html5-img
1 / 56

Middeleeuwse ridderepiek

Middeleeuwse ridderepiek. Wat weet je over koning Arthur? Maak een mindmap op het bord en plaats koning Arthur centraal. Koning Arthur. Kijk naar de filmfragmenten en vul op basis daarvan de mindmap op het bord aan. Fragmenten.

ianthe
Download Presentation

Middeleeuwse ridderepiek

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Middeleeuwse ridderepiek

  2. Wat weet je over koning Arthur? Maak een mindmap op het bord en plaats koning Arthur centraal. Koning Arthur

  3. Kijk naar de filmfragmenten en vul op basis daarvan de mindmap op het bord aan. Fragmenten

  4. Lees in je basisboek (p. 19-20) de proloog van Walewein en beantwoord de volgende vragen. Bereid eerst per twee voor. • A. Hoe zijn veel Arthurverhalen bewaard gebleven? • B. Wie is ‘ic’ (r. 4-6)? • C. Wie is ‘jou’ (r.6)? • D. Is Walewein een oorspronkelijk Middelnederlandse roman? Leg uit. • E. Wie wordt er aangeroepen (r. 8) en waarom? • F. Wie is Penninc en hoe weet je dat? • G. Toon aan dat de auteur in de proloog reclame maakt voor zijn verhaal. Walewein (1)

  5. A. Hoe zijn veel Arthurverhalen bewaard gebleven? • Via mondelinge overlevering • B. Wie is ‘ic’ (r. 4-6)? • De (auctoriële) verteller zelf • C. Wie is ‘jou’ (r.6)? • Het publiek of de opdrachtgever (in principe werd middeleeuwse literatuur in opdracht geschreven) • D. Is Walewein een oorspronkelijk Middelnederlandse roman? Leg uit. • Er is een ontkenning van een Franse bron, wat de hypothese van een mondeling overgeleverde oorspronkelijk Middelnederlandse roman staaft. • E. Wie wordt er aangeroepen (r. 8) en waarom? • De engelen uit de hemel, dit is waarschijnlijk een routineonderdeel van een middeleeuwse proloog, maar kan ook een uiting van geloof van de auteur zijn. • F. Wie is Penninc en hoe weet je dat? • Penninc is een van de twee auteurs van het verhaal. • G. Toon aan dat de auteur in de proloog reclame maakt voor zijn verhaal. • Hij blijft herhalen hoe mooi het verhaal is. oplossingen

  6. Middeleeuwse verhalen beginnen met een korte inleiding, een proloog, waarin de auteur reclame maakt voor zijn werk. Je kunt dit vergelijken met een hedendaagse filmtrailer. Proloog

  7. Lees eerst in je basisboek (p. 19-21) de samenvatting van Walewein, daarna de vijf ‘hertaalde’ fragmenten en beantwoord de vragen. • A. Hoe wordt het onmiddellijk duidelijk dat het om fictie gaat? • B. Wat valt op aan de beschrijving van het schaakbord en het kasteel van koning Amoraen? • C. Waarop wijst dat met betrekking tot de sociale klasse waarin het verhaal plaatsvindt? Welke andere voorbeelden vind je daarvan nog? Walewein (2a)

  8. A. Hoe wordt het onmiddellijk duidelijk dat het om fictie gaat? • Door de bijna groteske overdrijvingen (een kasteel met 12 muren, 80 wachters, honderden ridders die Walewein in zijn eentje doodt, een koning zo sterk als 10 000 man) • B. Wat valt op aan de beschrijving van het schaakbord en het kasteel van koning Amoraen? • Er is een grote aandacht voor esthetiek. Zowel het schaakbord als het kasteel zijn voorbeelden van een verfijnde cultuur. • C. Waarop wijst dat met betrekking tot de sociale klasse waarin het verhaal plaatsvindt? Welke andere voorbeelden vind je daarvan nog? • Het verhaal speelt zich af aan het hof tijdens de hoofse periode. Er is aandacht voor schoonheid, wellevendheid, vriendelijkheid. oplossingen

