1 / 65

Eilanden en evolutie

Eilanden en evolutie. Herpetologie 16 mei 2006. Overzicht. Wat zijn eilanden Het belang in de biologie Spectaculaire veranderingen fenotype Eilanden en evolutie Besluit. Wat zijn ‘eilanden’?. Oceanische eilanden – vulkanische activiteit (Galapagos, Hawaii)

dori
Download Presentation

Eilanden en evolutie

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Eilanden en evolutie Herpetologie 16 mei 2006

  2. Overzicht • Wat zijn eilanden • Het belang in de biologie • Spectaculaire veranderingen fenotype • Eilanden en evolutie • Besluit

  3. Wat zijn ‘eilanden’? • Oceanische eilanden – vulkanische activiteit (Galapagos, Hawaii) • Continentale eilanden – behoorden ooit tot het vasteland (UK) Maar ook andere geïsoleerde gebieden zoals: • Landbouwgebieden • Grotten • Gefragmenteerde bossen • Nunataks • Vijvers, rivieren • Gastheren (voor parasieten) • Natuurreservaten • …

  4. Eilanden en evolutie • Biota op eilanden: veranderingen in fenotype • Oorzaken: • Genetische divergentie? • Founder effect • Genetische drift • Natuurlijke selectie • Introgressie • Fenotypische plasticiteit (omgeving)? • Combinatie • Eilandenreeks: herhaalde, discrete, relatief eenvoudige eenheden • Dus ‘natuurlijke laboratoria’ (Whittaker, 1998) • Testen algemene theorieën evolutie

  5. Eilanden en evolutie • Eilanden kunnen dus een belangrijke rol spelen in evolutionaire studies: → Eerste naturalisten (Darwin, 1845; Wallace, 1859) → Hedendaagse evolutiebiologen (Losos, 2004) • Populatiegenetica (variatie, populatiegenetische processen) • Phylogenetica (evolutionaire relaties, vorm en functie) • Ecologische perspectieven (invloed interacties waargenomen patroon, invasies exoten en hun impact, rol in volledige ecosysteem) • Recente studies tonen zeer snelle evolutionaire veranderingen aan

  6. Soortenrijkdom– oppervlakte relatie • Relatie tussen oppervlakte (A) van een eiland en de soortenrijkdom (S) • Grote eilanden meer soorten • Eilanden algemeen: disproportioneel hoge biodiversiteit & endemen i.v.m. vasteland S = Caz S = aantal soorten C = constante welke een maat is voor het aantal soorten per eenheid van oppervlakte A = oppervlakte Z = constante welke de helling is van de relatie tussen S en A

  7. Soortenrijkdom – oppervlakte relatie • Andere factoren (soms inherent aan A) • Heterogeniteit • Topografisch reliëf • Mate van verstoring • Klimaat • Aantal soorten beïnvloed door: • Immigratie • Locale extinctie (predatie, voedselschaarste) • Emigratie (dispersie, migratie, …)

  8. Variatie in fenotype • Morfologie, gedrag, ecologie, life history • Lichaamsgrootte • Gigantisme • Nanisme • Herbivorie (afwezigheid predatie, voedseltekort) • Tamheid (afwezigheid predatie) • Vleugelloosheid (afwezigheid predatie) • … → Eerste drie punten uitgewerkt

  9. Variatie in fenotype • Morfologie, gedrag, ecologie, life history • Lichaamsgrootte • Gigantisme • Nanisme • Herbivorie • Tamheid • Vleugelloosheid • Tweehuizigheid • …

  10. GigantismeMoa (Dinornis sp.) (Bunce et al., 2003) • 3 Soorten beschreven • 250 kg, 1 – 2 m schofthoogte • Genetische studie: 1 soort • Sexuele dimorfie • vb. Ecological release door • afwezigheid zoogdieren • verlies vliegkracht (en energetische kost) • afname metabolische snelheid

  11. GigantismeMoa (Dinornis sp.) (Bunce et al., 2003) • Discrepantie tss genetische homogeniteit & morfologische variatie!

