1 / 108

Forum december 2013

Forum december 2013. INHOUD. A. Wetswijzigingen en gevolgen (advocaten, onderwijs, aansprakelijkheid, boetes) B 1. Aftrek btw 2. Leveringen en diensten 3. Met diensten gelijkgestelde handelingen 4. IC-leveringen 5. Tarief 6. Teruggaaf 7. Verplichtingen 8. Bewijsmiddelen.

nituna
Download Presentation

Forum december 2013

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Forum december 2013

  2. INHOUD A. Wetswijzigingen en gevolgen (advocaten, onderwijs, aansprakelijkheid, boetes) B 1. Aftrek btw 2. Leveringen en diensten 3. Met diensten gelijkgestelde handelingen 4. IC-leveringen 5. Tarief 6. Teruggaaf 7. Verplichtingen 8. Bewijsmiddelen

  3. Wetswijziging 1: de advocaten Vanaf 1 januari 2014 wordt de vrijstelling voor advocaten, na jarenlange discussie, opgeheven via de artikelen 60 en 61 van de Wet van 30 juli 2013 (Wet houdende diverse bepalingen, zie Belgisch Staatsblad van 1 augustus 2013, schrapping artikel 44, § 1, 1° W.Btw). Dit betekent dat alle handelingen van advocaten vanaf die datum aan het btw-tarief van 21% zullen onderworpen worden, terwijl er ook recht op aftrek van btw voor deze beroepsgroep ontstaat. De vrijstelling voor advocaten bestond blijkbaar enkel nog in België. De administratie publiceert de circulaire AAFisc nr. 47/2013 (E.T. 124.411) van 20 november 2013

  4. Wetswijziging 1: de advocaten Worden “gewone” btw-belastingplichtigen : • Het advocatenkantoor; • Kostengroeperingen van advocaten/advocatenkantoren; • Advocaat-medewerker (speciale regeling mogelijk); • Advocaat-stagiair (idem); • Advocaat handelend als curator (ook vergoeding “pro deo”) De advocaten-vennoten (ook rechtspersonen) hebben keuze indien ze enkel hun bedrijvigheid inbrengen in de vennootschap, die niet enkel worden gebruikt voor handelingen die geen recht op aftrek geven Idem voor advocaat-bestuurder, -zaakvoerder of –vereffenaar. Keuze is in principe onherroepelijk.

  5. Wetswijziging 1: de advocaten Speciaal : • Arbitragediensten worden aan btw onderworpen; • Pro deo-diensten worden niet aan btw onderworpen, maar geven toch recht op aftrek van btw; • Vervanging confrater : aan te rekenen met btw aan confrater

  6. Wetswijziging 1: de advocaten Niet aan btw onderworpen (niet bedoelde handelingen die geen recht op aftrek van btw geven) : • Vergoedingen ontvangen als plaatsvervangend rechter; • Advocaat-werkende vennoot of advocaat-bestuurder, -zaakvoerder of -vereffenaar waarvoor de btw-registratie niet geëist wordt en daarvoor kiest; • Advocaat als mandataris ad hoc (voorlopig bewindvoerder) voor wie de btw-registratie niet geëist wordt; • Uitoefening mandaten binnen de Orde van advocaten.

  7. Wetswijziging 1: de advocaten Vrijgestelde handelingen die geen recht op aftrek geven (art. 44, § 2, 2° en 5° W.Btw): • Handelingen als schuldbemiddelaar bij collectieve schuldenregelingen (maatschappelijk werk); • Handelingen als voorlopig bewindvoerder door rechtbank aangesteld; • Handelingen als voogd; • Handelingen als familiale bemiddelaar. Kunnen ook vrij zijn : Voordrachtgevers, contracten voor uitgave letterkundige werken

  8. Wetswijziging 1 : de advocaten Behoren niet tot maatstaf van heffing (indien gedaan in naam en voor rekening van de cliënt voor een identieke prijs) : - de zegel-, griffie- en registratierechten evenals de rolrechten; - de belastingen (evenredige registratierechten, andere belastingen); - de deurwaarderskosten op naam van de cliënt (inclusief de erelonen van gerechtsdeurwaarders); - de kosten van notarissen (inclusief de erelonen); - de kosten van andere advocaten (inclusief de erelonen), voor zover deze rechtstreeks op naam van de cliënt handelen en factureren; - de expertisekosten en kosten voor vertalingen (inclusief de erelonen); - de verzekeringspremies van een door een advocaat afgesloten verzekering voor een cliënt en voor rekening van de cliënt

