1 / 66

MEER SYSTEMATIEK IN DE SOCIOLOGIE

MEER SYSTEMATIEK IN DE SOCIOLOGIE MEER SYSTEMATIEK IN CBS-CIJFERS VOOR BINDINGEN EN SOCIALE DYNAMIEK? Wout Ultee Radboud Universiteit Nijmegen Voordracht Sector SAH CBS Heerlen 26 maart 2007.

conan
Download Presentation

MEER SYSTEMATIEK IN DE SOCIOLOGIE

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. MEER SYSTEMATIEK IN DE SOCIOLOGIE MEER SYSTEMATIEK IN CBS-CIJFERS VOOR BINDINGEN EN SOCIALE DYNAMIEK? Wout Ultee Radboud Universiteit Nijmegen Voordracht Sector SAH CBS Heerlen 26 maart 2007

  2. STATISTISCHE REGELMATIGHEDEN ZIJN DE BELANGRIJKSTE AANSPORINGEN GEWEEST VOOR DE OPKOMST VAN DE SOCIOLOGIE DE HEDENDAAGSE NEDERLANDSE SOCIOLOGIE IS DE WETENSCHAP VAN VERANDERINGEN IN DE HEDENDAAGSE NEDERLANDSE SAMENLEVING VERGELEKEN MET ANDERE HOOG-INDUSTRIËLE EN DEMOCRATISCHE SAMENLEVINGEN DEZE SOCIOLOGIE KAN NIET BLOEIEN ZONDER CIJFERS VAN NATIONALE STATISTISCHE INSTELLINGEN ALS CBS EN BOVEN-NATIONALE ALS EUROSTAT

  3. DE OUDE AANSPORINGEN DOOR NAPOLEONS BEVOLKINGSBOEKHOUDING UIT 1812: VORMING GEMEENTEN MET PERSOONSREGISTER, GEBOORTEREGISTER, TROUWREGISTER, OVERLIJDENSREGISTER, REGISTRATIE DOODSOORZAKEN VORMING VAN RECHTBANKEN DIE VONNISSEN PER WETSARTIKEL MOESTEN BIJHOUDEN EENS IN DE TIEN JAAR EEN VOLKSTELLING

  4. ZELFDODING ZOU EEN UITING ZIJN VAN DE VRIJE WIL VAN DE MENS MAAR HOE KAN DAT DAN: PER JAAR ONGEVEER EVENVEEL ZELFDODINGEN VOLGENS STATISTIEKEN VOOR DOODSOORZAKEN? DURKHEIMS BINDINGSTHEORIE UIT 1897 TER VERKLARING VAN EEN GROOT AANTAL STATISTISCHE REGELMATIGHEDEN IN DE ZELFDODINGSDCIJFERS VAN EEN VEELHEID AAN EUROPESE LANDEN

  5. HOE KAN DAT: DE STAAT VERBIEDT MOORD ENZOVOORT SPOORT MISDADEN OP EN BESTRAFT DIE MAAR TOCH VAN JAAR TOT JAAR EEN MIN OF MEER ZELFDE AANTAL MISDADEN? HOEZO REGELMATIGHEDEN IN REGELOVERTREDING? Pakkans te klein en straf te licht? Of geringe binding van overtreders met groepen die overtreding afkeuren en sterke binding met groepen die overtreding goedkeuren?

  6. Verklaringsvragen over zelfdoding ook nu nog betrekkelijk goed te beantwoorden met telkaarten van het CBS voor elke zelfdoding in Nederland sinds 1936 (enige jaren geleden oude kaarten gedigitaliseerd) Verklaringsvragen over overtredingen van wetboek van strafrecht niet goed te beantwoorden met CBS gegevens omdat strafzwaarte niet goed per rechtbank wordt bijgehouden en de pakkans niet goed kan worden berekend voor het gebied dat wordt bestreken door een rechtbank

  7. De staat na Napoleon was een nachtwakerstaat: Een staat heeft het monopolie op de geweldmiddelen en zou zo het leven en de eigendommen van burgers beschermen Vandaar een heleboel Napoleontische statistieken die duidelijk moeten maken in hoeverre een staat deze taak meer of minder goed vervult: justitiële statistieken Wegens stijgende criminaliteit en gebreken in justitiële statistieken sinds jaren tachtig van de 20e eeuw slachtofferenquêtes