  12. GigantismeReuzenarend (Harpagornis moorei) van Nieuw-Zeeland (Bunce et al., 2005) • 10 – 15 kg, VS: 2 – 3 m • Zustertaxon: ‘dwerg’ → morfologische plasticiteit

  13. GigantismeReuzenarend (Harpagornis moorei) van Nieuw-Zeeland (Bunce et al., 2005) • Potentiële snelheid verandering in grootte • Opmerkelijke evolutionaire processen op eilanden

  14. Variatie in fenotype • Morfologie, gedrag, ecologie, life history • Lichaamsgrootte • Gigantisme • Nanisme • Vb. Dwergolifanten • Allopatrische speciatie • Herbivorie • Tamheid • Vleugelloosheid • …

  15. Nanisme dwergolifanten • Verspreiding: • Meditterrane eilanden • Sardinië • Sicilië & Malta • Cyprus • Cycladen • Dodecanese eilanden • Kanaaleilanden van Californië • Wrangel eiland • Indonesië • Flores • Tior • Andere kleine Sunda eilanden • Sulawesi • Enkele duizenden jaren tijd: herhaalde evolutie tot dwergvormen Schofthoogte: 1.5 m!

  16. Nanisme Amphibia • Miniaturisatie: • Brachycepahlidae (Psyllophryne didactyla, Brazilië) • Leptodactylidae (Eleutherodactylus iberica, Cuba) • Sooglossidae (Sooglossus gardineri, Seychellen) • Microhylidae (Microhyla ornata, Borneo)

  17. Relaties binnen de groepen • Consistente trend naar: • Gigantisme • Nanisme binnen een bepaalde groep, vb.: Serpentes • Tendens tot nanisme op eilanden (Case, 1978) • Tendens tot gigantisme op eilanden (Forsman, 1991; Mori, 1994) • Sommigen claimen gigantisme als een regel voor slangen (vb. Rodriguez & Drummond, 2000)

  18. Relaties binnen de groepen • Studie Boback (2002) • Fylogenetisch geïnformeerde studie effect naar verandering in lichaamsgrootte bij Serpentes (Boidae, Colubridae, Elaphidae & Viperidae)

  19. Relaties binnen de groepen • Resultaten: • Adders: afname in grootte ( 11 op 12) • Colubers: geen patroon

  20. Relaties binnen de groepen • Viperidae versus Colubridae • Verklaringen: foerageerstrategie (Boback, 2003) • Sit en wait (Viperidae) • Actief (Colubridae) • Broedende zeevogels: trend naar gigantisme • Squamaten: trend naar nanisme

  21. Relaties binnen de groepen • Trend binnen genera: Australische tijgerslangen (Notechis sp.) – Elaphidae (Keogh et al., 2005) • Gigantisme en nanisme • Nanisme: prooien kleiner dan vasteland • Gigantisme: seizoenale prooibeschikbaarheid

  22. Relaties binnen de groepen: Notechis sp. • Onafhankelijk ontstaan • Sterke selectie ↔ beschikbare prooien • Niet gezamenlijke evolutionaire afkomst • Adaptieve plasticiteit • Snelheid van evolutie (Haldanes) • H = 0.0010 (dwerg) • H = 0.0020 – 0.0025 (reus) • Snelle evolutionaire verandering • Voorbeeld herhaalde morfologische divergentie

  23. Is Testudo weissingeri een aparte evolutionaire lijn? • Afwijkende vormen niet enkel op klassieke eilanden: natuurlijke patchiness • Testudo weissingeri: landschildpad die extreem droge gebieden bewoond • ‘woestijnachtige’ eilandjes • In 1996 beschreven als nieuwe Europese landschildpaddensoort

  24. Is Testudo weissingeri een aparte evolutionaire lijn? • Klassiek 4 soorten Europese Testudo • Fylogenetische relaties tussen Palearctisch genus Testudo • Testudo weissingeri synoniem T. marginata (van der Kuyl et al., 2002; Fritz et al., 2005)