  9. D. Schets aan de hand van de fragmenten een beeld van Walewein en Ysabele. • E. Welke relatie hebben ze en hoe wordt die beschreven? • F. Vergelijk Walewein en de Rode Ridder wat hun omgangsvormen betreft. • G. De ridder is niet toevallig in het rood gekleed. Verklaar. Walewein (2b)

  10. D. Schets aan de hand van de fragmenten een beeld van Walewein en Ysabele. • Ze zijn allebei uitzonderlijk mooi en worden door iedereen bewonderd. Ze kennen geen van beiden hun gelijke. • E. Welke relatie hebben ze en hoe wordt die beschreven? • Ze hebben een passionele liefdesrelatie (bepaald niet platonisch, maar dat wordt niet beschreven). • F. Vergelijk Walewein en de Rode Ridder wat hun omgangsvormen betreft. • Walewein is hoofs, deugdzaam, dapper, een ongeëvenaarde meester in de vechtkunst, maar ook meedogend en vol genade voor een verslagen vijand. De Rode Ridder slaat en mishandelt een mooie jonkvrouw tot bloedens toe; hij is slecht, wreed, onhoofs. • G. De ridder is niet toevallig in het rood gekleed. Verklaar. • Dit heeft te maken met de kleurensymboliek (zie slide). Oplossingen

  11. In middeleeuwse teksten hebben kleuren een symbolische betekenis. • Rood is de kleur van zonde en vernietigend geweld. De duivel wordt dus ook in het rood voorgesteld. • Groen is de kleur van de hoop. • Ook getallen zijn vaak symbolisch. • Verder spelen mysterieuze en magische elementen (een zwevend schaakbord, een toverzwaard) vaak een rol. symboliek

  12. Arthurverhalen zijn meestal opgebouwd volgens een cirkelstructuur. • Er is een toestand van rust en vrede. De samenleving is ordelijk en beheersbaar: de ordo. • Een onverwachte gebeurtenis verstoort de ordo: de manque. • Er is een zoektocht met als doel de manque uit te schakelen: de queeste. Allerlei wonderlijke gebeurtenissen en wezens spelen hierbij een rol. De hindernissen – meestal zijn het er drie – lijken onmogelijk te nemen, maar de held overwint uiteindelijk. • Het herstel van de rust en vrede: de ordo. Cirkelstructuur

  13. Toon aan dat Walewein beantwoordt aan de cirkelstructuur die typerend is voor Arthurverhalen. Welke moderne films ken je die rond dezelfde structuur zijn opgebouwd? Walewein (3)

  14. Toon aan dat Walewein beantwoordt aan de cirkelstructuur die typerend is voor Arthurverhalen. • De beginsituatie aan het hof, tijdens de hofdag, waar de koning en alle leenmannen op hun gemak samenzitten aan de tafel na het eten: ORDO • Het zwevende schaakbord dat de koning in zijn bezit wil krijgen, maar dat weer verdwijnt: MANQUE • De zoektochten van Walewein: drievoudige QUEESTE • De terugkeer van Walewein aan het hof met het schaakbord en Ysabele: ORDO • Welke moderne films ken je die rond dezelfde structuur zijn opgebouwd? • Vb. James Bond, FindingNemo, … oplossingen

  15. Lees thuis het sprookje van ‘De Gouden Vogel’ of ‘De Vuurvogel’. Het volledige sprookje staat op het internet. • http://www.beleven.org/verhaal/de_gouden_vogel • Zoek gelijkenissen met Walewein. • We bespreken de gelijkenissen in de volgende les. Thuis: De gouden vogel

  16. Het Middelnederlands onderscheidt zich van het moderne Nederlands onder andere op het gebied van spelling, morfologieen grammatica. Middelnederlands (1)

