1 / 31

Kleuren

Kleuren. Kleuren. Cel voor huid en vachtkleur: melanocyt In deze cel pigmentgranules ontwikkeling Kleurstoffen: Eumelanine (donkerder, zw, br, ch.br) en Pheomelanine (lichter geel/rood, tan, rood, geel) Melanocyt begint in embryo (neurale lijst) samen met div. zintuigcellen (oog en oor)

zubeda
Download Presentation

Kleuren

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Kleuren

  2. Kleuren • Cel voor huid en vachtkleur: melanocyt • In deze cel pigmentgranules ontwikkeling • Kleurstoffen: Eumelanine (donkerder, zw, br, ch.br) en Pheomelanine (lichter geel/rood, tan, rood, geel) • Melanocyt begint in embryo (neurale lijst) samen met div. zintuigcellen (oog en oor) • Tyrosine  pigment (via enzymen) • Uitbreiding en verdeling pigment door ongeveer 30 genen (op 11 loci): Onafhankelijk

  3. Kleuren • Vier kleuren • Zwart • Bruin • Fawn / Zand • Wit • geen kleur ivm afwezigheid pigment • Veel lucht (in harde vorm) in haar ipv korrel

  4. Vachten • Eén kleurige vacht (één pigment) • Donker / lichter / ertussen in • 3 types: donker / lichter / wit • Gecombineerde vacht • Twee pigmenten (donker / lichter, wit is absent) • Fawn met masker / fawn met dek / fawn brindle / zwart markings met tan en fawn met mantel • Modified vacht (invloed van eerste twee) • Grijze vacht / grijzige vacht / merle vachten (basis kleur wat verbergend)

  5. De kleurenloci • B Locus (Black) • B (eumelanine is zwart) • b (eumelanine is bruin of donker) • Modifiers (b.v. cch) zorgen voor interactie

  6. A Locus • A Locus (Agouti) • Bepaalt hoeveelheid donker pigment in haren. • As (self) = dom. zwart / puur zwart / dom over alle genen (soms ietsje glimp: Asay) • Ag (gr / wolf grey) / wildkleur (Elandhond, Schnauzer, Italiaantje)

  7. A Locus • A Locus • ay (yellow) onderdrukt delen van donker pigment en geeft dan heldere sable of tan (basenji, ierse / welsh terrier, zandkleur fawn) • ay domineert asa en at • ay intermediair at en ayat (fawn met zwart dek met fawn markings)

  8. A Locus • asa (saddle controleert fawn net mantel) • Onvolkomen dom asa en at • (airedale / welsh / bloed) • at (tweekleurig tan) • Black and tan • Liver and tan • Blue and tan (Dob/dash/rott)

  9. E Locus • E Locus (Extension) • Controleert spreiding eum en phea • Vergelijkbaar met as en C • E staat A toe zich te uiten • e verhindert vorming van donker pigment (helderrood / geel  ierse setter / golden / dwergkees)

  10. E Locus • Em (mask) / eum op voorhoofd / beetje op toplijn en staartpunt (fawn met masker) • Em is hypostatisch t.o.v. As • ayEm geeft fawn met donker en masker • atEm geeft zwart met tanafteken ogen

  11. E Locus • ebr (brindle) / niet volkomen recessief tov E • Eebr geeft beetje brindle • Is hypostatisch tov As • Alleen tot uiting bij A of ay • Eebr x ayay of ayat is gestroomd • ebrebr x ayay of ayat is gestroomd

  12. C Locus • C Locus (colourisation / Albino) • C volledige pigmentatie • Minstens 3 genen op dit locus • C Komt zelf niet tot uiting maar laat anderen toe op andere loci • Dominant, maar soms niet cch (inc.dom)

  13. C Locus • c totaal albinisme / met rode ogen (zeldzaam/peek) • cb (in onderzoek)  bijna wit met blauwe ogen) Dobermann  cb dom to c