  9. Wetswijziging 1 : de advocaten De principes inzake de plaats van de dienst blijven gelden (B2B en B2C) maar enkele bijzondere gevallen verdienen de aandacht : - De diensten van advocaten aan een niet-belastingplichtige ontvanger, die buiten de Europese Unie is gevestigd of daar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft vinden plaats waar de ontvanger van de dienst is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft (art. 21bis, § 2, 10° W.Btw); - Diensten van arbitrage : de plaats van de dienst is de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd (in casu België) - Diensten ivm onroerende goederen : daar waar het onroerend goed is gelegen

  10. Wetswijziging 1 : de advocaten Aftrek historische btw via het indienen van een inventaris bij het lokale btw-controlekantoor, waarin opgenomen worden voor regularisatie: - De voor herziening vatbare btw op de in gebruik zijnde bedrijfsmiddelen (herzieningstijdvak van 5 of 15 jaar) - De voor herziening vatbare btw op de kosten die rechtstreeks en duidelijk toewijsbaar zijn aan een met btw belaste prestatie en nog niet verbruikt zijn op 1 januari 2014 (aankoop ten vroegste in 2011); De herziening wordt verricht in de btw-aangifte, maar kan slechts verrekend worden, maand per maand, tot beloop van de in die periodieke aangifte verschuldigde btw, tot het herzieningsbedrag opgebruikt is (uiterlijk in december 2014 mag het eventuele ultieme bedrag worden verrekend). Indiening inventaris op 31/01/2014 (maandaangevers), 31/03/2014 (kwartaalaangevers) of 30/06/2014 (indien nog geen aftrek werd uitgeoefend)

  11. Wetswijziging 2: Vrijstelling onderwijs Artikel 44, § 2, 4° W.Btw wordt vervangen. Vrijgesteld is :"4° a) het school- of universitair onderwijs, waaronder onderwijs aan kinderen en jongeren, en de beroepsopleiding of -herscholing, met inbegrip van het verrichten van nauw hiermee samenhangende diensten en leveringen van goederen zoals het verschaffen van logies, spijzen en dranken en van voor het vrijgestelde onderwijs gebruikt didactisch materiaal, door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die daartoe als lichamen met soortgelijke doeleinden worden aangemerkt, voor zover voornoemde lichamen niet systematisch het maken van winst beogen en eventuele winsten niet worden uitgekeerd maar worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van de voornoemde diensten;b) de lessen die particulier door leerkrachten worden gegeven en die betrekking hebben op school- of universitair onderwijs”

  12. Wetswijziging 2: Onderwijs Dit nieuw artikel is de omzetting van de artikelen 132, lid 1, i) en j) en 133, eerste alinea, a) van de richtlijn 2006/112/EG. De oorzaak van de wetsaanpassing ligt in het feit dat de huidige interpretatie die aan de vrijstelling inzake onderwijs werd gegeven niet strookt met de Europese btw-richtlijn. Een vrijstelling dient beperkend te worden uitgelegd en de Belgische interpretatie wordt als veel te ruim beschouwd. De belangrijkste wijziging ligt in het feit dat “commerciële” ondernemingen niet langer meer zullen kunnen genieten van bedoelde vrijstelling.

  13. Wetswijziging 2: Onderwijs Volgens de Memorie van Toelichting zal ook worden aanvaard dat, “wanneer een natuurlijke persoon lessen of cursussen geeft in een instelling die diensten verstrekt die al dan niet aan de belasting onderworpen zijn, normaal tussen die persoon en de instelling een band van ondergeschiktheid bestaat, zodat er in hun relatie geen belastbare handeling bestaat en er bijgevolg geen btw verschuldigd is” (MvT, nr. 43). De circulaire AAFisc nr. 50/2013 (E.T.124.537) van 29 november 2013 werd op 3 december 2013 op Fisconetplus gepubliceerd.

  14. Wetswijziging 2: onderwijs Slechts 3 categorieën van vrijstelling : 1° School- en universitair onderwijs : het geven van lessen, in de regel gedurende een periode die overeenstemt met een school- of academiejaar, met pedagogisch programma en de organisatie van examens met het oog op de aflevering van een geschrift. Is bedoeld: - Het “gereglementeerd” onderwijs (LO, MO, buitengewoon onderwijs, volwassenenonderwijs). Ook muziekacademie, dansacademie wanneer het geen louter recreatief karakter heeft; - Handelingen van studiebegeleiding, aanleren van studiemethoden aan studenten; - afstandsonderwijs, schriftelijk onderwijs, studiecycli, e.d.