  17. De Middelnederlandse spellingwas fonetisch. Men schreef de klank die men hoorde. Omdat er geen eenheidstaal en geen eenheidsspelling was, waren er onder invloed van de dialecten vaak verschillende, streekgebonden spellingen voor één woord. Omdat men het Latijnse woordbeeld gewoon was, schreef men ook in het Middelnederlands veel c’s, q’s en x’en (siecte, quaet, dagelix). Voor lange klinkers gebruikte men meestal e, i of y als tweed eteken (soe, jaer of jair, noyt). Dit kon tot verwarring leiden. Bloetbijvoorbeeld stond voor bloot en bloed. Middelnederlands (2)

  18. Grammaticaalzijn de dubbele negatie (‘Die ghevangenenleidemen vaste daer si niet ne mochten ontgaen’) en de naamvalsvormen (‘Die coninc keerde met groter minnen ende voerde inden casteel binnen’) opvallend. Middelnederlands (3)

  19. Op gebied van morfologiewas het opmerkelijk dat onbeklemtoonde woordjes vaak aan het erop volgende of eraan voorgaande werden vastgeschreven (tkint= het kind, hebdi= heb je). Middelnederlands (4)

  20. Zoek in de proloog van Walewein een paar voorbeelden van de verschijnselen die in de tekst over het Middelnederlands zijn beschreven. Walewein (4)

  21. Spelling: maecte, daer, waecte, … Grammatica: die nemmer mee ne wertbescreven, … Morfologie: hebbik, conticse, twalsche, … oplossingen

  22. Lees de proloog in je basisboek (p. 22) en ‘hertaal’ hem in het hedendaags Nederlands. • Beantwoord de volgende vragen in verband met de tekst uit opdracht 10. • Welke belangrijke informatie verstrekken r.1-2? • Het was van belang dat de middeleeuwse luisteraar zich snel kon oriënteren. Toon aan dat het verhaalbegin daartoe in ruime mate bijdraagt. • Wat verlangt de engel van Karel de Grote? Karel ende Elegast (1)

  23. Ik kan je een betrouwbaar en volstrekt waar verhaal vertellen. Luister ernaar. Het was op een avond dat Karel ging slapen in Ingelheim aan de Rijn. Het hele land was van hem: hij was keizer en tevens koning. Luister – het is wonderlijk maar waar – naar wat de koning daar overkwam (velen weten dat nog wel) in Ingelheim toen hij daar lag te slapen, en voornemens was de volgende dag zijn kroon te dragen en hofdag te houden om zijn roem te vergroten. Terwijl de koning daar lag te slapen werd hij door een engel geroepen. Oplossing proloog

  24. Welke belangrijke informatie verstrekken r.1-2? • Het verhaal dat verteld wordt, is waar. • Het was van belang dat de middeleeuwse luisteraar zich snel kon oriënteren. Toon aan dat het verhaalbegin daartoe in ruime mate bijdraagt. • Je krijgt een antwoord op de vragen wie, waar en wanneer. Het gaat over Karel. De plaatsbepaling wordt duidelijk vermeld, namelijk Ingelheim aan de Rijn. Het speelt zich allemaal af op de vooravond van een hofdag. • Wat verlangt de engel van Karel de Grote? • Karel moet uit stelen gaan. Oplossing vragen

  25. Luisternaar de vijf hertaalde fragmenten uit Karel ende Elegast en beantwoord daarna een aantal vragen. Karel ende Elegast (2)

