1 / 38

ROMA AETERNA

ROMA AETERNA. Periodisering. Koningstijd 753-509 Republiek 509-27 Keizertijd 27-476. Vroegeperiode , Koningstijd, Republiek 1000-27 Keizertijd 27-284 Late Oudheid 284-565. Italië en de Tiber. Rome. Imperiaal Rome. Ontwikkeling stad Rome.

val
Download Presentation

ROMA AETERNA

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. ROMA AETERNA

  2. Periodisering • Koningstijd 753-509 • Republiek 509-27 • Keizertijd 27-476 • Vroegeperiode, Koningstijd, Republiek 1000-27 • Keizertijd 27-284 • Late Oudheid 284-565

  3. Italiëen de Tiber

  4. Rome

  5. ImperiaalRome

  6. Ontwikkelingstad Rome • 753 vChr legendarische stichting van Rome; Romulus en Remus • Ong 600 v.Chr.  Rome een stad; een forum/marktplein, een continue bebouwing en stenen tempels. (Synoikisme) • Voorheen meer een conglomeraat van dorpen op de Palatijn en andere heuvels aan de Tiber gelegen. • De gunstige ligging belangrijk: - Kruispunt van belangrijke wegen tussen Griekse steden in Campanië (Napels) en Etrurië (ten noorden van Latium) - Belangrijke vaarroute landinwaarts; Tiber en aan kust. - Aan de Via Salaria • De bevolking : mengeling van Latijnen, Etrusken en Sabijnen. Door het toenemen van voornamelijk de Etruskische invloed – en mogelijk ook Griekse (via Etrurië) – groeide Rome en werd het één van de grootste steden in Italië.

  7. Etrusken De Etrusken belangrijk voor ontwikkeling van Rome. Etrusken leefden in stadstaten, in een los federatief verband. De steden waren de culturele en bestuurlijke centra. Duidelijk stedelijke cultuur. Hun welvaart gegroeid mn door hoge kwaliteit van ambachtelijke producten; metaalbewerking en de ceramiek. Etruksen uit Italië zelf, of Klein-Azië. Vermoedelijk vormden zij een bovenlaag, die een autochtone Italische bevolking overheerste. Etrusken uit Klein-Azië; - Hielden er praktijken op na die ook in Mesopotamië en Klein-Azië voorkwamen, (Bijv: auspicia) - Etruskisch als taal doet denken aan talen uit Klein-Azië. In ieder geval niet Indo-Europees, wat vrijwel alle andere talen in Italië wel waren.

  8. Indo-Europees

  9. CursusHonorum • Quaestor:Toezicht op de schatkist en overigefinancieleaangelegenheden • Aedile:Onderhoudpubliekegebouwen en organisatie van festivals • Volkstribuun:Veto-recht, voorzitterschap van het conciliumplebis. • Praetor: Rechtspraak, vice-consuls • Consul: Hoogstemagistraat; bevelvoering legers, handhavingopenbareorde, algemeenbestuur

  10. Volksvergaderingen Comitiacuriata voorgezeten door de koning/consul/praetor/pontifex maximus. 30 curiae (bundeling gentes, familia) ServiusTullius(578-535), verdeelt de burgers in vijf vermogensklassen/ Censusklassen.Basis voor leger & nieuwe volksvergadering :Comitiacenturiata . 1& 2 samen meerderheid aan stemmen! 1) Aristocraten; 2) Rijkste burgers, patriciërs en plebejers (Equites); 3) Gezeten boerenstand, als zwaargewapende infanterie; 4) Kleine boeren/ambachtslieden, als lichtgewapenden; 5) Bezitloze burgers, proletarii, buiten het leger.

