1 / 84

Jong en oud

Jong en oud. Hoofdstuk 1. Economie. Economie gaat over kiezen Maar wat kiezen we en hoe kiezen we????? Werken we samen of juist niet???. Een Bounty of niet. Welke keuze wordt er gemaakt.

werner
Download Presentation

Jong en oud

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Jong en oud Hoofdstuk 1

  2. Economie • Economie gaat over kiezen • Maar wat kiezen we en hoe kiezen we????? • Werken we samen of juist niet???

  3. Een Bounty of niet

  4. Welke keuze wordt er gemaakt • Waarschijnlijk kiezen ze allebei voor niet delen omdat ze niet weten van elkaar wat ze doen en elkaar niet vertrouwen. Immers als Ferry voor delen kiest, kan het zomaar zijn dat Jesse voor niet delen kiest en Ferry dus met lege handen staat • De meest waarschijnlijke keuze noemen wee de dominante strategie. (in dit geval niet delen dus)

  5. Welke keuze wordt er gemaakt • Maar als ze allebei kiezen voor niet delen, dan krijgen ze allebei niets. • Dus als beiden voor het eigen belang gaan, dan krijgen ze allebei niets.

  6. Welke keuze wordt er gemaakt • Als Ferry toch voor delen kiest en Jesse voor niet delen, dan krijgt Ferry niets en Jesse de hele Bounty. • Jesse noemen we dan een free rider; hij profiteert van het goede gedrag van Ferry

  7. Prisonnerdilemma • We noem dit spel een prisonnersdilemma omdat er • Twee partijen zijn die niet van elkaar weten welke keuze ze maken • Twee partijen zijn die elkaar niet vertrouwen • Een resultaat ontstaat dat ongunstig is voor beiden

  8. Speel het spel • Speel het spel • Huiswerk voor morgen: maak opdracht 1.5 en 1.6

  9. Opdracht

  10. Opdracht 1.5 en 1.6 • links onder • 60/80/80/120

  11. Opdracht 1.6 • Niet opruimen • Niet opruimen • Niet opruimen

  12. Het dilemma van de gevangenen • Filmpje: gevangenendilemma

  13. Opdracht 1.7 en 1.8

  14. Opdracht

  15. Spor en Oldi • Spor en Oldi zijn twee supermarkten die erover denken reclame te gaan maken. • Ze maken nu beiden 100 winst en als ze beiden reclame gaan maken blijft hun omzet gelijk, maar nemen de kosten toe met 10

  16. Spor en Oldi • Wat is de dominante strategie van Spor • Wat is de dominante strategie van Oldi • Wanneer is spor een free rider • Waarom is hier sprake van een prisonnersdilemma • Hoe kunnen Spor en Oldi hun probleem oplossen>

  17. Spor en Oldi • Wat is de dominante strategie van Spor: • reclame maken • Wat is de dominante strategie van Oldi: • reclame maken • Wanneer is spor een free rider: • als Spor reclame maakt en Oldi niet

  18. Spor en Oldi • Waarom is hier sprake van een prisonnersdilemma: • omdat ze niet weten van elkaar wat ze doen • Ze kiezen voor eigen belang • Het eindresultaat niet optimaal is • Hoe kunnen Spor en Oldi hun probleem oplossen. - Bindende afspraken maken. Afspreken dat ze beiden geen reclame maken

  19. Hoofdstuk 3 • Ik verdien in 2012 bruto € 21.000 per jaar • Ik verdien netto € 16.000 netto per jaar • Wat gaat er allemaal vanaf?????????

  20. Bruto loon Jaap • Brutoloon: € 50.000 per jaar • 8% vakantiegeld: € 4.000 • Totaal brutoloon: € 54.000 per jaar

  21. Belastbaar inkomen • Belastbaar inkomen is inkomen waarover je belasting gaat betalen • Belastbaar inkomen = bruto inkomen – aftrekposten (pagina 18) • Aftrekposten: hypotheekrente. • Hypotheekrente: de rente die ik betaal over de lening die ik heb afgesloten om mijn huis te kunnen kopen.