  15. Wetswijziging 2: onderwijs 2° Beroepsopleiding en –herscholing : het onderricht met als doel een vak of een beroep aan te leren evenals bijscholing, herscholing of permanente vorming. Geen voorschrift inzake de duur ervan. Vb : onderricht verstrekt door beroepsverenigingen om een bijkomende specialisatie of zgn. “updating” in verband met het uitgeoefend beroep te verwerven, zelfs indien het onderricht niet uitsluitend toegankelijk is voor personen die reeds effectief het beroep uitoefenen 3° Lessen particulier door leerkrachten gegeven m.b.t. school- of universitair onderwijs : een “leerkracht” die op eigen verantwoordelijkheid en voor eigen rekening lessen geeft i.v.m. school of universitair onderwijs (ook studiebegeleiding, aanleren van studeermethoden)

  16. Wetswijziging 2: onderwijs Beoogde vrijgestelde instellingen : • Publiekrechtelijke lichamen; • Andere organisaties die daartoe als lichamen met soortgelijke doeleinden worden aangemerkt, voor zover deze niet systematisch het maken van winst beogen en eventuele winsten niet worden uitgekeerd maar worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van het verstrekte onderricht. Voor de kwalificatie “zonder winstoogmerk” moeten alle activiteiten van de instelling in acht worden genomen

  17. Wetswijziging 2: onderwijs Instellingen uitgesloten van de vrijstelling : handelsondernemingen, ondernemingen met commerciële doeleinden en vzw’s waarvan uit de boekhouding op systematische wijze een winstoogmerk blijkt en de winst onder de leden wordt verdeeld Nauw met het onderwijs samenhangende diensten en leveringen van goederen : eveneens vrijgesteld, zelfs indien verricht door afzonderlijke onderscheiden rechtspersonen (eveneens zonder winstdoel en met onderwijzend personeel in het bestuur) bv. verkoop didactisch materiaal (boeken, handleidingen…), verkoop werken van leerlingen, mini-ondernemingen, schoolbal, wafel- of taartverkoop….

  18. Wetswijziging 2: onderwijs Instellingen voor sportonderricht : kunnen slechts vrijstelling genieten indien ze worden aangemerkt als beroepsopleiding (ook eventuele vrijstelling als instelling voor LO of sport, zonder winstoogmerk bij toepassing art. 44, § 2, 3° W.Btw) Taalonderricht : slechts vrijstelling indien ze voldoen aan voorheen gestelde voorwaarden Autorijscholen : vrijstelling voor voertuigen cat. C, D en G indien voldaan aan gestelde voorwaarden Opleiding tot beroepspiloot : vrij indien vliegschool erkend is door FOD Mobiliteit en geen winstdoel heeft of winst uitkeert

  19. Wetswijziging 2: onderwijs Toegeving inzake het “ondergeschikt verband “: fysieke personen die niet als loon- of weddetrekkende les geven in een instelling, vrijgesteld of niet, waaruit een houding van ondergeschiktheid blijkt t.a.v. de inhoud van de leerstof, de uurregeling, de bezoldiging, het intern reglement, aanvaardt de btw-administratie dat die personen niet als zelfstandige handelen, zodat in hun hoofde geen met btw belastbare activiteit plaatsvindt. De fysieke persoon kan evenwel aan die toegeving verzaken.

  20. Wetswijziging 2: onderwijs Plaats van de dienst : toepassing van de B2B- en B2C-principes • Afnemer dienst is “belastingplichtige “ : verlegging, maar bij een “evenement” van hoogstens één dag is de plaats van het “recht op toegang” de plaats waar het evenement plaatsvindt; • Afnemer dienst is particulier : plaats waar de dienst materieel wordt verricht. Bij schriftelijke cursus of cursus via internet of een elektronisch netwerk is dit de plaats van waaruit de cursist wordt begeleid

  21. Wetswijziging 2: onderwijs Recht op aftrek “historische” btw : via indienen van een inventaris voor 31/01/2014 (maandaangever), 31/03/2014 (kwartaalaangever) of 30/06/2014 (indien voorheen geen aftrek werd uitgeoefend), omvattend • Herziening btw op bedrijfsmiddelen; • Herziening btw op andere goederen nog niet verbruikt of gebruikt op 1/1/2014 en rechtstreeks en duidelijk toewijsbaar zijn aan een door de belastingplichtige verrichte belaste prestatie (ten vroegste voor btw opeisbaar geworden in het jaar 2011) De herziening wordt verricht in de btw-aangifte, maar kan slechts verrekend worden, maand per maand, tot beloop van de in die periodieke aangifte verschuldigde btw, tot het herzieningsbedrag opgebruikt is (uiterlijk in december 2014 mag het eventuele ultieme bedrag worden verrekend).