  11. Staatsinrichting Consul 1 (imperium) Consul 2 (imperium) Pontifex Maximus RexSacrorum veto Ondersteunen Advies 2 Quaestores Senaat Kiest Kiest Kiest Kiest Kiest Kiest ComitiaCenturiata

  12. Volksvergaderingen Comitiacenturiata voorgezeten door Koning/Consul  kiest: consules/praetores/censores. De comitiacenturiataverdrong geleidelijk aan de comitiacuriata, hoewel deze laatste nog wel bleef bestaan. In 494 v.Chr. werd een nieuwe volksvergadering erkend, naast de ComitiaCenturiata: ConciliumPlebis geleid door tribuniplebis (gekozen voor één jaar) en aediles als soort anti-magistraten van consuls. De tribuniplebis in 494 vChr erkend als officiële magistraten; recht van veto. Alleen plebejers konden deelnemen aan deze vergadering. Patriciërs waren uitgesloten.

  13. Volksvergaderingen Vanaf 287 v.Chr. Lex Hortensia: het ConciliumPlebis als officiële volksvergadering erkend. Besluiten, de zgn. Plebiscita kregen kracht van wet (lex) voor het gehele Romeinse volk zonder fiat van de Senaat achteraf. Vanaf dat jaar konden de patriciërs ook meevergaderen met het ConciliumPlebis. Het heette dan comitiatributa. Beiden obv woondistrict/tribus Comitiatributa: onder leiding van een consul. Taak: wetgeving, hof van hoger beroep in de rechtspraak (voor 287 vChrcenturiata), verkiezing lagere magistraten, zoals volkstribunen, aedielen en quaestoren. In de derde eeuw v. Chr. verdringt deze vergadering de centuriata. NB. voorzitter is een consul, een praetor of een patricische aedilis.

  14. Staatsinstellingen na 287 (Lex Hortensia) Aanvullen Advies Senaat 2 Consuls (imperium) Vervanging 2 Censoren Praetoren (imperium) 4 Aedielen Quaestoren 10 Volkstribunen Kiezen Kiezen Kiezen Kiezen Kiezen Kiezen Voorzitterschap Comitiatributa ComitiaCenturiata ConciliumPlebis

  15. Volksvergaderingen • Comitia curiataolvkoning,consul of praetor. Taak: puur ceremonieel. • Comitiacenturiata:Opvolger van curiata. Taak:Verkiezenhogemagistraten (consuls, praetoren en censoren) oorlogsverklaring, bekrachtiging van vredesverdragen. NB. voorzitter is eenmagistraat met imperium, dwz. consul of praetor of eenpatricischeaedilis. • Conciliumplebis: Informele vergadering van de plebejers voorgezeten door 10 volkstribunen. Aanv opkomen voor belangen van het plebs tegenover de patriciërs. Taak: Verkiezing van de tribuniplebis en de aedilesplebis. Na 287 vChr: alle overige zaken. • Comitiatributa: voorzitter is consul, een praetor of patricische aedilis. Taak: Idem & hof van hoger beroep in de rechtspraak (voor 287 centuriata), verkiezing lagere magistraten, zoals, aedilen en quaestoren. In de derde eeuw v. Chr. verdringt deze vergadering de centuriata.

  16. Verhoudingequites, nobiles en senatoren • Let op! • Dit schema geldt tot 129 v. Chr. • Daarna waren de equites en de senatoren twee aparte standen.

  17. PunischeOorlogen • EerstePunischeOorlog (264-241) • TweedePunischeOorlog (218-201) • DerdePunischeOorlog (149-146)

  18. EerstePunischeOorlog (264-241) • Rome en Carthago schieten Messina te hulp • Langdurge, intensieve oorlog • Rome underdog, zeker op zee • Rome besluit een vloot te bouwen en verslaat de Carthagers op zee (!) • 241: Romeinse overwinning. Sicilië eerste provincie.