  22. Belastbaar inkomen voorbeeld • Jaap verdient Bruto inkomen: € 54.000 • Hij heeft een hypotheek en betaalt jaarlijks € 6.000 aan rente. • Die € 6.000 mag hij aftrekken van zijn bruto inkomen. • Hij betaalt dan belasting over € 48.000 en niet over € 54.000

  23. Belasting betalen • Belasting betalen dus over belastbaar inkomen • Je betaalt niet alleen belasting over je bruto inkomen maar ook premies voor volksverzekeringen (aow, anw). • Belasting en premies noemen we bij elkaar inkomensheffing of loonheffing

  24. Belasting betalen in schijven • Inkomensheffing/loonheffing betaal je in schijven • Naarmate je meer verdient, betaal je een hoger percentage aan inkomensheffing.

  25. Belasting betalen in schijven • Voorbeeld: belastbaar inkomen is € 48.000 • Over de eerste € 20.000 betaal je 20% inkomensheffing. Dat is € 4.000 • Over het bedrag tussen de € 20.000 en € 40.000 betaal je 30% inkomensheffing. Dat is € 6.000 • Daarboven betaal je 50%. Dat is € 4.000 (50% van € 8.000 • Bij elkaar betaal je dus € 14.000 aan inkomensheffing

  26. Heffingskorting • Iedereen krijgt een korting op het bedrag dat hij aan belasting moet betalen, de zogenaamde heffingskortingen: • Algemene heffingskorting voor iedereen: € 2.000 • Arbeidskorting, alleen voor werkenden: € 1.500 • In ons voorbeeld krijg je dus een korting van € 3.500 op € 14.000 en betaal je uiteindelijk € 10.500 aan inkomensheffing

  27. Van bruto naar netto • Uiteindelijk betaal je dus € 10.500 aan inkomensheffing • Trek dit af van je bruto loon van € 54.000 en je hebt je netto loon: € 43.500

  28. Stappen • Bereken bruto loon • Trek aftrekposten af van brutoloon (1) en je krijgt belastbaar inkomen • Bereken inkomensheffing op basis van belastbaar inkomen (2) • Trek kortingen af van berekende inkomensheffing (3) • Trek inkomensheffing (4) af van brutoloon (1) en je krijgt nettoloon

  29. Gemiddelde belastingdruk • Gemiddelde heffingsdruk: hoeveel betaal je gemiddeld aan belasting en premies (inkomensheffing) over je bruto inkomen • Gemiddelde heffingsdruk: (inkomensheffing/brutoloon) * 100% • Stel ik verdien bruto € 80.000 en ik betaal 30.000 aan belasting • Belastingdruk is: (€ 30.000/€ 80.000) x 100% = 37,5%

  30. Belastingstelsels • Progressief: als je meer verdient, betaal je een hoger percentage van je inkomen aan belasting. • Proportioneel: iedereen betaalt bij elk inkomen hetzelfde percentage. • Degressief: als je meer verdient, ga je een lager percentage aan belasting betalen.

  31. De(nivelleren) • Nivelleren: inkomensverschillen kleiner maken • Denivelleren: inkomensverschillen groter maken

  32. Inkomensverschillen • Inkomensverschillen worden kleiner als • Heffingskortingen hoger worden • Belastingtarieven voor lagere inkomens lager worden en voor hogere inkomens hoger • Je minder kosten mag aftrekken van de bruto inkomen • Inkomensverschillen worden groter als • Heffingskortingen lager worden • Belastingtarieven voor lagere inkomens hoger worden en voor hogere inkomens lager • Je meer kosten mag aftrekken van het bruto inkomen

  33. Opdracht • Maak opdracht in viertallen • Inleveren aan einde van de les • Gebruik steeds het stappenplan

  34. Bert • Verdient € 4.000 bruto per maand en 8% vakantiegeld • Heeft geen eigen huis en geen aftrekposten • Heffingskortingen zijn € 2.500 per jaar • Hij betaalt 30% belasting over de eerste € 20.000 aan inkomen en 40% over alles wat hij daarboven verdient

  35. Benno • Verdient € 8.000 per maand en 8% vakantiegeld • Heeft een eigen huis waarvoor hij per maand € 1.000 aan hypotheek rente betaalt • Heffingskortingen zijn € 2.500 per jaar • Hij betaalt 30% belasting over eerste € 20.000 aan inkomen en 40% over alles wat hij daarboven verdient

  36. Opdracht 1 • Bereken netto inkomen van Bert en Benno. Volg daarbij de stappen van het stappenplan. • Bereken gemiddelde heffingsdruk van Bert en Benno.