  8. Met de verstedelijking kwamen er epidemieën en steeg de zuigelingensterfte Zo werd volksgezondheid een overheidstaak Gezondheid lijkt een individueel goed maar epidemieën zijn een collectief kwaad en volksgezondheid is een collectief goed Hierdoor rond 1900 statistiek van doodsoorzaken, nu bij de Rijksinspectie voor de Volksgezondheid sinds jaren zestig RIVM-statistieken van inentingen sinds jaren tachtig van de 20e eeuw CBS-gezondheidenquêtes

  9. In de jaren dertig van de 20e eeuw ging de nachtwakerstaat eronder door Hoge werkloosheid en armoede zijn collectieve kwaden, net als misdaad en epidemieën Tot in de jaren tachtig van de 20e eeuw werden de werkloosheidstatistieken geproduceerd door de arbeidsbureaus van het Ministerie van Sociale Zaken Die statistieken bleken in die tijd van hoge werkloosheid zo slecht te zijn dat de Arbeidskrachtentellingen en de Enquêtes Beroepsbevolking van het CBS de werkloosheidcijfers gingen leveren De stijgende welvaart werd ook gedocumenteerd door het CBS met de nationale rekeningen

  10. In de jaren zeventig twee nieuwe overheidstaken: Niet alleen welvaart, maar ook welzijn Welzijn gemeten door CBS met driejarige leefsituatieonderzoeken, later DLSO, nu POLS Niet alleen gemiddeld inkomen, ook spreiding van inkomen ofwel inkomensongelijkheid, ook minder onderwijsongelijkheid Inkomensongelijkheid incidenteel bestudeerd door Tinbergen en systematisch met IPO Eerst alleen statistieken van het aangegeven inkomen voor heffing inkomensbelasting, later koppeling van bestanden Onderwijsongelijkheid sinds 1965 bestudeerd met cohortonderzoeken

  11. Samenvattend Overheidstaken en CBS-statistieken Geweldvermindering Justitiële statistieken Veiligheidsmonitor Volksgezondheid Statistiek doodsoorzaken Gezondheidenquête Werkloosheidverlaging EBB Welvaartverhoging Nationale rekeningen Welzijn POLS Inkomensongelijkheid IPO Onderwijsongelijkheid Cohortonderzoeken

  12. Hoe betere beschrijving van aanleiding voor en resultaten van overheidstaken? Niet alleen doodsoorzakenstatistiek ook gezondheidsenquêtes Niet alleen justitiële statistieken ook slachtofferenquêtes Als criminaliteit een gevolg van geringe bindingen is, bindingen zelf gaan monitoren Als laag inkomen en ‘een dubbeltje wordt nooit een kwartje’ een gevolg van weinig onderwijs zijn: onderwijsongelijkheid monitoren Monitoren: niet alleen gegevens voor één tijdstip maar homogene tijdreeksen Monitoren: niet alleen gegevens over macroveranderingen in de tijd maar ook over microveranderingen

  13. Hoe houd je overzicht op de monitor en hoe weet je dat alles op de monitor komt? Volstrekte duidelijkheid kan niet en alles weergeven kan ook niet Maar misschien een beetje hulp van idee dat de sociologie drie hoofdvragen heeft en die vragen een groot aantal deelvragen omvatten Van belang zijn hier de ongelijkheidvraag en de cohesievraag Ongelijkheid en cohesie als kenmerken van me Nederlandse samenleving, als verschijnselen die zich voordoen in de bevolking van Nederland

  14. Wilterdink & Van Heerikhuizen zeggen in hun leerboek dat het terrein van de sociologie breed en onoverzichtelijk is Ultee, Arts & Flap zeggen in hun leerboek dat de sociologie overzichtelijk is te maken met behulp van de gedachte dat de sociologie drie hoofdvragen heeft en dat die hoofdvragen met nieuwe deelvragen steeds verder uitwaaieren

  15. Ongelijkheid en cohesie niet eenvoudig hoofdvragen van de sociologie Ongelijkheid en cohesie zijn ook politieke kwesties Ongelijkheid een kwestie die vooral door PvdA en linkser op de agenda blijft Cohesie een kwestie die vooral door het CDA en delen van rechtser op de agenda komt De VVD is goed in het vergeten van het ongelijkheidprobleem en vindt bemoeienis met cohesie snel strijdig met individuele vrijheid