  26. Hij trok z’n kostbare kleren aan, alsof dat de beste inbrekerskleding was! Het was altijd zijn gewoonte om zijn wapenrusting – de beste die men ooit gezien had – neer te laten leggen bij het bed waarin hij sliep. Toen hij zich bewapend had, liep hij door het paleis; er was geen slot of deur die hem tegenhield, zij stonden allemaal voor hem open: hij kon gaan waar hij maar wilde. Er was niemand die hem zag, want iedereen op de slaapzaal lag vast te slapen, zoals God het wilde. Dit deed hij uit genegenheid voor de koning: zijn hulp stond Karel ter beschikking. Nadat hij de slotbrug gepasseerd was, sloop de koning omzichtig naar de stal. Daar waren namelijk zijn paard en het tuig. Hij aarzelde niet langer; hij zadelde het en ging zitten op zijn prijzenswaardige paard. Toen hij bij de poort kwam aangereden, zag en bemerkte hij dat de wachtloper en de poortwachter er geen besef van hadden dat hun heer met zijn schild zo vlak langs hen kwam. Ze sliepen vast op Gods bevel. De koning steeg af en opende de vergrendelde poort. Hij leidde zijn paard naar buiten, zonder enig lawaai. (vers 133-166) fragment 1

  27. Zwart was de helm en het schild dat hij aan zijn hals droeg. Z’n harnas was prijzenswaardig. Zwart was zijn wapenkleed daaroverheen, zwart was het paard waarop hij zat. Hij kwam via een ongebruikelijke route dwars door het woud gereden. De koning, die hem naderde, sloeg een kruis en was bang. Hij dacht dat het de duivel was, omdat hij zo intens zwart was. Hij vroeg de machtige God om bijstand en hij dacht bij zichzelf: ‘Of me nu kwaad of goed overkomt, ik zal vannacht niet voor hem vluchten; ik zal het avontuur volbrengen. Maar ik weet nu al zeker dat het de duivel is en niemand anders! Als hij bij God zou behoren, zou hij niet zo zwart zijn geweest… man en paard zijn helemaal zwart voor zover ik het kan zien. Ik ben bang dat me onheil boven het hoofd hangt en bid daarom tot God dat Hij ervoor zorgt dat deze man me geen kwaad doet.’ (vers 279-303) fragment 2

  28. ‘Ik zal het u vertellen. De koning heeft zo’n grote schat dat het hem nauwelijks zou schaden als we zouden stelen uit zijn schatkamer.’ Toen de koning gezegd had dat hij bij zichzelf wilde stelen, kon Elegast niet langer zwijgen. Hij zei: ‘Dat moge God me beletten. Er is niemand die me kan overhalen om de koning kwaad te berokkenen. Hoewel hij door valse raadgeving m’n land ontnomen en me verdreven heeft, zal ik voor hem heel mijn leven een betrouwbare vriend zijn zoveel ik kan. En schade breng ik hem vannacht niet toe, want hij is mijn rechtmatige heer. Zou ik hem iets anders dan eer geven, zou ik me voor God moeten schamen’. (vers 612-630) fragment 3

  29. Ze drong zo lang aan dat hij daar begon te vertellen dat hij de dood van haar broer had gezworen. Allen die daaraan mochten meehelpen zouden binnenkort samenkomen. Hij begon ze op te noemen, hoe ze heetten en wie ze waren die de koning naar het leven stonden. Elegast hoorde dit alles en bewaarde het in zijn hart. Hij vroeg zich af hoe hij deze misdadige moordplannen bekend zou maken. Toen de vrouw dit hoorde, antwoordde ze op deze woorden en zei: ‘Ik zou veel liever zien dat men u zou ophangen dan dat ik dat zal toestaan.’ Meteen sloeg Eggeric zijn vrouw op haar neus en mond, zodat onmiddellijk het bloed uit haar neus en mond begon te lopen. Ze ging overeind zitten en stak haar gezicht over de rand van het bed. Elegast zag het gebeuren en kroop er zachtjes naar toe. In zijn rechter handschoen ving hij het bloed van de vrouw op, omdat hij het wilde laten zien aan degene die het de koning zou voorleggen, zodat deze op zijn hoede zou zijn. (vers 893-922) fragment 4