  25. T. weissingeri parafyletisch genest binnen T. marginata • Subspecies T. graeca ondersteund • Klassieke soorten binnen genus Testudo ondersteund

  26. Is Testudo weissingeri een aparte evolutionaire lijn? • Kleine grootte • Suboptimale omstandigheden (Fritz et al., 2005) • Belang van kennis fylogenie! • 4 soorten geaccepteerd • 27 soorten (vb. Guyot – Jackson, 2004; Pieh & Perälä, 2004) • ‘Grijze literatuur’ • Exclusief morfologische kenmerken • Belang rekenschap inter- en intraspecifieke diversiteit

  27. Is Testudo weissingeri een aparte evolutionaire lijn? • Diagnostische kenmerken T. weissingeri • Kleine adulten (Fritz et al., 2005) • Carapax – patronen (Artner, 1996)

  28. Is de Komodo-varaan een dwerg? • Komodo – varaan: Archetype gigantisme • Voedde zich met dwergolifanten • Tijdens Pleistoceen: 4 keer grotere varanen leefden in Australië • Sommige auteurs: Komodo – varaan = insulaire dwerg

  29. Fenomenen verklaren • Feiten gekend, oorzaken? • Welke factoren bevoordelen een soort om haar dimensies te veranderen? • Wat bepaalt of een soort een reus of een dwerg wordt (t.o.v. vasteland vorm)?

  30. Evolutie in lichaamsgrootte bij insulaire vertebraten: de eiland -regel Trend naar gigantisme bij kleine soorten en nanisme bij grote soorten • Bestaan er gerelateerde patronen van variatie in lichaamsgrootte (e.g. isolatie en oppervlakte)? • Causale basis voor deze patronen?

  31. Evolutie in lichaamsgrootte bij insulaire vertebraten: de eiland -regel • Algemener dan aangenomen (Lomolino, 2005) • Vogels: toename grootte bek bij insulaire populaties (Lack, 1947; Grant, 1965) • Cassuaris Nieuw Guinea (Casuarius bennetti) klein ↔ Australië (Casuarius casuarinus) (Wallace, 1857)

  32. Evolutie in lichaamsgrootte bij insulaire vertebraten: de eiland -regel Reptielen: • Diversiteit evolutie lichaamsgrootte (Foster, 1965) • Gigantisme: meer algemeen bij leguanen, herbivore hagedissen, tijgerslangen en vermoedelijk ook landschildpadden

  33. Optimale grootte • Soortspecifieke • Optimale lichaamsgrootte (bouwplan) (Case, 1978) • Ecologische strategie (Noback & Guyer, 2003) • Kleinere meer geïsoleerde, ecologisch eenvoudigere gemeenschappen: • Kleine soorten: gigantisme • Grote soorten: nanisme

  34. Optimale grootte

  35. Optimale grootte • Gradiënt van verkleinende oppervlakte en afname van de soortendiversiteit leidt tot gemiddelde toename van lichaamsgrootte (Marquet & Taper, 1998) • Lichaamsgrootte: invloed op • Immigratie – potentieel • Ecologische interacties • Benodigde hulpbronnen • Vogels: ecological release afwezigheid terrestrische zoogdieren

  36. Optimale grootte • Vogels: toename in lichaamsgrootte (vb. Moa) • Shift dieet • Bezetten niches typisch grote grazers • Mate van verandering: afhankelijk organisme • Kenmerken exploiteren hulpbronnen • Interspecifieke interacties • Immigratiekarakteristieken • Kenmerken eilanden • Primaire productiviteit / beschikbare hulpbronnen • Diversiteit / intensiteit ecologische interacties • Isolatie (leeftijd & geografische afstand)

  37. Optimale grootte

  38. Variatie in fenotype • Morfologie, gedrag, ecologie, life history • Lichaamsgrootte • Gigantisme • Nanisme • Herbivorie • Tamheid • Vleugelloosheid • Tweehuizigheid • …