  16. (dis)cohesie onverbondenheid geweld mensen tegen mensen m t s s t m staten tegen staten huis- houdens zelf- doding vrijwillige organisaties opkomst lidmaat- schap politieke partij en vak- bond lid sport- club kerk- lid- maat- schap huishoud- verdunning later trouwen sneller scheiden

  17. ongelijkheid één persoon één tijdstip scheefheid openheid absoluut armoede relatief decielen meer tijdstippen mobiliteit twee personen connubium intergene- rationeel intragene- rationeel absoluut percentages relatief odds ratio’s

  18. In Ultee, Arts & Flap, Sociologie, 1992 derde druk 2003 wordt aan de hand van deze twee vragenplaatjes een sociale kaart van Nederland geschetst daarbij worden CBS cijfers benut en deze beschrijvingen worden verklaard met enige theorieën uit de sociologie, zoals Durkheims bindingstheorie Ik ga nu vertellen over onze moeilijkheden bij deze beschrijvingen Deze staan niet in het leerboek

  19. Ik ga hierbij in op de beschikbaarheid van meer data bij het CBS door de komst van de Gemeentelijke Basisadministratie (de virtuele volkstelling) En de koppeling aan de GBA van één jaar van de door het CBS in dat jaar verzamelde gegevens als EBB en IPO En de koppeling van dit olifantbestand voor een bepaald jaar aan de olifantbestanden voor andere jaren tot een mammoetbestand Laatste taak in Heerlen bij SAH? Koppeling per jaar in Voorburg? Naast dataverzameling en data-analyse is er databewerking: data gereed maken voor analyse door bijvoorbeeld van personenbestand een echtparenbestand te maken of een personen-jaren bestand

  20. Het ongelijkheidprobleem zou moeten zijn: Ongelijkheden in welke opzichten tussen wie en wie? Niet alleen ongelijkheden wat betreft inkomen gemeten met bijvoorbeeld inkomensdecielen voor huishoudens ook wat betreft opleiding: hoeveel procent van de bevolking van een land neemt hoeveel procent van alle opleidingsjaren voor hun rekening En ook wat betreft wel of niet betaalde arbeid En beroepshoogte

  21. Het ongelijkheidprobleem zou moeten zijn: Ongelijkheden in welke opzichten tussen wie en wie? Niet alleen tussen alle inwoners van een land of alle huishoudens in een land Ook tussen zelfstandigen en werknemers Werknemers met een lagere of hogere opleiding Vrouwelijke en mannelijke werknemers met een hogere of lagere opleiding Allochtone en autochtone vrouwelijke en mannelijke werknemers met een hogere of lagere opleiding

  22. Het CBS heeft mooie tijdreeksen wat betreft relatieve inkomensongelijkheid waarbij inkomens over een jaar worden gerekend Behalve decielaandelen, nu voor politieke debat inkomensaandelen rijkste 5% en rijkste 1% gewenst Zowel voor personen voor belasting Als voor huishoudens ongestandaardiseerd na belasting gestandaardiseerd een enkele keer: gestandaardiseerd en teruggewogen naar personen laatste is beste

  23. De breuk in de tijdreeks door de belastingwijzigingen van 2001 is nog niet goed beschreven Wat gebeurt er met studenten die niet bij hun ouders wonen, verwijderd uit de steekproef? De Wereldbank geeft in 2002 World Development Indicators voor Nederland in 1994 de rijkste 20% een inkomensaandeel van meer dan 40% gegeven en de rijkste 10% meer dan 25% Zulke hoge inkomensaandelen heb ik in CBS statistieken nog nooit gezien Het CBS moet meer doen tegen zulke slechte cijfers

  24. De uit de nationale en Brusselse politiek komende vraag naar inkomens die op armoede duiden is een verkeerde vraag Marx ging het om hongerlonen dat lijkt nog absoluut Een bestaansminimum is echter relatief Er is geen goede gepubliceerde tijdreeks voor inkomen of loon naar opleiding en naar geslacht