  30. Toen ontbrandde er een gevecht dat tot lang na vespertijd duurde. Geen van de aanwezigen had ooit zo’n verschrikkelijk gevecht gezien. De klappen waren vreselijk, hun helmen leken wel in brand te staan van de vonken die er vanaf vlogen. Het was een gevecht tussen twee hertogen. Al was Elegast de smaad overkomen dat hij z’n land was kwijtgeraakt, hij was nog steeds hertog. Toen sprak Karel, de koning van Frankrijk: ‘God wilt U omdat U dat kunt, aan deze strijd en aan dit lange gevecht naar recht en billijkheid een einde maken.’ Elegast bezat een zwaard dat z’n gewicht in rood goudpoeder waard was en dat ieder man die in gevaar verkeerde van pas kwam. De koning had het hem gegeven. Elegast hief het op en bracht zo’n verschrikkelijke slag toe – met de hulp van God en door het gebed dat de koning voor Elegast had uitgesproken – dat hij Eggeric van het grootste deel van z’n hoofd beroofde zodat hij dood uit het zadel tuimelde. fragment 5 (deel 1)

  31. De koning zag dit en zei: ‘Genadige God in de hemel, ik kan U met recht in hoge mate lof zeggen om dat U mij zoveel eer bewijst. Degenen die U dienen, zijn wijs. Wilt U allen helpen en raad geven die U om genade vragen.’ Nu zal ik er een eind aan maken: men sleepte Eggeric naar de galg en hing hem op; dit gebeurde ook met ander verraders, geen losgeld of smeekbede hielp. Elegast werd in ere hersteld. Hiervoor dankte hij God, onze Heer. De koning gaf hem Eggerics vrouw. Ze beleven hun hele leven bij elkaar. Moge God op deze manier al onze problemen voor onze dood tot een goed einde brengen. Moge de Hemelse Vader ons dat geven. Laat iedereen dit nu beamen. (vers 1365-1414) fragment 5 (deel 2)

  32. Beantwoord de volgende vragen. • Wat is de rol van God in dit verhaal? Geef drie verschillende concrete voorbeelden. • Waar is er sprake van kleurensymboliek? Waarmee wordt de kleur geassocieerd en waaruit leid je dat af? • Geef een zo volledig mogelijke beschrijving van de evolutie die Karel doormaakt. • Ga de gemoedstoestand na van Karel aan het hof en in het woud. Welke symbolische waarde hadden deze twee ruimtes in de middeleeuwen? • Bespreek de relatie tussen Karel en Elegast aan de hand van de fragmenten. • Illustreer de positie van de vrouw aan de hand van twee gebeurtenissen in het verhaal. Karel ende elegast (3)

  33. Wat is de rol van God in dit verhaal? Geef drie verschillende concrete voorbeelden. • God zorgt ervoor dat de wachters slapen, Karel vraagt God hem te beschermen tegen Elegast, Karel roept Gods hulp in bij het laatste gevecht. • Waar is er sprake van kleurensymboliek? Waarmee wordt de kleur geassocieerd en waaruit leid je dat af? • Elegast is helemaal in het zwart gekleed en Karel ziet daarom in hem de duivel, iemand die hij niet kan vertrouwen. • Geef een zo volledig mogelijke beschrijving van de evolutie die Karel doormaakt. • Karel twijfelt in het begin aan de opdracht. Daarna gaat hij toch uit stelen, maar hij blijft onzeker. Wanneer hij merkt waarom hij op pad gestuurd is, neemt hij weer het heft in handen. Hij merkt ook dat Elegast eigenlijk een trouwe leenman is. Oplossingen (1)