  37. Opdracht 1: Bert • Bruto inkomen: 12 x € 4.000 = € 48.000 + 8% van € 48.000 = € 51.840 • Belastbaar inkomen is gelijk aan bruto inkomen omdat er geen aftrekposten zijn. • Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 31.840 = € 12.736. Bij elkaar: € 18.736 • Heffingskortingen: € 18.736 - € 2.500 = € 16.236 • Netto inkomen is € 51.840 - € 16.236 = € 35.604 • Gemiddelde heffingsdruk: € 16.236/€ 51.840 = 31,31%

  38. Opdracht 1: Benno • Bruto inkomen: 12 x € 8.000 = € 96.000 + 8% van € 96.000 = € 103.680 • Belastbaar inkomen: € 103.680 - € 12.000 = € 91.680 • Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 71.680 = € 28.672. Bij elkaar: € 34.672 • Heffingskortingen: € 34.672 - € 2.500 = € 32.172 • Netto inkomen is € 103.680 - € 32.172 = € 71.508 • Gemiddelde heffingsdruk: € 32.172/€ 103.680 = 31%

  39. Opdracht 2: Maatregel • De regering schaft de hypotheekrente aftrek af. Je mag de betaalde hypotheekrente niet meer aftrekken van het bruto inkomen.

  40. Opdracht 2 • Bereken nu opnieuw netto inkomen en gemiddelde heffingsdruk van Bert en Benno • Is er sprake van nivellering of denivellering ten opzichte van de uitgangssituatie bij opdracht 1? • Licht je antwoord toe en geef aan waarom sprake is van nivellering of denivellering

  41. Opdracht 2: Bert • Bruto inkomen: 12 x € 4.000 = € 48.000 + 8% van € 48.000 = € 51.840 • Belastbaar inkomen is gelijk aan bruto inkomen omdat er geen aftrekposten zijn. • Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 31.840 = € 12.736. Bij elkaar: € 18.736 • Heffingskortingen: € 18.736 - € 2.500 = € 16.236 • Netto inkomen is € 51.840 - € 16.236 = € 35.604 • Gemiddelde heffingsdruk: € 16.236/€ 51.840 = 31,31%

  42. Opdracht 2: Benno • Bruto inkomen: 12 x € 8.000 = € 96.000 + 8% van € 96.000 = € 103.680 • Belastbaar inkomen is bruto inkomen. Je mag rente niet meer aftrekken = € 103.680 • Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 83.680 = € 33.472. Bij elkaar: € 39.472 • Heffingskortingen: € 39.472 - € 2.500 = € 36.972 • Netto inkomen is € 103.680 - € 36.972 = € 66.708 • Gemiddelde heffingsdruk: € 36.972/€ 103.680 = 35,7%

  43. Opdracht 2 • Er is sprake van nivellering ten opzichte van opdracht 1 omdat Benno meer belasting gaat betalen (zijn gemiddelde heffingsdruk wordt hoger)

  44. Opdracht 3; Maatregel • De regering verhoogt de heffingskortingen met € 1.000 tot € 3.500 per jaar • De hypotheekrente aftrek blijft bestaan.

  45. Opdracht 3 • Bereken nu opnieuw netto inkomen en gemiddelde heffingsdruk van Bert en Benno • Is er sprake van nivellering of denivellering ten opzichte van de uitgangssituatie van opdracht 1? • Licht je antwoord toe en geef aan waarom sprake is van nivellering of denivellering

  46. Opdracht 3: Bert Bruto inkomen: 12 x € 4.000 = € 48.000 + 8% van € 48.000 = € 51.840 Belastbaar inkomen is gelijk aan bruto inkomen omdat er geen aftrekposten zijn. Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 31.840 = € 12.736. Bij elkaar: € 18.736 Heffingskortingen: € 18.736 - € 3.500 = € 15.236 Netto inkomen is € 51.840 - € 15.236 = € 36.604 Gemiddelde heffingsdruk: € 15.236/€ 51.840 = 29,4%

  47. Opdracht 3: Benno Bruto inkomen: 12 x € 8.000 = € 96.000 + 8% van € 96.000 = € 103.680 Belastbaar inkomen: € 103.680 - € 12.000 = € 91.680 Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 71.680 = € 28.672. Bij elkaar: € 34.672 Heffingskortingen: € 34.672 - € 3.500 = € 31.172 Netto inkomen is € 103.680 - € 31.172 = € 72.508 Gemiddelde heffingsdruk: € 31.172/€ 103.680 = 30%

  48. Opdracht 3 • Er is sprake van nivellering ten opzichte van situatie 1 omdat Benno nu relatief meer belasting betaalt dan Bert

More Related