysieke veiligheid is niet hetzelfde als psychische veiligheid. • De definitie van veiligheid van jouw kind zal niet dezelfde zijn als die van jou. • Om je kind te helpen zich veilig te voelen, moet je de omgeving bekijken door zijn of haar ‘traumabril’.

  5. Dia 5 • Veiligheid en trauma • Kinderen die een traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt kunnen: • geldige angsten hebben over hun eigen veiligheid of die van geliefden; • moeite hebben om erop te vertrouwen dat volwassenen hen zullen beschermen; • zich extreem bewust zijn van potentiële gevaren; • problemen hebben om hun reacties op waargenomen gevaar te beheersen.

  6. Dia 6 • Uitspraak • Richard Wright: ‘Toen we klaar waren met eten, zag ik dat er een heleboel koekjes hoog opgestapeld lagen op een bord. Ik kon mijn ogen bijna niet geloven. Ik was bang dat de koekjes op een of andere manier ’s nachts zouden verdwijnen, terwijl ik lag te slapen. Ik wilde niet ’s ochtends wakker worden met honger, wetende dat er niets te eten in huis was. Om dat te voorkomen nam ik een aantal koekjes van het bord en deed ze in mijn zak. Niet om ze op te eten, maar als bescherming tegen een mogelijke aanval van honger. Ik doorbrak de gewoonte van het stelen of hamsteren van brood pas toen ik er enigszins op kon vertrouwen dat er bij iedere maaltijd genoeg te eten was.’

  7. Dia 7 • Vergroten van veiligheid • Help het kind om huis en buurt te leren kennen. • Geef het kind controle over bepaalde aspecten van zijn of haar leven. • Stelgrenzen. • Laat het kind weten wat er gaat gebeuren. • Zie het kind en waardeer het zoals het is. • Help het kind een gevoel van verbondenheid en continuïteit met het verleden te behouden.

  8. Dia 8 • Geef het kind de boodschap dat het veilig is • Vorm een team met de pleegzorgmedewerker. • Spreek op ooghoogte van het kind, in begrijpelijke taal. • Beloof het kind dat het fysiek veilig is. • Vraag direct wat het kind nodig heeft om zich veilig te voelen. • Volg goed wat het kind aangeeft. • Laat het kind weten dat jij er bent om te horen wat het nodig heeft.

  9. Dia 9 • Geef het kind de boodschap dat het veilig is • Neem zorgen serieus. • Toon empathie. • Erken dat de gevoelens van het kind ertoe doen, in het licht van de gebeurtenissen in het verleden. • Wees geruststellend en realistisch over wat je kunt doen. • Wees eerlijk over wat je wel en niet weet. • Help het kind zijn of haar zorgen aan andere leden van het team te vertellen.

  10. Dia 10 • Leg de huisregels uit • Houd rekening met de geschiedenis van het kind. • Overspoel het kind niet. • Benadruk de veiligheid. • Wees flexibel als dat kan.

  11. Dia 11 • Wees een ‘emotiegids’

  12. Dia 12 • Uitspraak • Isa: ‘Ik begon te schelden tegen mijn pleegmoeder. Ik wilde dat zij haar zelfbeheersing zou verliezen. Ik dacht dat ze vroeg of laat iets zou zeggen dat mij zou kwetsen, en ik wilde haar voor zijn. Later werd ik neerslachtig. Ik wist dat ik mij onbeheerst had gedragen. Als ik boos word, realiseer ik me niet wat ik doe en kwets ik de mensen om mij heen. Ik ben verdrietig, omdat ik mezelf niet goed kan uitdrukken. Ik voel me net een wandelende tijdbom. Ik hoop dat ik een pleegmoeder kan vinden die mijn boosheid kan hanteren en mij kan helpen me te beheersen.’

  13. Dia 13 • Wees een ‘emotiegids’ • Wees bereid (en voorbereid) om sterke emotionele reacties toe te staan. • Denk aan de koffer. • Reageer rustig maar standvastig. • Help je kind na de uitbarsting gevoelens te herkennen en benoemen. • Verzeker je kind dat het in orde is om emoties te voelen.