  34. Ga de gemoedstoestand na van Karel aan het hof en in het woud. Welke symbolische waarde hadden deze twee ruimtes in de middeleeuwen? • In het woud is Karel onzeker, maar aan het hof is hij de echte keizer, daar heeft hij alles onder controle. Het woud stond voor het onzekere en het dreigende in de ME, het hof was een veilige plaats. • Bespreek de relatie tussen Karel en Elegast aan de hand van de fragmenten. • Elegast en Karel zijn in het begin onbekenden voor elkaar, waardoor er vijandigheid tussen de twee bestaat. Dan ontdekt Karel dat het om Elegast gaat en dat die weigert te gaan stelen bij de Keizer. Zo ontstaat een vertrouwensrelatie. Uiteindelijk wordt Elegast volledig in ere hersteld en krijgt hij zelfs als beloning Eggerics vrouw, de zus van Karel. • Illustreer de positie van de vrouw aan de hand van twee gebeurtenissen in het verhaal. • De vrouw heeft een onbeduidende positie. Eggeric slaat zijn vrouw een bloedneus. Karel geeft zijn zus op het einde van het verhaal zomaar weg. Oplossingen (2)

  35. Lees in je basisboek (p. 21-22) de samenvatting van Karel ende Elegast en toon aan dat je, net zoals in Walewein, ook hier de cirkelstructuur terugvindt. Karel ende Elegast (4)

  36. ORDO: door het begin ‘in mediasres’ krijgen we geen uitgebreide beschrijving MANQUE: de orde wordt verstoord door de boodschap van de engel. QUEESTE: Karel gaat uit stelen en ontdekt het complot. ORDO: Elegasten Eggeric vechten het duel uit waarbij Elegast overwint met Gods hulp. oplossing

  37. In de twaalfde eeuw nemen in West-Europa zowel bevolking als welvaart flink in omvang toe. Een van de gevolgen hiervan is dat de bovenlaag van de bevolking, de adel, meer tijd heeft om zich met de aangename zaken van het leven bezig te houden. Tijdens de kruistochten raken velen onder de indruk van de Arabische cultuur, waar de kunst van het levensgenieten veel verder ontwikkeld was dan in Europa. Vanaf die tijd begint zich, het eerst aan de Franse hoven, een ‘hoofse’ (van het hof) cultuur te ontwikkelen. Ons woord ‘hoffelijk’ is daarvan afgeleid. Hoofsheid (1)

  38. Deze hoofsheid, begonnen als gecultiveerde omgangsvormen binnen de adellijke elite, wordt al snel de norm in bredere lagen van de middeleeuwse samenleving: je hoort je medemens met respectvolle gemanierdheid tegemoet te treden, je laat de ander in zijn waarde en plaatst hem niet voor onaangename verrassingen. Je bent wellevend, galant en je beheerst je driften en impulsen, kortom: je bent hoofs. Hoofsheid (2)

  39. De literatuur speelt een belangrijke rol in de hoofse cultuur. Het schrijven en voordragen van liederen en gedichten over de liefde geeft blijk van grote beschaving. Luisteren naar ridderverhalen is een geliefd tijdverdrijf van hoofse edelen en algauw ook van burgers, die zich aan hen spiegelen. In veel van die verhalen laten de helden zien hoe het hoort volgens de hoofse regels, terwijl de schurken zich juist onhoofs gedragen. Hoofsheid (3)

  40. In de hoofse ridderwereld zijn ridders niet alleen dappere vechtersbazen, maar ook voorbeeldige minnaars. Ze brengen op aangename wijze hun vrije tijd door, ze genieten samen met elegante vrouwen van muziek, wijn, gezelschapsspelen en van de liefde. In het echte leven was dit alleen weggelegd voor wie tijd en geld hadden: zij konden hoofs eten, dansen, converseren en zich smaakvol en kostbaar kleden. Zij namen een voorbeeld aan de helden uit de hoofse verhalen. Hoofsheid (4)

  41. Lees de tekst over hoofsheid. Zou je Walewein en Karel ende Elegast hoofs noemen of niet? Bewijs dit voor de volgende onderdelen: Wat is je conclusie? Hoofsheid (1)

  42. Conclusie: • In de hoofse roman vind je zowel hoofse als onhoofse elementen. • In de niet-hoofse roman zijn er soms ook elementen die je hoofs zou kunnen noemen.