  14. C Locus • cch Chinchilla • Verdund fawn pigment tot “zand” • Minder korrels in haar • Bijna geen effect op zwart • AsAscchcch (kan zwarte hond zijn) • Kan wel bruin lichter maken • Donkerbruin is CC, lichter cchcch / mogelijk interm. C+cch

  15. C Locus • ce (extreme dillution) extreem bleke pigmentering (B en b types) • cd (witte vacht en donkere ogen / reductie pigment / cdcd is zeldzaam / westie / wh • cb (lichtere vacht met lichtblauwe ogen)

  16. D Locus • D Locus (Dillution reeks) • Staat andere loci toe • D intensieve pigmentering (meeste honden) • d (verdunning van de kleur). Vooral te zien bij korthaar. Zwart tot blauw / bruin tot zilver / geel tot blauw ree kleur (blauwe DD) • Korrels meer compact bij elkaar • Weimaraner dd (verbleking al bij geboorte) • Als verdunning van eum en pheo (zie neus) dan is sprake van d. Soms kan cch effect domineren • cch geeft glans aan zandkleur / d geeft matte kleur)  mate van verdunning bij d minder dan cch

  17. G Locus • G Locus (greying) • Grijs als het resultaat van wit haar in een gekleurde vacht • G verbleking kleur bij ouderdom (niet d) • G komt niet (helemaal) tot uitdrukking • In combinatie met c en d een grote variatie aan grijs/schaduw • GG honden lichter dan Gg honden • g intensieve pigmentering (meeste honden)

  18. Kerry "blue" Terrier, genetical grey-factor -without co-operation of the "d" Dilution gene forBlue dilutionStanding in front -simply heterozygotput up  -  grey-factor is missing =black

  19. M Locus • M Locus (Merle) • M fors effect op donkere vacht (licht of mixed de grondkleur / oneven markings) • M met As  blue merle • M met at  blue merle met fawn markings • M met as  beige merle (met fawn markings (Aussie)

  20. M Locus • MM witte vachtkleur / slecht ontwikkeld / steriel / doof) • Mm grijswitte vlekken in vachtkleur (blue merle / sable merle) • mm (normale kleur door andere genen)

  21. P Locus • Pink eye Locus • Verdund eum en vermindert oogpigment (lijkt rood) • P geen invloed op vachtkleur • p zeldzaam (Pekingees) • pp zeldzaam (pinkeyed diution) • pp maakt zwart pig lichtblauw / lila

  22. S Locus • Self / solid • Zeer grote variatie / modifiers • S  volledig gekeurde vacht / geen wit of vlekjes (self colour) • si  Irish spotting (enkele huiddelen wit, neusrug, wangen, voorhoofd, staartpunt, nek, keel, borst, buik) • Modifiers • S met veel – genen kan zelfde zijn als si

  23. S Locus • sp Random/Piebald  variatie van bijna geen wit tot geheel wit

  24. S Locus • sw  extreem bont (geheel wit met gekleurde ogen (werking ca) soms deel lichaam, oor, huid rond oog, stuk staart in oorspronkelijke kleur

  25. S locus • SS  weinig spotting • swsw  kunnen helemaal wit zijn • Verschil met cchcch of cece vaak donkere vlekken

  26. T Locus • Ticking Locus • T  kleine vlekken op witte ondergrond. Dus afhankelijk van S. (Dalmaat/pointer/Engelse setter) • t non ticking  geen vlekken op huid bij aanwezigheid witte huiddelen

  27. R Locus • Roan Locus • Sterk omstreden (wel bij paarden) • Dieren met bepaalde grondkleur geboren en langzaam tot schimmel verbeken • R  voorkomen van witte haren • r  toestaan witte haren

  28. K Locus • BlacK reeks • K  staat donker pigment toe zich te uiten • kbr  brindle / gestroomd • k  maakt uiting kleurpatroon volgens A Locus

  29. Kleurvererving Oog

  30. Kleurvererving Neus

More Related