  25. Intragenerationele inkomensmobiliteit Ontvangen per brief van 25-1-1990 van J.T.M. Van Laanen, CBS, Hoofd hoofdafdeling Statistieken van inkomen en consumptie Ik kreeg meer jaren Mijn vraag ging terug op Koopkracht in kaart gebracht De gegevens daarin kon ik niet naar kwartielen omrekenen Topgroep meer gesloten dan onderste groep

  26. Intragenerationele inkomensmobiliteit Waarom decielen bij inkomensverdeling op één tijdstip en waarom kwartielen bij inkomensmobiliteit? Gegevens voor huishoudens; er zijn nog geen tijdreeksen verschenen Topgroep meer gesloten dan ondergroep

  27. Van intragenerationele inkomensmobiliteit naar inkomensconnubium Het CBS heeft een enkele maal gegevens gepubliceerd waarin voor (echt)paren het inkomen van de meestverdiendende helft is afgezet tegen het inkomen van de minstverdienende helft Beter ware het het inkomen van de man tegen dat van de vrouw af te zetten En voor homostellen bij toeval één helft van het stel tot het andere geslacht te rekenen

  28. Als er relatieve intragenerationele inkomensmobilteit is, is de inkomensverdeling gerekend over meer dan één jaar minder scheef Hoeveel minder scheef? Supplement 1991 / 5

  29. De vergelijking van Nederlandse gegevens voor relatieve inkomensscheefheid met die voor andere landen wordt niet alleen bemoeilijkt door verschillen in de definitie van inkomen Maar ook en vooral door grotere en kleinere steekproeven (grotere steekproef door schevere verdeling meer ongelijkheid) En door inkomens over andere periodes (week, maand jaar)

  30. Van inkomen als dimensie van ongelijkheid naar werk-werkloos-buiten arbeidsmarkt als dimensie van ongelijkheid Het CBS publiceert niet geregeld tabellen waarin de arbeidsmarktpositie van de man van een paar is afgezet tegen de arbeidsmarktpositie van de vrouw van dat paar Het CBS publiceert wel cijfers over werkloosheid naar duur Maar geen tabel waarin de arbeidsmarktpositie van een persoon is afgezet tegen die positie drie maanden, een half jaar en een jaar eerder Tijdens de hoge werkloosheid begin jaren tachtig bagatelliseerde de VVD deze met de stelling dat de mobiliteit tussen werk en werkloosheid groot bleef

  31. Tijdreeksen tabellen over de arbeidsmarktpositie van de mannelijk helft van een paar afgezet tegen de arbeidsmarktpositie van de vrouwelijke helft van een paar zijn te halen uit de AKTs en EBBs Werken kan naar aantal uren worden onderscheiden De politiek heeft te veel aandacht voor voltijdwerkende paren De (vrouwen)emancipatie is voltooid als er evenveel deeltijdwerkende gehuwde mannen als deeltijdwerkende gehuwde vrouwen zijn

  32. Van inkomen als dimensie van ongelijkheid naar onderwijs als dimensie van ongelijkheid In navolging van tabellen over wie is met wie getrouwd wat betreft godsdienst uit de volkstelling van 1947 en 1960 Heeft het CBS uit de volkstellingen van 1960 en 1971 tabellen gehaald over wie is met wie getrouwd wat betreft opleidingsniveau Nieuwe tabellen voor opleidingshomogamie kunnen worden gehaald uit elke AKT en EBB omdat het huishoudenquêtes zijn Publiceer de laatste tijdreeks relationele gegevens in STATLINE

  33. Het verband tussen het inkomen (uurloon) van partners is groter dan kan worden verwacht op grond van hun opleiding en hun leeftijd Het verband tussen de arbeidsmarktpositie van partners is groter dan kan worden verwacht op grond van hun opleiding en leeftijd en op grond van de werkloosheid in hun woongebied Inkomenshomogamie en arbeidsmarktpositiehomogamie zijn meer dan een bijproduct van opleidingshomogamie Er bestaan partnereffecten

  34. Hypothesen over partnereffecten zijn het beste te toetsen met dynamische gegevens Het is twijfelachtig of het CBS dit kan ook als koppelingen zijn voltooid Het IPO van het CBS heeft dynamische inkomensgegevens maar het heeft (nog?) geen opleidingsgegevens van de partners De AKTs en EBBs van het CBS hebben het opleidingsniveau van beide partners maar ze bevatten onvoldoende dynamische gegevens over hun arbeidsmarktpositie