  22. Wetswijziging 3: ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid Wijziging artikel 51bis, § 3 W.Btw : In de regeling “entrepot andere dan douane-entrepot” (btw-entrepot) zijn de depothouder, degene die zich belast met het vervoer van de goederen uit het entrepot en zijn lastgever hoofdelijk gehouden tot voldoening van de btw samen met de schuldenaar die de goederen uit entrepot ontslaat. Een lid wordt aan dit artikel toegevoegd: “onder voorbehoud van artikel 55, § 4, tweede lid, is de persoon bedoeld in het eerste lid die ter goeder trouw is of die aantoont dat hij geen fout heeft begaan of nalatig is geweest, van de hoofdelijke aansprakelijkheid ontslagen” (art. 55, § 4, tweede lid gaat over de fiscale aansprakelijke vertegenwoordiger)

  23. Wetswijziging 4: boete bij ernstige fiscale fraude Door de wet van 17 juni 2013 werd aan vermeld artikel 73 een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt: “Indien de in het eerste lid vermelde inbreuken gepleegd werden in het raam van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot 5 jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met een van die straffen alleen”. (Toevoeging van een tweede lid aan artikel 73 W.Btw, art. 99 van de wet van 17 juni 2013, B.S. 28 juni 2013)

  24. 1. Aftrek van btw1.1 Aftrek van btw op nadien verhuurde gebouwen Een vennootschap richt kantoorgebouwen op en trekt integraal de btw op die gebouwen in aftrek omdat zij beweert “beroepsoprichter” van gebouwen te zijn. Volgens de btw-administratie werd slechts één project gerealiseerd, zijnde de oprichting op één terrein van een kantoorgebouw en een magazijngebouw. Niettegenstaande de vennootschap beweert de bedoeling te hebben de gebouwen te verkopen, maar nog geen koper heeft gevonden en tussentijds de gebouwen verhuurt, aanvaardt de btw-administratie de aftrek niet. Het Hof bevestigt de verwerping van de aftrek omdat duidelijk blijkt dat de activiteit van de vennootschap alleen bestaat in het verhuren van de gebouwen, wat een van btw vrijgestelde activiteit is die geen recht op aftrek geeft. (Antwerpen, 4 december 2012, rolnr. 2012/AR/69)

  25. 1.2 Verplichte vermeldingen op de factuur Niettegenstaande het principe van de neutraliteit van de btw stelt dat elke belastingplichtige het recht heeft de bedragen die hem als btw in rekening zijn gebracht in aftrek te brengen voor zover deze diensten voor zijn belastbare handelingen worden gebruikt, stelt het Europees Hof toch dat de lidstaten een nationale regeling kunnen uitwerken waarbij het recht op aftrek kan geweigerd worden wanneer zij in het bezit zijn van onvolledige facturen. Zelfs al worden die facturen, nadat de beslissing tot weigering van de aftrek is genomen, vervolledigd via overlegging van gegevens waaruit mogelijkerwijs blijkt dat de gefactureerde handelingen daadwerkelijk zijn verricht en waaruit ook de aard en het bedrag ervan aan het licht treden.

  26. 1.2 Verplichte vermeldingen op de factuur Tegelijkertijd kan ook de teruggave geweigerd worden van de btw over de handelingen wegens de onregelmatigheden die in de uitgereikte facturen zijn vastgesteld. Het Europees Hof tilt blijkbaar zwaar aan het feit dat de vervollediging van de facturen slechts geschiedt NA tussenkomst en ingebrekestelling van de administratie. Een spontane correctie, zonder tussenkomst van de administratie, zou aldus geen probleem mogen vormen voor bedoelde aftrek van btw. Daarbij maakten de ontbrekende elementen (eenheidsprijs en aantal gepresteerde uren) het de administratie onmogelijk om de juiste heffing te controleren. (Arrest Petroma e.a., zaak C-271/12, 8 mei 2013, curia.europa.eu)

