210 likes | 339 Views
Het effect van hartmassage en intrathoracale drukverschillen op end-tidal CO 2 spanning in patiënten met een uit-hospitaal hartstilstand. Jan FIERENS. Promotor: Prof. Dr. K. Monsieurs. Achtergrond. Mechanismen van cardiopulmonaire resuscitatie (CPR). Cardiaal pompmechanisme.
E N D
Het effect van hartmassage en intrathoracale drukverschillen op end-tidal CO2 spanning in patiënten met een uit-hospitaal hartstilstand Jan FIERENS Promotor: Prof. Dr. K. Monsieurs
Achtergrond • Mechanismen van cardiopulmonaire resuscitatie (CPR) Cardiaal pompmechanisme Thoracaal pompmechanisme
Het gebruik van end-tidal CO2 (PetCO2) in reanimatie • Correcte plaatsing van de endotracheale tube • Weerspiegelt de cardiale output en coronaire perfusiedruk • ProgNEEstische waarde voor terugkeer van spontane circulatie van tijdens CPR
Materialen en methoden • Prospectieve observationele studie van patiënten met een uit-hospitaal hartstilstand tussen oktober 2010 en de helft van april 2011 • De diepte en snelheid van hartmassage wordt gemeten via een accelerometer tussen het sternum en de hand van de reanimator • Patiënten worden endotracheaalgeïntubeerd • Continue mainstreamcapnografie maakte het mogelijk om een exacte PetCO2 te meten op het einde van elke expiratie • Er werden druksensoren gebruikt om de distale (tip van de endotracheale tube) en de proximale (het proximale einde van de endotracheale tube) intratreacheale druk te meten. Deze laatste komt overeen met de intrathoracale druk
Mainstream PETCO2 sensor Defibrillator pads met accelerometer
Volledige opstelling van disposable met PetCO2 sensor Bakje met druksensoren, -versterker en -logger
Uitlezen van de Zoll defibrillator en druklogger met de thoracale drukdata (links) en Zoll bestand met PetCO2data en compressie data (rechts)
Illustratie van de gebruikte data PetCO2 Compressiediepte – aantal compressies AUC compressiepieken PIT Peak pressure Pvent ΔCP
Statistische analyse per patiënt • Enkelvoudige lineaire regressie van alle variabelen in functie van PetCO2 • Modellering met UNIANOVA • Zo laag mogelijk correlatie tussen de gebruikte variabelen in het model • Een zo hoog mogelijk R² bekomen: beschrijft de mate waarin het gevonden model veranderingen in PetCO2 verklaart • Combinaties maken van variabelen die zowel een cardiale als thoracale pomp kunnen beschrijven
Illustratie van enkelvoudige regressie • Enkelvoudige lineaire regressie toonde een superioriteit voor het gebruik van de mediaan in vergelijking met het gemiddelde van de variabelen • Enkelvoudige regressie toonde een superioriteit voor de variabelen gemeten in 20 s voor elke PetCO2. Geen verbetering meer in R² bij verhogen van tijdsinterval
Patiënten die een negatieve relatie tonen tussen ΔCP of CD en PetCO2, tonen eveneens een negatieve relatie tussen Pvent of PIT en PetCO2. • 5/11 (45%) en 2/10 (20%) tonen een positieve relatie tussen resp PIT en Pvent en PetCO2. 6/11 (55%) en 8/10 (80%) tonen een negatieve relatie.
Discussie • Alle patiënten kregen CPR volgens huidige reanimatierichtlijnen, toch gebruikt slechts een minderheid een thoracaal pompmechanisme. Veranderingen in de ventilatiewijze kan mogelijks dit mechanisme toegankelijk maken in de andere patiënten • Excessieve intrathoracale druk is geassocieerd met een lagere PetCO2door inhibitie van de veneuze retour waardoor bijgevolg de cardiale output daalt • Het aantal compressies vormt een belangrijke factor voor PetCO2. In de patiënten waar deze parameter meegenomen is, kan een toename leiden tot een significante toename in PetCO2 • Grote patiëntheterogeniciteit maakt het moeilijk om één groot statistisch model te maken
Besluit • ΔCP vormt een wijze om een thoracaal pompmechanisme te beschrijven en te optimaliseren • Tijdens reanimatie zijn veranderingen in compressiediepte en intrathoracale drukken geassocieerd met veranderingen in PetCO2 • Verder onderzoek in een grotere populatie en op een interventionele wijze is noodzakelijk