  19. TweedePunischeOorlog (218-201) • Oorzaak: onenigheid over de hegemonie over Saguntum in Iberia (Spanje) • Tocht van Hannibal. In 218-216 groteoverwinningen op de Romeinen (Slag bij Cannae 216) • Rome weet stand tehouden • "Vincerescis, Hannibal; victoriautinescis." (Livy 22.51)

  20. TweedePunischeOorlog (218-201) • P. Cornelius Scipio verdrijft Carthagers uit Spanje (210-205) • Daarna steekt hij over naar Noord-Afrika, richting Carthago • Carthago roept Hannibal terug • Slag bij Zama (202) • 201: Carthago capituleert • Rome dominant in de Middelandse Zee (Mare Nostrum)

  21. Het Romeinse trauma “..ceterumcenseo, Carthaginemessedelendam..” Marcus Porcius Cato (236-149 v.Chr.)

  22. DerdePunischeOorlog (149-146) • Carthago in conflict met Numidië • In strijd met het vredesverdrag met Rome • Carthago verwoest

  23. Romeinse expansie

  24. Gevolgenexpanssie Korte termijn: Invoer oorlogsbuit en slaven  rijkdom Overheersing van Italië en het Middellandse Zeegebied

  25. Gevolgenexpansie Lange termijn: Een geregelde toevoer van graan over zee vanuit Sicilië en Noord Afrika.  Als gevolg daarvan een uitbreiding van de stedelijke bevolking, met name van Rome. Ontstaan en ontwikkeling van villae / latifundiae. Rijken rijker: krijgsbuit, slaven, staatsland (agerpublicus) in bezit. Kleine boeren trekken naar de steden, of als daglonersproletariaat op de grote villae. Langdurige krijgsdienst  Verwaarlozing van de grond van kleine boeren.

  26. Gevolgenexpansie Kleine boeren migreren naar Po-vlakte, naar Spanje, of Gallië romanisering (?)van deze rijksdelen. Groei stads- en plattelandsproletariaat, aantal vrije boeren neemt af Sociale structuren worden ingewikkelder: senatoren, ridders, lokale elite, kooplieden, herenboeren, vrije kleine boeren, pachters, proletariërs, slaven, en vrijgelatenen. Grotere sociale mobiliteit. Toename aantal slaven. Rekrutering van semi-professionele legers  succesvolle en lucratieve veldtochten.

  27. Gevolgenexpansie. Traditionelevisie

  28. Crisis van de tweedeeeuw • Lange termijn gevolgen van expansie leidt tot grote problemen • Ontwikkeling lastig te traceren; hiaat in bronnen • Optreden van de Gracchen (133-122) • Homogeniteit binnen de elite ten einde. Senatoren vs equites, populares vs optimates

  29. Bondgenotenoorlog(91-88) • Centralekwestie: ItalischeKwestie, acuutna het optreden van de Gracchen • Moetenalleinwoners van Italica het volledigeRomeinseburgerrechtkrijgen? • Rome wint in militairezin, maarwilhaarItalischebondgenotennietvervreemdden • AlleItalischeinwonerskrijgenburgerrecht (en kunnen nu dusookdienen in het Romeinseleger)

  30. Eerste Triumviraat (60 v.Chr.) Gnaeus Pompeius Magnus Gaius Julius Caesar Marcus Licinius Crassus

  31. Eerste Triumviraat (60 v.Chr.) • Gericht tegen de optimaten • Met steun van het leger zélf de zaken regelen (dus buiten de senaat om) • Karakter: langdurige alliantie • Maar de rijzende ster van Caesar stemt Pompeius tot nadenken • Burgeroorlog; Caesar wint • ‘Dictator voor het leven’ moet hij met de dood bekopen (44 v.Chr.)

  32. De BelloGallico

  33. Tweede Triumviraat (43 v.Chr.) Gaius Julius Caesar Octavianus Marcus Antonius Marcus Aemilius Lepidus

  34. Tweede Triumviraat (43 v.Chr.) • Aanhangers Caesar. Wreken van de dood van Caesar • Formelemacht: dictatorialevolmachten via de volksvergadering • Karakter: tijdelijkealliantie • Radicaal: Liquidatiepolitieketegenstanders • Octavianus vs. Marcus Antonius en Cleopatra

  35. Slag bij Actium (31 v.Chr.) Gaius Julius Caesar Octavianus, aka Augustus (27 v.Chr.)

More Related