  27. 1.2 Verplichte vermeldingen op de factuur Conclusie : de factuur, eventueel met verbeterend stuk, moet in principe alle verplichte vermeldingen bevatten om aftrek van btw te kunnen uitoefenen. Is dit niet zo kan, indien het geen frauduleuze overtredingen zijn, de opmaak van een verbeterend stuk de factuur “vervolledigen” (zie arrest Pannon, 15 juli 2010, zaak C-368/09). Wil de btw-administratie dit niet aanvaarden: voor de rechtbank dient een beroep gedaan te worden op de neutraliteit van de btw (doorstorten btw door de leverancier of dienstverrichter), de toevalligheid van de overtreding, de werkelijkheid van de verrichting, andere omstandigheden,…

  28. 1.3 Recht op aftrek door overnemer bij overdracht handelszaak Het kan gebeuren dat de overdrager zelf zijn recht op aftrek niet meer kan uitoefenen en de overnemer kan het evenmin uitoefenen aangezien hij niet in het bezit is van een op zijn naam uitgereikte factuur De Administratie aanvaardt in de praktijk dat de overnemer, op grond van voormelde fictie dat de overnemer de persoon van de overdrager voortzet, het recht op aftrek nog kan uitoefenen. Daartoe is evenwel vereist dat in bijlage van elke aangifte waarvan het recht op aftrek wordt uitgeoefend een samenvattende opgave van de betreffende facturen, opgesteld op naam van de overdrager, wordt gevoegd.

  29. 1.3 Recht op aftrek door overnemer bij overdracht handelszaak Aldus kan de nieuwe juridische entiteit die uit de fusie is ontstaan, het recht op aftrek uitoefenen op basis van de facturen die opgesteld zijn op naam van de vorige juridische entiteit en voorzien van het btw-identificatienummer van die juridische entiteit, voor zover deze facturen betrekking hebben op handelingen waarvoor de belasting opeisbaar is geworden vóór het tijdstip waarop de overdracht uitwerking heeft. Indien daarentegen een dergelijke factuur betrekking heeft op handelingen waarvoor de belasting opeisbaar is geworden nadat de overdracht haar uitwerking heeft, kan zij niet als basis dienen om het recht op aftrek uit te oefenen in hoofde van de nieuwe juridische entiteit. In dat geval komt het aan deze laatste toe om de leverancier uit te nodigen een creditnota op te maken en een nieuwe factuur uit te reiken met vermelding van haar naam en haar btw-identificatienummer. (Parl. Vr. nr. 1210, van 28 januari 1998, van de heer M. Fournaux, Fisconetplus)

  30. 1.4 Bij oprichting van een btw-eenheid moet de herziening verricht worden Bij het oprichten van een btw-eenheid moet het lid dat toetreedt een herziening van de btw verrichten voor de bedrijfsmiddelen. Deze herziening wordt normaal gecompenseerd door de btw-eenheid die (eventueel zelfde) herziening doet in haar voordeel. De herziening in plus en min mag ook in de eerste aangifte van de btw-eenheid opgenomen worden om voorfinanciering te vermijden. Evenwel: het niet opnemen van de herziening in het voordeel van de Schatkist is een overtreding. De boete van toepassing op het niet opnemen van belastbare handelingen in de daartoe bestemde aangifte, is terug te vinden in het koninklijk besluit nr. 41, Tabel G, V.

  31. 1.4 Bij oprichting van een btw-eenheid moet de herziening verricht worden De boete is 10 % of 20 % van de verschuldigde belasting, naargelang het bedrag van de verschuldigde belasting, voor een controleperiode van één jaar, respectievelijk minder dan of gelijk is aan 1.250 euro of meer dan 1.250 euro bedraagt. Deze boete wordt door de btw-administratie toegekend, zelfs al is door de compensatie het resultaat van de te verrichten herziening nihil. (Parl. Vr. nr. 259, Veerle Wouters, 7 maart 2013 – Kamer, Schr. Vr. en Antw., 2012-2013, QRVA 53/105 dd. 18 maart 2013, blz. 159)

  32. 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET 119650/4 van 09.09.2013) Er zijn een viertal belangrijke wijzigingen, die in principe van toepassing zijn vanaf 1 januari 2013 : 1° De beoogde vervoermiddelen worden nader gedefinieerd Bedoelde vervoermiddelen zijn deze uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 48 cc of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt, bestemd voor het vervoer van personen en/of goederen over de weg. Zijn niet in deze regeling bedoeld: - de voertuigen met een maximale massa van meer dan 3500 kg; - de voertuigen voor personenvervoer met meer dan 8 zitplaatsen, exclusief de bestuurder; - de voertuigen speciaal ingericht voor het vervoer van zieken, gewonden, gevangenen en lijken;