  14. Dia 14 • Emotionele ‘hotspots’ • Eten en maaltijden. • Slaap en bedtijden. • Fysieke grenzen, privacy, persoonlijke verzorging en medische zorg.

  15. Dia 15 • Uitspraak • Isa: ‘Ik had een lijst gemaakt van dingen die mijn zus en ik graag aten, zodat onze nieuwe pleegmoeder ze kon kopen. Maar ze kocht niet precies wat we wilden. Ze bracht de verkeerde cornflakes mee, ze lengde de limonade aan met lauw water en het brood was verschrikkelijk taai. Van al die kleine dingen werd ik woedend. Ik merkte dat het haar niet uitmaakte wat ik zei. Ze kon ons behandelen zoals zij wilde.’

  16. Dia 16 • Eten en maaltijden (groepsactiviteit) • Wees je bewust van de geschiedenis van het kind. • Pas je zo mogelijk aan de voedselvoorkeuren van het kind aan. • Stel vaste eetmomenten in. • Betrek het kind bij het plannen en klaarmaken van maaltijden. • Houd de maaltijden rustig en ondersteunend.

  17. Dia17 • Uitspraak • Isa: ‘Ik werd in paniek wakker en kon niet meer in slaap komen. Mijn pleegmoeder kwam mijn kamer binnen: ‘Lieverd, wat is er?’ Ik kon haar niet eens vertellen hoe ik me voelde. Ik kon niet onder woorden brengen wat er aan de hand was.’

  18. Dia 18 • Slaap en bedtijd (groepsactiviteit)

  19. Dia 19 • Slaap en bedtijd • Help het kind om zich de slaapkamer ‘toe te eigenen’. • Respecteer en bescherm de privacy van het kind. • Erken en respecteer angsten. • Stel vaste slaap- en waaktijden in, met voorspelbare en rustige routines. • Zoek eventueel hulp.

  20. Dia 20 • Uitspraak • Gina: ‘Ik denk niet dat er een moment is geweest dat ik niet werd misbruikt als kind. Om het misbruik te overleven, deed ik alsof de echte ik onafhankelijk was van mijn lichaam. Op die manier overkwam het misbruik mij niet echt, maar alleen de huid waarin ik mij bevond. Nog steeds verraadt mijn lichaam mij soms. Huilen op momenten dat ik sterk wil blijven, moe worden en weigeren om mijn commando’s te gehoorzamen door wakker te blijven, en het ergste: fysieke reacties op seksuele toespelingen. Het lijkt alsof mijn lichaam een eigen geest heeft. Ik haat de gedachte aan seksueel contact, maar mijn lichaam reageert erop, zelfs als het ongewenst is.’

  21. Dia 21 • Fysieke grenzen • Bij kinderen die zijn verwaarloosd, misbruikt of mishandeld, komt het vaak voor dat zij: • niet hebben geleerd dat hun lichaam moet worden verzorgd en beschermd; • zich onthecht voelen en overhoop liggen met hun lichaam; • hun lichaam zien als een vat met de negatieve herinneringen en ervaringen die ze bij zich dragen (een constante herinnering, niet alleen aan wat er met hen gebeurd is, maar ook aan hoe weinig ze waard zijn).

  22. Dia 22 • Fysieke grenzen (groepsactiviteit) • Respecteer de fysieke grenzen van het kind. • Maak van de badkamer een veilige zone. • Wanneer je een jong kind helpt bij het baden, vraag dan toestemming voordat je het aanraakt en maak duidelijk wat je doet en waarom.

  23. Dia23 • Pauze

  24. Dia 24 • Dingen die herinneren aan het trauma • Mensen, situaties, plaatsen, dingen of gevoelens die kinderen herinneren aan traumatische gebeurtenissen, kunnen: • intense en verstorende gevoelens uitlokken die verbonden zijn aan het oorspronkelijke trauma; • leiden tot gedragingen die niet op hun plaats lijken, maar die misschien gepast waren op het moment van de oorspronkelijke traumatische gebeurtenis.  