  39. Herbivorie • Verschillende vormen herbivorie: • Vegetatieve delen • Fruit • Floraal voedsel: nectar, pollen • Rol hagedissen traditioneel: • Zeldzaam • Onbelangrijk

  40. Interactie hagedis & plant • 2 Stadia reproductieve cycli mogelijke rol • Pollinatie • Dispersie zaden • Pollinatie door dieren lang aanschouwt als exclusief domein van: • Nectarivore invertebraten (insecten) • Vogels (kolibri) • Zoogdieren (Megachiroptera)

  41. Pollinatie: Podarcis lilfordiVoorbeeld van rechtstreekse pollinatie • Balearische endeem • Bezoekt bloemen natieve Euphorbiadendroides • Sterk geconcentreerde nectar • Bij hoge densiteit: bezoek aan bloemen 8 keer hoger dan insecten • P. lilfordi: belangrijke pollinator van minstens 23 planten (Traveset & Saez, 1997)

  42. Pollinatie: Niveoscincus microlepidotus Voorbeeld van inrechtstreekse pollinatie • Kleine, abundante sneeuwskink (Tasmanië) • Bezoekt Richea scoparia • Scheurt calyptra (gefuseerde sepalen) open (omhult antheren en nectar): • eet calyptra en nectar • Blootstelling insecten: pollinatie

  43. Interactie hagedis & plant • Zoöchorie (dier gemedieerde dispersie) lang aanschouwd als exclusief domein van: • Vogels • Zoogdieren • Frugivorie relatief algemeen • Oude groepen; belangrijke dispersers eerste gymnospermen en angiospermen • Moderne reptielen: enkel landschildpadden (25%) • Rol hagedissen belangrijk! (Borzi, 1911) • Hagedissen Nieuw Zeeland (Whittaker, 1980)

  44. Interactie hagedis & plant • Dus: hagedis als mutualistische factor genegeerd • Fruitetend: 202 hagedissoorten in 19 families • 68 % Eilandsoorten • Aanschouwd als: ware carnivoor met slechts 1 % ware herbivoor

  45. Interactie hagedis & plant • Herbivorie komt voor op vasteland, maar voornamelijk op eilanden • Insulaire hagedissen drinken nectar, eten fruitpulp, ondanks lage hoeveelheid proteïne • Waarom ? • Densiteits compensatie • Dieet expansie • Lage predatiedruk • Algemeen: geen coëvolutie (breed trofisch spectrum)

  46. Oorzaken herbivorie • Eilandfenomeen: waarom meer mutualistische hagedissen? • 4 Potentiële redenen meer florale hulpbronnen en fruit in dieet : • Surplus floraal voedsel & fruit • Schaarste arthropoden • Grotere hagedissen gepreadapteerd voor herbivoor dieet • Gereduceerd predatierisico

  47. 1. Surplus floraal voedsel & fruit • Productie nectar / fruit niet toegenomen • Minder geoogst • Meeste pollinators: insecten • Meeste frugivoren: vogels & zoogdieren • Hebben lagere densiteit

  48. 2. Schaarste arthropoden • Klassieke nichetheorie: • Lagere soortendensiteit (MacArthur & Wilson, 1967) • Zwakkere interspecifieke competitie • Niche - expansie • Toename in densiteit • Fenomeen: densiteits – compensatie • Eilanden armer in soortenrijkdom insecten & abundantie (Janzen, 1973; Case, 1983) • Biomassa arthropoden 4 keer lager • Arthropoden doen niet aan densiteits - compensatie

  49. 3. Grotere hagedissen gepreadapteerd herbivoor dieet • Vegetatieve delen (bladeren en stengels) • Veel cellulose • Moeilijker te verteren dan pollen / nectar • Het digestief systeem van herbivore hagedissen is dikwijls gespecialiseerd • Voor digestieve & antipredator – redenen: • Evolutie herbivorie gecorreleerd toename lichaamsgrootte • Enkel hagedissen > 100 g succesvolle vegetariërs • Vb. leguaan (uitz. varanen)

More Related