  33. 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET 119650/4 van 09.09.2013) - de voertuigen die niet kunnen worden ingeschreven in het D.I.V. omwille van hun technische kenmerken; - de voertuigen die speciaal uitgerust zijn om te kamperen. Voor de “fiscale lichte vrachtwagens”, beoogd door artikel 4, § 2 WIGB, is een afzonderlijke regeling uitgewerkt, die hierna methode 4 genoemd wordt (mag toegepast worden vanaf 1 januari 2012). Voor de voertuigen die uitsluitend beroepsmatig worden aangewend moeten de 4 methoden niet toegepast worden. Dit is een feitenkwestie en moet blijken uit de omstandigheden waarin het voertuig wordt gebruikt, rekening houdend met de economische realiteit (bv. een fiscale lichte vrachtwagen van het type pick-up, geladen met materiaal en gereedschap).

  34. 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET 119650/4 van 09.09.2013) 2° Nadere definitie van het begrip “woon-werkverkeer” Het woon-werkverkeer inzake btw is het traject dat de gebruiker van een vervoermiddel aflegt tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling of de plaats waar of van waaruit hij zijn economische werkzaamheid uitoefent. Bijzonderheden: - Indien de verplaatsing vanuit een andere plaats dan de woonplaats geschiedt moet die verblijfplaats als referentiepunt worden genomen; - Als plaats van tewerkstelling geldt uitsluitend de maatschappelijke zetel van de belastingplichtige of een inrichting (filiaal), maar nooit een werf, adres klant, leverancier….;

  35. 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET 119650/4 van 09.09.2013) Wanneer werknemers op een verzamelplaats samenkomen geldt deze verzamelplaats als de werkplaats: het traject verzamelplaats naar de werf is een beroepsmatig afgelegd traject. Rijden de werknemers naar een verzamelplaats, anders dan de maatschappelijke zetel, waarna ze gezamenlijk naar een specifieke werf rijden, is het volledig traject een beroepsmatige verplaatsing. Rijdt een werknemer van zijn woonplaats naar een verzamelplaats, en dan naar de plaats van tewerkstelling met zijn collega’s in een poolwagen, dan is het volledige traject voor die werknemer woon-werkverkeer. Pas op : verschil met definitie inzake D.B.! (geen 40 dagen regel : zie PV nr. 357, Veerle Wouters, 10 april 2013))

  36. 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET 119650/4 van 09.09.2013) 3° Voor de methode “drie” vervalt het minimum aantal wagens De methodes 1 (bijhouden van rittenadministratie) en 2 (toepassing formule met forfaitair 200 werkdagen voor woon-werkverkeer en 6000 km forfaitair privé) blijven bestaan. Voor methode 1 geldt het beroepsmatig vastgesteld gebruik voor jaar X als raming voor het beroepsmatig gebruik in jaar X+1. Per voertuig mag elk jaar de keuze gemaakt worden voor meth. 1 of 2. Voor methode 2 kunnen er aanpassingen dienen te gebeuren: - Indien zich in de loop van het jaar een wijziging voordoet in het gebruik van het autovoertuig (zie vb onder nr. 26 van de beslissing) - Indien de afstand woonplaats naar werkplaats wijzigt in de loop van het jaar.

  37. 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET 119650/4 van 09.09.2013) De methode 2 mag ook toegepast worden door een belastingplichtige die zelf een autovoertuig gebruikt indien: - Er één vaste gebruiker van het voertuig is (zaakvoerder, bestuurder, werknemer met gezin); - Er is één voertuig per gebruiker. Bij methode 3 wordt een algemeen forfait vastgesteld van 35% beroepsgebruik en is van toepassing op alle gemotoriseerde vervoermiddelen, aangekocht of gehuurd, die zowel voor de economische activiteit als anderszins worden gebruikt. De minimumdrempel van 4 autovoertuigen is opgeheven vanaf het jaar 2012, terwijl methode 3 minstens gedurende 4 kalenderjaren toegepast moet worden. Er is geen combinatie mogelijk met de methodes 1 of 2.