  25. Dia 25 • Impact van dingen die herinneren aan het trauma • Frequente reacties op dingen die aan een trauma herinneren, kunnen: • het kind in een toestand van emotionele ontreddering houden; • door anderen gezien worden als een overdreven reactie op gewone gebeurtenissen; • resulteren in ontwijkend gedrag; • het kind isoleren van leeftijdsgenoten en familie; • schaamte bij het kind veroorzaken of angst oproepen gek te worden.  

  26. Dia 26 • Herkennen van dingen die aan het trauma herinneren • Als het kind of de adolescent een bepaalde reactie laat zien, let dan op: • wanneer dat was; • waar dat gebeurde; • wat de reactie was. • Reduceer zo mogelijk de blootstelling die de reactie opriep. • Vertel je observaties aan de therapeut en de (gezins)voogd van het kind.

  27. Dia 27 • Wat is de herinnering? (groepsactiviteit) • Op welke situatie of gebeurtenis reageerde het kind? • Kijkend naar de traumageschiedenis van het kind, waar was het een herinnering aan? • Wat kan nog meer een herinnering aan een trauma oproepen? (Probeer minstens drie dingen voor het kind te bedenken.)

  28. Dia 28 • Omgaan met herinneringen aan het trauma: wat opvoeders kunnen doen • Veiligheid verzekeren. • Heroriënteren. • Geruststellen. • Verwoorden wat er is gebeurd. • De ervaring van het kind respecteren en normaliseren. • Verleden van het heden onderscheiden.

  29. Dia 29 • Omgaan met herinneringen aan het trauma: wat je zeker niet moet doen • Aannemen dat het kind zich afzet. • Tegen het kind zeggen dat het zich aanstelt of te heftig reageert. • Het kind dwingen om te kijken naar iets dat aan het trauma herinnert. • Boos of ongeduldig worden.

  30. Dia 30 • Omgaan met herinneringen aan het trauma: wat kinderen kunnen doen (SOS) • Stoppen. Stop en haal een paar keer langzaam en diep adem. • Oriënteren. Kijk rond en neem de onmiddellijke omgeving in je op. Neem kennis van lichamelijke reacties (zoals ademhaling en hartslag). • Steun zoeken. Zoek een stressbestrijder om te kalmeren. Bel zo nodig een vriend of een andere betrouwbare volwassene.

  31. Dia 31 • SOS: stressbestrijders herkennen • Activiteiten (hardlopen, luisteren naar een bepaald liedje). • Dingen (speelgoed, knuffel, foto, favoriete deken, voedsel). • Plaatsen (een plek in tuin, park of kamer). • Personen. • Een specifieke gedachte, zin of gebed.

  32. Dia 32 • Omgaan met herinneringen aan het trauma (groepsactiviteit) • Hoe hebben de opvoeders: • het kind geheroriënteerd en veiligheid verzekerd; • het kind geholpen te begrijpen wat er is gebeurd; • het verleden onderscheiden van het heden; • het kind nieuwe opties gegeven waarmee het kan omgaan met een herinnering? • Zou jij iets anders hebben gedaan? 

  33. Dia 33 • Uitspraak • Isa: ‘Ik werd in paniek wakker en kon niet meer in slaap komen. Mijn pleegmoeder kwam mijn kamer binnen: ‘Lieverd, wat is er?’ Ik kon haar niet eens vertellen hoe ik me voelde. Ik kon niet onder woorden brengen wat er aan de hand was. ‘Je bent veilig hier, oké? Als iemand probeert door die deur te komen om je iets aan te doen, krijgen ze met mij te maken.’ Ik was blij dat ze zo agressief was. Het gaf mij het gevoel dat ik me kon ontspannen en iemand anders mij beschermde. Ik hoefde me geen zorgen meer te maken.’ 

  34. Dia 34 • Afronding

More Related