1 / 51

INTRODUCTIE TOT CULTURAL STUDIES, REPRESENTATIE, BEELDVORMING EN FILMDIDACTIEK

INTRODUCTIE TOT CULTURAL STUDIES, REPRESENTATIE, BEELDVORMING EN FILMDIDACTIEK Ive Verdoodt & Steven Vanhooren. CULTUUR. CULTUUR? “The best that has been thought and said” ( Matthew Arnold , 19 e eeuw) “Culture is ordinary ( Raymond Williams , 1958)

zander
Download Presentation

INTRODUCTIE TOT CULTURAL STUDIES, REPRESENTATIE, BEELDVORMING EN FILMDIDACTIEK

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. INTRODUCTIE TOT CULTURAL STUDIES, REPRESENTATIE, BEELDVORMING EN FILMDIDACTIEK Ive Verdoodt & Steven Vanhooren

  2. CULTUUR

  3. CULTUUR? • “The best that has been thought and said” (Matthew Arnold, 19e eeuw) • “Culture is ordinary (Raymond Williams, 1958) • “A way of life” (antropologische visie) • → verruiming van het cultuurbegrip

  4. CULTUUR = BETEKENISCONSTRUCTIE • Primarily, culture is concerned with the production and the exchange of meanings […] between the members of a society or group (Stuart Hall, 1997: 3).

  5. THE CIRCUIT OF CULTURE (Du Gay, 1997) • Representatie • Identiteit • Productie • Consumptie • Regulering • Doing a cultural study: Sony Walkman • = Hoe wordt betekenis geconstrueerd en uitgewisseld via die 5 processen?

  6. REPRESENTATIE

  7. Betekenis ontstaat door de manier waarop iets gerepresenteerd wordt in ‘taal’: • “...we give things meaning by how we represent them – the words we use about them, the stories we tell about them, the images of them we produce, the emotions we associate with them, the ways we classify and conceptualize them, the values we place on them.” • (Stuart Hall, 1997: 3)

  8. THE CIRCUIT OF CULTURE (Du Gay, 1997) • Representatie • Identiteit • Productie • Consumptie • Regulering

  9. Cultuur= Uitwisselen van betekenisHoe?Via ‘taal’ (tekens)= representatiesysteem

  10. DRIE VISIES OP REPRESENTATIE • Weerspiegelingstheorie • Constructivistische benadering • Intentionele benadering

  11. REPRESENTATIE ≠ WERKELIJKHEID

  12. FICTIONALITEIT • = een autonome (verzonnen) werkelijkheid van verhalende representaties (roman, film…), met eigen regels en wetten • bv. De zaak Rushdie – “Kan je iemand beledigen in een roman, film, strip, ...?” • bv. debat rond mediageweld

  13. FILM ALS LEERMIDDEL • Discussie over de authenticiteit en de eigenheid van film (bv. debat film & geschiedenis) • Wat kunnen we leren uit film? • Welk soort kennis, inzichten en ervaringen halen we uit film? • Welke invloed/effect hebben films op leerlingen en studenten binnen het • onderwijsleerproces?

  14. FILM ALS AUTONOME WERKELIJKHEID • = het verbeelden, ontwerpen of representeren van een (mogelijke) werkelijkheid • = een experiment of een laboratorium dat ons specifieke inzichten, kennis en ervaringen kan verschaffen die we zonder de film in kwestie niet zouden verwerven. • = voorstel of scenario voor mogelijke handelswijzen en attitudes

  15. MOGELIJKHEIDSZIN • = het verbeelden, ontwerpen of representeren van een (mogelijke) werkelijkheid • = een experiment of een laboratorium dat ons specifieke inzichten, kennis en ervaringen kan verschaffen die we zonder de film in kwestie niet zouden verwerven. • = voorstel of scenario voor mogelijke handelswijzen en attitudes