  38. 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET 119650/4 van 09.09.2013) 4° Methode 4 voor beroepsgebruik fiscale lichte vrachtwagens De afzonderlijke regeling is van toepassing op volgende voertuigen met minder dan 3500 kg massa, waarbij de kwalificatie van het DIV niet relevant is : - Met een volledig van de laadruimte afgesloten enkele cabine van hoogstens 2 plaatsen, inclusief de bestuurder, en een open laadbak; - Met een volledig van de laadruimte afgesloten dubbele cabine van hoogstens 6 plaatsen, inclusief de bestuurder, en een open laadbak; - Met 2 passagierplaatsen, exclusief bestuurder, en een volledig afgesloten laadruimte van minstens 50% van de lengte van de wielbasis; - Met 6 passagierplaatsen, exclusief bestuurder, en een volledig afgesloten laadruimte van minstens 50 % van de lengte van de wielbasis.

  39. 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET 119650/4 van 09.09.2013) Voor deze lichte vrachtwagens die zowel voor de economische activiteit als anderszins worden gebruikt heeft de belastingplichtige de keuze om - Ofwel voor alle fiscale lichte vrachtwagens methode 1 toe te passen; - Ofwel voor alle fiscale lichte vrachtwagens methode 4 toe te passen. Methode 4 voorziet in twee algemene forfaits van vaststelling van het beroepsgebruik: - Voor de fiscale lichte vrachtwagens die door de belastingplichtige overwegend worden gebruikt voor vervoer in het kader van de economische activiteit: 85 % beroepsgebruik; - Voor de andere : 35 % beroepsgebruik. Indien gekozen wordt voor methode 4 (geen verplichting) moet dit minstens gedurende 4 kalenderjaren toegepast worden, tenzij niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden.

  40. 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET 119650/4 van 09.09.2013) Verdere bijzonderheden: • Uiteraard is het percentage beroepsgebruik dat wordt bekomen ook de basis van alle aftrekbare btw met betrekking tot de bedoelde autovoertuigen. Dit percentage wordt in principe individueel per vervoermiddel vastgesteld. Voor de methodes 1 of 2 kan tevens een “globaal” gemiddeld aftrekpercentage worden toegekend onder de gestelde voorwaarden in het nr. 45 tot 47 van de beslissing; • De btw-eenheid wordt als één enkele belastingplichtige beschouwd;

  41. 1.5 Vierde aanpassing inzake het privé-gebruik van vervoermiddelen (Besl. ET 119650/4 van 09.09.2013) - Voor de roerende goederen, andere dan vervoermiddelen, die geregeld ook privaat aangewend worden, kan gekozen worden, jaarlijks, voor het forfaitair beroepsgedeelte van 75 %. Dit forfait dient dan toegepast te worden op de aankoop, de huur en de daarmee verband houdende kosten (telefoonabonnement, gesprekskosten, internetabonnement, herstelkosten) (niet van toepassing voor elektriciteit, aardgas, water, aardolie, enz. en ook niet voor goederen die onroerend worden); - Voor de onroerende goederen uit hun aard dient de verhouding beroep/privé vastgesteld te worden door de belastingplichtige, onder toezicht van de administratie op basis van de feitelijke omstandigheden.

  42. 1.6 Aftrek btw op “fruit als tussendoortje” De btw is aftrekbaar op de kosteloze verstrekking van fruit als tussendoortje voor de onmiddellijke consumptie tijdens de werkuren. Dit wordt immers beschouwd als een “collectief sociaal voordeel”. (Beslissing BTW nr. E.T. 124,506 van 3 september 2013)

  43. 1.7 Herziening aftrek btw De Europese wetgeving verzet zich tegen het feit dat bedragen, verschuldigd na een herziening van een btw-aftrek, worden ingevorderd bij een andere belastingplichtige dan degene die de aftrek heeft toegepast. België vordert bv. btw van de overnemer van een handelszaak in bepaalde gevallen. (E.H.v.J., 10 oktober 2013, zaak C-622/11, fisconetplus)

  44. 2. Leveringen en diensten2.1 Het begrip “vaste inrichting” Dit begrip is zeer belangrijk : • Indien er een vaste inrichting in België aanwezig is dient alhier een “gewoon” btw-nummer aangevraagd te worden; • De plaats van de dienst wordt bepaald in toepassing van artikel 21, § 2 W.Btw (B2B) of art. 21bis, § 1 W.Btw (B2C): de plaats van de dienst is de plaats waar de vaste inrichting zich bevindt indien de diensten worden verricht voor deze vaste inrichting, indien deze op een andere plaats gevestigd is dan die waar de zetel van de economische activiteit is gevestigd

  45. 2.1 Het begrip “vaste inrichting” 3 Voorwaarden: 1. De belastingplichtige heeft hier te lande een directiezetel, een filiaal, een fabriek, een werkplaats, een agentschap, een magazijn, een kantoor, een laboratorium, een inkoop- of verkoopkantoor, een opslagplaats of enige andere vaste inrichting, met uitsluiting van de bouwwerven. De bouwwerven worden niet aangemerkt als vaste inrichtingen welke ook de duur van de werken is. 2. Bedoelde inrichting wordt beheerd door een persoon die bekwaam is om de belastingplichtige te verbinden tegenover de leveranciers en de klanten.

