1 / 22

Oppositioneel opstandig en antisociaal gedrag bij pubers

Lien Bouttelgier. Oppositioneel opstandig en antisociaal gedrag bij pubers. Inhoudstabel. Wat is dit? 3-5 Ontstaan van het gedrag 6-7 Ontwikkeling van het gedrag 8-9 Fasenmodel van Patterson 10-15 Diagnose stellen 16 Hoe moet men dit aanpakken 17-22. Wat is dit?.

herman
Download Presentation

Oppositioneel opstandig en antisociaal gedrag bij pubers

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Lien Bouttelgier Oppositioneel opstandig en antisociaal gedrag bij pubers

  2. Inhoudstabel • Wat is dit? 3-5 • Ontstaan van het gedrag 6-7 • Ontwikkeling van het gedrag 8-9 • Fasenmodel van Patterson 10-15 • Diagnose stellen 16 • Hoe moet men dit aanpakken 17-22

  3. Wat is dit? • Allerlei concrete gedragingen ≠ rebellerend gedrag van jongeren • Externaliserende gedragsproblematiek = de jongere heeft er zelf weinig last van maar het is storend voor de omgeving. • Ernst: • Frequentie • Duur • Omvang • Gevolgen

  4. Wat is dit? (2) • Antisociaal gedrag = • Grondrechten schenden van anderen • Sociale normen overschrijden • Pesten • Spijbelen • Vernielen • Diefstal plegen • Van huis weglopen

  5. Wat is dit? (3) • Oppositioneel opstandig gedrag = • Mildere vorm van antisociaal gedrag • Negativistisch, vijandelijk en ongehoorzaam gedrag • Uitdagend gedrag vertonen op school • Ongehoorzaam gedrag • Gebruik van softdrugs •  Het gaat hier om gedrag dat zonder behandeling langdurige gevolgen kan hebben voor het individu en de maatschappij

  6. Ontstaan van het gedrag • Ontstaat op jonge leeftijd, zelden op latere • Geen eenduidige oorzaak: • Kindfactoren: • Intelligentie • Geslacht • Temperament • Cognitieve, sociale en probleemoplossingvaardigheden • Ouderfactoren: • Opvoedkundig gedrag • Eigen opvoedingsgeschiedenis • Persoonlijkheid en vitaliteit

  7. Ontstaan van het gedrag (2) • Gezinsfactoren: • Relaties tussen subsystemen ( partners onder elkaar) • Hechtheid tussen ouder en kind • Gezinsorganisatie • Gezinscultuur • Gezinsdynamiek • Omgevings- of contextfactoren: • Uitstoting van de peergroup • Aanwezigheid in de buurt van een delinquente groep waar ze zich kunnen aansluiten • Socio-economische status

  8. Ontwikkeling van het gedrag • Onderscheid maken d.m.v. leeftijdsgroepen: • Vroege starters: • Voor de adolescentie • Haast onmogelijk behandelend gedrag • Sprake van een jarenlang verstoord evenwicht tussen de risicofactoren en de beschermende factoren • Evolutie naar een chronisch psychiatrische problematiek of chronische delinquentie •  Fasenmodel van Patterson

  9. Ontwikkeling van het gedrag (2) • Late starters: • Na de leeftijd van 12 en 13 jaar • De balans van risicofactoren en beschermende factoren is relatief in balans • Hebben positieve bagage opgebouwd • Doorzettingsvermogen • Sociale vaardigheden • Veel kans om vroeg uit het proces te stappen met behandeling

  10. Fasenmodel van Patterson • Het probleemgedrag begint reeds in de kleutertijd maar het gedrag uit zich anders • Factor ouderlijk opvoedkundig gedrag staat centraal • Basis van het fasenmodel: wederzijdse dwang • 2 actoren in het proces: • De ouder • Het gedrag van het kind

  11. Fasenmodel van Patterson (2) • Stap 1: • Ouder stelt aversief gedrag tegenover het kind • Stap 2: • Het kind reageert op aversieve wijze • Stap 3: • Ouder stopt de aversieve reactie • Stap 4: • Het kind stopt de aversieve reactie

  12. Fasenmodel van Patterson (3) Voorbeeld: De ouder heeft een opdracht aan het kind maar het kind heeft geen zin om deze te vervullen dus begint het kind te huilen, schreeuwt hij/zij of het kind krijgt zelfs een driftbui. De ouder wilt dat het stopt dus trekt hij zijn opdracht terug in zodat het kind stopt met huilen,… Dit zorgt voor een negatieve bekrachtiging.

