De invloed van het kinderdagverblijf op voeding en beweging.

1. De invloed van het kinderdagverblijf op voeding en beweging.

2. Vele kinderen zijn te dik. • Kinderdag verbijven hebben invloed op wat de kinderen eten. • De begeleiders sporen dan ook aan de ouders te stimuleren voor gezond gedrag van hun kind. • Overgewicht bij jonge kinderen: - 2010 wereldwijd 42 miljoen kinderen jonger dan 5 Jaar te dik.

3. In nederland is overgewicht bij kinderen een groeiend probeem. • Het percentage is dan ook verdubbeld tussen 1980 en 2003 van 5,2% naar 12,8%. • Bij 5-jarige jongens van 8,6% naar 17,5%. • Overgewicht = positieve energiebalans - de energie iname is groter dan het verbruik. • Er moet een betere combinatie zijn tussen de voeding en de beweging.

4. De rol van het kinderdagverblijf. • Veel kinderen gaan een deel van de week naar kinderdagverblijven • In europa : - 1 op de 4 baby’s • In nederland : - kinderen onder de 4 jaar tussen 2006 en 2008 van 34% naar 39%.

5. De vraag is waarom die kinderen naar het verblijf gaan? • Er zijn 2 mogelijkheden : 1. naarmate dat de ouders veel moeten gaan werken. Sturen ze hun kind naar een kinderdagverblijf. Waardoor de voeding aan de verblijven overgelaten worden. 2. Dat erop het kinderdagverbijf factoren zijn die de ontwikkeling van overgewicht bij het kind beïnvloeden.

6. Voedingsonderzoek • Er zijn niet veel kinderen die ongezond eten buiten een paar uitzonderingen. • Eetstructuur : - in de morgen fruit - tijdens de lunch boterhammen - in de middag koekjes • De medewerkers eten mee met de kinderen en eten ook meestal hetzelfde.

7. Ieder kind werd aangespoord meer te eten dan dat het zelf wou. • Er werd niet veel gesproken over gezonde voeding. • Medewerkers moeten het goede voorbeeld geven. • Door het slechte voorbeeld namen de kinderen zelf de ongezonde voeding.

8. Tot slot : - de kinderen aten iedere dag gezondere voeding dan de opvoeders zelf.

9. Beweging. • Kinderen bleken voor een deel inactief te zijn. • ze stonden gewoon. • ze zaten gewoon op een stoel. • of ze lagen in een zetel of op een bed.

10. Binnenshuis bleken de kinderen zelden lichaamelijk actief te zijn. • Buitenshuis zijn de kinderen actiever, 1 op 3 waren nog inactief. • Kinderen zijn minder actief als ze in een grotere groep moeten werken. • Ook de speelruimte eek en grote invloed te hebben op de activiteit van de kinderen.