  16. “Aldus zou de mogelijkheidszin welhaast te definiëren zijn als het vermogen om alles te denken wat evengoed zou kunnen zijn, en om aan wat is geen grotere betekenis te hechten dan aan wat niet is.” • Robert Musil, De man zonder eigenschappen (1922)

  17. HYPERREALITEIT • In onze postmoderne, gemediatiseerde samenleving zijn representaties alomtegenwoordig •  • Hyperrealiteit (Baudrillard) • = grensvervaging tussen de ‘werkelijkheid’ en mediarepresentaties

  18. SEMIOTIEK

  19. SEMIOTIEK • = de studie of de wetenschap van de tekens (van Dale: “tekenleer”) en van hun rol als voertuigen van betekenis in onze maatschappij. • → Hoe construeren representaties betekenis?

  20. TEKEN = BETEKENAAR + BETEKENDE • TekenBetekenaar (signifiant/signifier) Betekende (signifié/signified) • = arbitraire relatie (bv. ‘bank’) • DRIE SOORTEN TEKENS • Symbolische tekens • Indexicale tekens • Iconische tekens

  21. CULTURELE OF LINGUISTISCHE CODES • Mensen uit eenzelfde cultuur kunnen elkaar begrijpen omdat ze tot op zekere hoogte dezelfde codes delen: • bv. code van de Nederlandse taal • bv. code van de taal van de verkeerslichten • bv. code van het stripverhaal • bv. westerse culturele code m.b.t. kledij (code van de westerse modetaal) • ( jeans)

  22. BETEKENIS = ONSTABIEL / CONTEXTAFHANKELIJK • De culturele context (geografisch, historisch,...) bepaalt mee de betekenis van tekens/representaties: • bv. ‘wijf’ • bv. muziek

  23. LYNCHING PHOTOGRAPHY

  24. BETEKENIS = RELATIONEEL • Tekens krijgen hun betekenis in relatie tot (een verschil met) andere tekens: • bv. ‘bank’  ‘tank’ • bv. ‘villa’( ‘huis’, ‘kasteel’, ‘bungalow’, ‘hut’,...)

  25. BINAIRE OPPOSITIES • Toepassing in de narratologie • = structurele analyse van het tekensysteem ‘verhaal’ • bv. onderliggende binaire oppositiestructuur van westerns: • beschaving  wildernis • goed  kwaad

  26. DENOTATIE ↔ CONNOTATIE • Denotatie= de eerste, voor de hand liggende betekenis (van een betekenaar) voor mensen in eenzelfde cultuur. • Connotatie= één of meerdere bijbetekenissen die (aan een betekenaar) worden verleend afhankelijk van de socio-culturele context. • bv. ‘vos’ • bv. jeans

  27. SEMIOTISCHE ANALYSE ALS CULTUURONDERZOEK • “The underlying argument behind the semiotic approach is that, since all • cultural objects convey meaning, and all cultural practices depend on meaning, • they must make use of signs; and in so far as they do, they must work like • language works, and be amenable to an analysis which basically makes use of • Saussure’s linguistic concepts (...)” • (Hall, 1997: 36)

  28. ROLAND BARTHES

  29. MYTHE • Een concept waarvan de betekenis gepresenteerd wordt als ‘natuurlijk’ en vanzelfsprekend • Een dominante ideologie (connotatie) in een bepaalde historische periode • Mythe = ‘gedepolitiseerde spraak’ • “...it abolishes the complexity of human acts, it gives them the simplicity • of essences (...)” (Barthes, 1957/1972)

  30. bv. de mythe van het onschuldige kind bv. de mythe van het gezin als hoeksteen van de maatschappij bv. de mythe van de auto (vrijheid)

  31. SEMIOTIEK: EEN WETENSCHAP? • “It is worth emphasizing that there is no single or ‘correct’ answer to the • question, ‘What does this image mean?’ or ‘What is this ad saying?’ Since • there is no law which can guarantee that things will have ‘one, true meaning’, • or that meanings won’t change over time, work in this area is bound to be • interpretative (...) a debate between (...) competing and contested, meanings • and interpretations.” • (Hall, 1997: 9)