  13. Fasenmodel van Patterson (4) • Problematisch als het patroon een exclusieve omgangsvorm wordt. • Ouders voelen zich moe en machteloos • Verliest controle over het kind en rolomkering ontstaat: “The child runs the family”

  14. Fasenmodel van Patterson (5) • 5 à 6 jaar: • Gebrek aan frustratietolerantie en doorzettingsvermogen • Vrij snel uitgesloten door anderen • Onvoldoende sociale vaardigheden • Gaat moeilijk om met negatieve feedback van leerkrachten  confrontatie met mislukkingen op school

  15. Fasenmodel van Patterson (6) • 12 tot 18 jaar: • Gaat het verder bergafwaarts • Relatie met ouders negatief • Brengen meeste tijd door met leeftijdsgenoten die hetzelfde meemaken • Pubers stimuleren elkaar • Laag zelfconcept, uitzichtloosheid • Volwassenheid: • Algemene beperkte sociale integratie • Verhoogde kans in contact te komen met gerechtelijke en psychiatrische instanties

  16. Diagnose stellen • De hulpverlener verzamelt informatie bij verschillende personen in verschillende settings (thuis, op school). • Men moet nauwgezet te werk gaan • Heeft individuele begeleiding nodig

  17. Hoe moet men dit aanpakken? • Belangstelling en betrokkenheid: • Pubers hebben behoefte aan belangstelling en betrokkenheid van hun ouders of leerkrachten ook al laten ze dit niet altijd blijken • Hulp bieden: • Het storend gedrag markeert soms de behoefte aan hulp. • Men biedt te weinig hulp en structuur • Meestal kan een puber iets niet en gaat hij daardoor agressief reageren omdat het ‘weeral’ niet lukt

  18. Hoe moet men dit aanpakken? (2) • Grenzen stellen: • Maakt duidelijk wat kan, wat niet kan en wat moet • Moeten de gevolgen kennen als men de afspraken niet naleeft • Ouders, leerkrachten en hulpverleners moeten op dezelfde lijn zitten • Onderhandelen: • = overleggen met de puber om zo tot een oplossing te komen die voor allen werkt. • Volwassene draagt de eindverantwoordelijkheid

  19. Hoe moet men dit aanpakken? (3) • Grenzen bewaken: sanctioneren • Gedrag wordt beïnvloed door de gevolgen: • Bekrachtiging • Straf • Soorten bekrachtiging of straf: • Belonen: positief gedrag bekrachtigen • Negatief gedrag trachten te verminderen • Straffen • Negeren • Apart zetten ( time – out )

  20. Hoe moet men dit aanpakken? (4) • Bij crisis: eerst doen, dan reflecteren: • Hoe sneller men ingrijpt, hoe minder drastisch dit moet gebeuren • Gepaste basishouding aannemen in een crisis: • De jongere altijd serieus nemen • Onderscheid maken tussen gedrag en persoon • De eigenwaarde van de jongere respecteren • De jongere geen gezichtsverlies laten lijden door betrokkenheid en interesse te tonen • Eigen emoties onder controle houden

  21. Hoe moet men dit aanpakken? (5) • Strategie van het vermijden: • ‘Het gevecht om de macht’: veroorzaakt veel gedragsproblemen • De jongere wil niet verliezen van de ander •  Het gevecht tijdelijk vermijden (vermijdingsstrategie) • Werkt het best wanneer het conflict niet aan de top is • Strategie van het confronteren: • Op een assertieve manier de jongeren confronteren met zijn of haar gedrag zonder dat de jongere gezichtsverlies lijdt • Geen negatie van negatief gedrag maar regels opstellen

  22. Hoe moet men dit aanpakken? (6) • Strategie van het deëscaleren: • Laten merken aan de jongeren dat je luistert en hem serieus neemt • De jongere de kans geven om emotioneel stoom te kunnen afblazen • Nadat de emoties gekoeld zijn kan men een inhoudelijk gesprek voeren • Reageren na de storm

More Related