  46. 2.1 Het begrip “vaste inrichting” 3. Bedoelde inrichting verricht op geregelde wijze handelingen bedoeld in het Wetboek Btw: leveringen van goederen of dienstverrichtingen. De handelingen mogen zonder enig onderscheid in het buitenland of in België plaatsvinden en effectief aan de belasting zijn onderworpen dan wel zijn vrijgesteld Voorbeelden: a) Een in België gevestigd informatiekantoor die geen enkele inkomende noch uitgaande handeling verricht in België waarvoor zij schuldenaar is van de btw, omdat ze uitsluitend diensten van in België gevestigde dienstverrichters ontvangt, die Belgische btw aanrekenen, moet zich in België niet voor btw-doeleinden laten identificeren(Vr. en Antw., Kamer, 2011-2012, nr. 63 van 2 mei 2012, blz. 131 – Vr. nr. 290, de Donnea, 27 maart 2012)

  47. 2.1 Het begrip “vaste inrichting” b) Het Hof oordeelt in casu dat er geen sprake kan zijn van een vaste inrichting vermits niet bewezen is dat de plaatselijke vertegenwoordiger van de Engelse vennootschap in België “beleidsbeslissingen” zou hebben genomen of daartoe gemachtigd was. De in België aanwezige werknemer was blijkbaar slechts een lagere bediende die uitsluitend toezicht hield op de ontvangst van de geleverde voorraad en de terbeschikkingstelling ervan aan de afnemer (Brussel, 27 februari 2013, Fiscale Koerier 2013/07, blz. 415-419)

  48. 2.2 Schenken van voeding aan voedselbanken De btw-administratie heeft een beslissing gepubliceerd waardoor er geen btw meer dient geheven te worden bij schenking van onverkoopbare voedingsmiddelen aan door de overheid erkende Voedselbanken met het oog op de gratis verdeling ervan uitsluitend onder de behoeftige personen in België. Principieel dient btw betaald te worden wanneer een belastingplichtige aan zijn bedrijf een goed onttrekt om het gratis weg te schenken (toepassing artikel 12, § 1, eerste lid, 2° W.Btw). Hierop wordt evenwel een uitzondering gemaakt onder volgende voorwaarden:

  49. 2.2 Schenken van voeding aan voedselbanken 1°) Met de betrokken belastingplichtigen zijn producenten en distributiebedrijven in de voedingssector bedoeld die onverkoopbare voedingsmiddelen aan de voedselbanken wensen te schenken; 2°) De begiftigden zijn de erkende provinciale Voedselbanken die onder de vorm van een vzw actief zijn en die zich hebben verenigd in de Belgische Federatie van voedselbanken; 3°) Bedoelde goederen zijn uitsluitend voedingsproducten voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen onverkoopbaar zijn geworden, waarbij zijn uitgesloten: - kaviaar, langoesten, kreeften, krabben en oesters; - bieren met meer dan 0,5% alcoholgehalte en andere dranken met meer dan 1,2% alcoholgehalte;

  50. 2.2 Schenken van voeding aan voedselbanken 4°) Als bewijs van de schenking wordt een document opgesteld tussen de schenker en de Voedselbank met alle noodzakelijke vermeldingen, waarin vooral de aard en de hoeveelheid van de goederen worden vermeld met de bevestiging door de Voedselbank dat de goederen gratis werden ontvangen. Tevens wordt een verwijzing aangebracht naar onderhavige beslissing; 5°) De Voedselbank verbindt er zich toe de gekregen voedingswaren niet voor commerciële doeleinden te gebruiken en de ontvangen goederen gratis te verdelen onder de behoeftige personen in België. Indien de verdeling geschiedt via erkende liefdadigheidsorganisaties moet de Voedselbank met elk van die organisaties een overeenkomst afsluiten waarbij deze laatste zich ertoe verbindt om betrokken goederen niet met commercieel oogmerk te gebruiken. (Beslissing BTW, nr. E.T. 124.417 van 31 juli 2013, Fisconetplus)

More Related