  43. Luisternaar Willem Kuiper. Hij bespreekt het waarheidsgehalte van Karel ende Elegast. Welke elementen zijn volgens hem realistisch en welke zijn eerder te betwijfelen? Waar of niet? (1)

  44. Ongeloofwaardig: • Het verschijnen van de engel; • Karel die uit stelen moet gaan; • Alle wachters die liggen te slapen aan het paleis; • Het toverkruid om de dieren te verstaan; • God die beslist wie wint in het godsgericht. • Geloofwaardig: • Karel die een hofdag houdt; • Karel die niet behendig is in het stelen; • Het complot tegen een keizer; • Het tweegevecht Oplossing

  45. Bekijk het fragment uit “The quest for King Arthur” en beantwoord de vragen. • A. Welke verklaring geeft de film voor de naam Arthur? • B. Welke twee elementen vormen de basis van de literaire Arthur? • C. Hoe wordt de populariteit van de verhalen rond Arthur en zijn ridders verklaard? • D. In welke eeuw werden de Arthurverhalen populair en in welke eeuw spelen ze zich af? • E. Is er helemaal niets waar van de Arthurverhalen? Leg uit. Waar of niet? (2)

  46. A. Welke verklaring geeft de film voor de naam Arthur? • Arthur zou van het Keltisch woord voor beer afstammen. • B. Welke twee elementen vormen de basis van de literaire Arthur? • Het samengaan van oude geschiedenis en moderne ridderlijkheid. • C. Hoe wordt de populariteit van de verhalen rond Arthur en zijn ridders verklaard? • Hij was een held. De overwinning van de Saksen wordt aan hem toegeschreven. Hij bracht vrede en welvaart. Hij creëerde een ideale en rechtvaardige samenleving. Hij werd een rolmodel, toonbeeld van ridderlijkheid aan de middeleeuwse vorstenhoven. • D. In welke eeuw werden de Arthurverhalen populair en in welke eeuw spelen ze zich af? • De Arthurverhalen werden populair in de twaalfde eeuw, maar spelen zich af in de zesde eeuw. • E. Is er helemaal niets waar van de Arthurverhalen? Leg uit. • Er zal wel een historische figuur geweest zijn die rust bij de Britten bracht, maar pas later werden alle heldendaden toegedicht aan een legendarische figuur Arthur (epische concentratie). oplossingen

  47. Karelromans zijn anders dan Arthurromans. Hoofse liefde komt in Karelromans niet voor en er is evenmin sprake van een queeste. Arthurromans zijn pure fantasie, maar Karelromans bevatten altijd een historische kern. Alleen al het feit dat ze rond de historische figuur van Karel de Grote opgebouwd zijn, maakt ze iets meer reëel. Karelromans en Arthurromans

  48. In de middeleeuwen werden verhalen niet gelezen. Er was een orale vertelcultuur. Verhalen werden generatie op generatie doorverteld. Aanpassingen en ‘aandikking’ van de oorspronkelijke verhalen in de loop der eeuwen zijn dus zeer normaal. Het is een bekend literair verschijnsel dat bepaalde gebeurtenissen waarmee een beroemd persoon niets te maken had, toch aan hem worden toegeschreven. Dit noem je epische concentratie. Orale vertelcultuur

  49. Luister naar het fragment over de middeleeuwse maatschappij. Beantwoord daarna de vragen. • A. Wat was de functie van de ridderverhalen? • B. Hoe zag de feodale piramide eruit? • C. Waarvoor zorgde de laagste klasse? Wat kreeg ze in ruil? • D. Leg het begrip vazaliteit uit. De middeleeuwse maatschappij

More Related