  32. DISCOURS ANALYSE

  33. DISCOURS ANALYSE • Semiotiek: focus op hoe iets wordt gerepresenteerd en betekenis krijgt • Discours analyse: houdt zich meer bezig met de interpretaties, (politieke)effecten en gevolgen van representaties + ‘macht’

  34. DISCOURS = een bepaalde manier van spreken = een specifiek raster om naar de wereld te kijken = een cluster van ideeën, beelden en culturele praktijken die bepalen wat er gezegd kan worden, hoe er over een bepaald onderwerp gesproken kan worden en welke attitude passend is.

  35. Vele representaties samen vormen een bepaald discours (cf. ‘discursieve’ constructie):bv. feministisch discoursbv. religieus discoursbv. racistisch discoursbv. elitair of populistisch discours(...) Wiens belangen worden gediend door een bepaald discours? = discoursanalyse

  36. DISCOURS ~ MACHT Sommige vormen van discours zijn dominanter aanwezig in de samenleving dan andere. bv. Hollywoodfilms  onafhankelijke of kleinschalige filmproducties

  37. POLYINTERPRETABILITEIT = Representaties dragen meerdere betekenissen in zich die ‘geactiveerd’ kunnen worden. Ze laten meerdere interpretaties toe. ~ polysemie

  38. SAVING PRIVATE RYAN • Openingssequentie Saving Private Ryan ‘geïnterpreteerd’ door: • Geallieerde veteranen van de D-Day-landing • Duitse veteranen • Oorlogsveteranen in het algemeen • Mensen die de oorlog hebben meegemaakt (geboren voor 1940) • Mensen die de oorlog niet hebben meegemaakt (bv. jongeren van nu kunnen misschien niet de opofferingen begrijpen die gemaakt werden om het fascisme te bestrijden)

  39. ACTIVE READER Een kijker of ‘lezer’ is geen passieve en weerloze ontvanger die zomaar beïnvloed kan worden door de massamedia, maar creëert mee de betekenissen van een tekst. Hij kan bepaalde betekenissen in een tekst activeren of niet.

  40. ENCODING / DECODING - MODEL • Het uitgangspunt van deze benadering is dat representaties bepaalde • betekenissen in zich dragen (=encoding) maar dat de kijker/‘lezer’ bepaalt hoe • die worden geactiveerd of geinterpreteerd (=decoding). • Leesstrategieënvan ‘teksten’ of representaties (Stuart Hall, 1981): • dominant-hegemonic (= aanvaarden van de ‘preferred meaning’) • negotiated • oppositional (= verwerpen van de ‘preferred meaning’)

  41. BEELDVORMING = 1. “het ontstaan van een opvatting over personen, zaken, feiten, e.d; 2. (vand.) voorstelling (= “dat wat voor de geest staat, syn. bewustzijnsinhoud, begrip, denkbeeld...”) (zie: van Dale, twaalfde druk)

  42. DRIE NIVEAUS VAN BEELDVORMING (Smelik, 1999) • de materialiteit: de concrete beelden en teksten • het effect: de totstandkoming van mentale beelden, eventueel resulterend in gedrag • de beïnvloeding: de mogelijke verandering van de mentale beïnvloeding • bv. reclame (Vogels-campagne) • bv. beeldvorming van de leraar

  43. ANALYSEMODEL VOOR BEELDVORMING • Wat wordt er afgebeeld? • Hoe wordt het afgebeeld? • Wat betekenen beeld en tekst? • Wat wordt er niet afgebeeld? • Wat is de doelstelling en de doelgroep? • Wordt de doelstelling en doelgroep bereikt? • Hoe kan de beeldvorming verbeterd worden?

More Related