  35. Nijmeegse sociologen verzamelden in 1993, 1998, 2000 en 2003 gegevens voor geheel Nederland van beide wederhelften in een paar wat betreft hun opleidingsloopbaan, hun arbeidsmarktloopbaan en hun beroepsloopbaan (één maal inkomensgeschiedenis gevraagd bij einde oud en begin nieuw beroep) Als een man een hogere opleiding heeft, is de kans dat zijn niet-werkende vrouw gaat werken groter en onafhankelijk daarvan is als het inkomen van een man hoger is, de kans dat zijn niet-werkende vrouw gaat werken kleiner

  36. Intergenerationele mobiliteit Sociologen bestuderen stijging en daling op de maatschappelijke ladder Dat zouden ze graag met inkomensgegevens doen Maar er zijn nauwelijks bestanden met inkomen vader, moeder, dochter en zoon Daarom bestudering intergenerationele beroepsprestigemobiliteit

  37. Laat eens in de zoveel jaar een steekproef van 500 of 1000 mensen beroepstitels beoordelen naar het aanzien dat ze in de maatschappij genieten Kies de titels zo dat er één is voor elke twee of drie digits van de CBS- of ILO- beroepenclassificatie Beroepsprestige is een goede benadering voor het permanente inkomen dat de uitoefening van een beroep oplevert

  38. Vraag in een andere enquête met enige duizenden respondenten naar iemands beroep en naar dat van iemands vader (nu ook moeder) toen de persoon een jaar of 14 was Codeer de beroepstitels volgens de CBS-beroepenclassificatie en de beroepsprestigeladder (of een andere tenminste ordinale beroepsindeling, zoals het klassenschema van Goldthorpe & Erikson) De analyse van een tijdreeks van de deze tabellen voor Nederland en voor andere West-Europese landen laat zien dat het stratificatiestelsel van deze samenlevingen opener is geworden

  39. Mijn vuistregel is dat de correlatie tussen beroep vader en beroep zoon in deze landen van 1950 tot 2000 is gedaald van 0,6 naar 0,4 Ook de samenhang tussen opleiding vader en opleiding zowel zoon als dochter is afgenomen

  40. Door toedoen van het Panel of Income Dynamics zijn voor de Verenigde Staten gegevens over intergenerationele inkomensmobiliteit berekend geworden Eerst werden correlaties van 0,2 gevonden Nu gaat men van hogere correlaties uit Mern moet niet inkomen 1965 met in komen 2000 correleren Maar gemiddeld inkomen 1964-1966 met gemiddeld inkomen 1999-2001 De correlatie lijkt dan op die tussen beroepsprestige vader en zoon

  41. De verwachting was dat de intergenerationele inkomensmobiliteit is de Verenigde staten veel groter zou zijn dan in West-Europese landen Dit bleek niet zo te zijn Gary Solon, ‘Cross-country differences in intergenerational earnings mobility’, Journal of Economic Perpectives, 16(2002)59-66 VS 0,5 Zweden 0,13 Finland 0,13 Canada 0,23 Duitsland 0,34 Nederland ??

  42. CBS, Jaarboek Welvaartsverdeling 2000, blz. 65 waarom nu 20% groepen?

  43. Hergegroepeerde gegevens kind 1998 1=l 2 3 4 5=h 1=l 30 28 19 12 11 20 2 21 21 21 26 12 20 3 19 21 22 19 18 20 4 18 15 22 21 24 20 5=h 13 15 16 21 35 20 20 20 20 20 20 100 Vader 1981 Topgroep meer gesloten dan ondergroep Hoe groot is de r voor Nederland?

  44. Voor Nederland r= 0,24 Voor andere landen r’en met log inkomensbedrag Als ik het goed heb moeten de Nederlandse gegevens terecht komen in het boek dat Atkinson redigeert en waarbij XX uit Amsterdam voor Nederland bij betrokken is Het is mogelijk voor Nederland niet met jaarinkomen te werken Maar met gemiddeld inkomen voor twee of drie jaren

  45. Hoe lang zal het duren voor het CBS voor intergenerationele inkomensmobiliteit net zo’n lange tijdsreeks hebben als sociologen voor vader-zoon beroepsprestige- of beroepsklassemobiliteit?

More Related