1 / 29

www.delenisvermenigvuldigen.org

www.delenisvermenigvuldigen.org. Onderzoek door Wilco Roobol in het kader van de opleiding Master of Education Uva , Cna en HvA . Leiden, juni 2013 . Het Domino effect .

garran
Download Presentation

www.delenisvermenigvuldigen.org

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. www.delenisvermenigvuldigen.org

  2. Onderzoek door Wilco Roobol in het kader van de opleiding Master of EducationUva, Cna en HvA. Leiden, juni 2013 Het Domino effect

  3. In een mixed-methods design is gezocht naar verklaringen voor de dalende trend in aanwezigheid bij de verschillende schoolsoorten vavoleerlingen. • Kwantitatieve technieken (gesloten vragenlijsten over de beleving van de school). Relatief negatieve schoolbeleving heeft m.n. te wijten aan argumenten die met de school te maken hebben. • Kwalitatieve technieken: semi gestructureerde interviews en observatie. Triangulatie. • Het conceptueel model stuurt aan op de factor zelfbeleving van leerlingen als veroorzaker van afwezigheid. Onderzoeksmethode

  4. In hoeverre zijn persoonlijke-, omgevings- en schoolfactoren van invloed op een dalende trend in de aanwezigheid van de vavo leerlingen op het Boerhaave College en hoe kan het Boerhaave College de aanwezigheid van de leerlingen in de lessen vergroten? Onderzoeksvraag en conceptueel model

  5. Wordle van het analyseplan

  6. Uit gesprekken met de verzuimmedewerker van het Rbl/Rmc bleek dat leerlingen met veel verzuim en slechte cijfers, veelal geen of sporadisch contact met hun mentor hebben gehad. “Er dient meer begeleiding van mentoren te komen”. Dit blijkt tevens uit interviews met vrijwel alle betrokkenen (stakeholders). Mentoren dienen leerlingen aan te spreken, te bellen en contact te hebben. De docent is er niet alleen voor hun vak, er dient ook aandacht te zijn voor de menselijke kant (Winsemius, 2009). Dubbel negatief effect

  7. Uit het kwalitatieve onderzoek bleek bij alle actoren dat schoolverzuim onvoldoende door de school wordt onderkend en docenten onderschatten de problematiek en maken zich pas zorgen als een leerling langere periodes afwezig is(Liere, 2011). “Verzuim speerpunt beleid 2011-2012”.

  8. In 2012-2013 is de zgn. 80% aanwezigheidsregel afgeschaft Ouders kunnen vanaf 2013-2014 via internet ook cijfers, presentie en het rooster zien. Docenten melden zichzelf op tijd ziek en stellen zelf hun klas op de hoogte. De contacten met de uitbestedende scholen zijn geïntensiveerd (warme overdracht). Overige gevolgen van het onderzoek

  9. Informatieprobleem

  10. Redeneerketen

  11. In 2011-2012 zijn er 50 leerlingen aan het einde van het schooljaar gemeld bij het Rbl en het Rmc omdat zij erg veel verzuim hadden (meer dan 60% verzuim en ook slechte cijfers). Ze waren voor het vavo ongrijpbaar en bij de mentor veelal onbekend. Het domino effect speelde hen parten. Dat werd in 2012-2013 grotendeels voorkomen: hetdomino effect. • In 2012-2013 waren t.g.v. het nieuwe mentoraat slechts vijf leerlingen ‘ongrijpbaar’ en vertoonden relatief veel verzuim. Resultaten van de interventie

  12. In 2011-2012 was meer dan 20% van de leerling populatie uit beeld van de mentor en veelal ook van de school. In 2011-2012 werden er amper mentorgesprekken gehouden die formeel werden vastgelegd. In 2012-2013 zien 24 van de 30 docenten het nut van gesprekken in en leggen die ook centraal vast. Terwijl docenten eerder aangaven daar geen tijd voor te hebben. Voortijdig schoolverlaters worden nu ook eerder uitgeschreven. Er is meer grip op de doelgroep (Bron: Rbl, Rmc, studiedag docenten). Resultaten

  13. Zwaar spijbelen is vooral een signaal dat leerlingen in de gevarenzone zijn beland (Braat, 2010). Spijbelen is bij hen onderdeel van een afglijproces waarbij de motivatie, inzet van het huiswerk en betrokkenheid bij de school steeds verder afnemen (Braat, 2010). Het bevestigt spijbelaars in hun gevoel dat de school niet in hen is geïnteresseerd (Braat, 2010). Het feit dat het vavo nu ook sterker betrokken is bij voor de wet meerderjarige leerlingen is een grote winst en kan voor het gehele Mbo van meerwaarde zijn. Vavo: 18 jaar en volwassenheid ?

  14. Er zijn significant minder Rbl en Rmc meldingen geweest: 2011-2012 : 70 meldingen en in 2012-2013 : 19 meldingen. Deze meldingen waren tijdig. • Tijdsbesparing: leerlingen die in het afglijproces geraken hebben de neiging zich vaak te verstoppen en ze kosten de school in verhouding erg veel tijd en energie (en geld). Docenten klagen amper meer over tekort aan tijd voor het mentoraat. • Fouten van de school zelf worden eerder verbeterd en er is een sterkere interne controle (bij intake, na intake, tijdens rapportvergaderingen wordt presentie gekoppeld aan cijfers in het kader van het domino effect). • Slechte schoolprestaties zijn een belangrijke risicofactor voor ongeoorloofd schoolverzuim (Ponte & van Veen, 1994). • Er is geen bestandsvervuiling meer Overige resultaten

  15. Resultaten in relatie tot hoofdvraag

  16. Tijdens de studiedag in mei 2013 bleek dat er meer draagvlak is ontstaan. Docenten leren meer van elkaar en kennis in de school wordt meer benut. Op deze wijze kunnen docenten ervaringsleren en tevens van elkaar leren (Den Boer, 2012). De betrokkenheid is toegenomen en dat uit zich m.n. tijdens rapportvergaderingen (alle docenten aanwezig en ook qua gesprekken over leerlingen want die staan nu centraler dan sec hun cijfers). De kennis in de school wordt meer benut, “lesgeven is inderdaad meer dan solo de eigen les geven aldus een collega” en dat besef is meer ontstaan. Neveneffecten

  17. Voor aanvang van het schooljaar worden fouten en onvolkomenheden eerder verbeterd door de school . Tijdens het proces is er veel meer grip op de gedifferentieerde doelgroep en het domino effect wordt sneller voorkomen. De docent is een sturende coach (Jolles, 2011) (Marzano & Miedema, 2011). De mentoren rol wordt ook bevestigd in andere literatuur (Slooter & Slooter, 2010), (Fiddelaers-Jaspers & Zuylen, 1999). VSV wordt eerder gesignaleerd. Niemand is vrijwel meer van niemand (Winsemius, 2009) Vsv wordt eerder toegeleid naar het Mbo of uitgeschreven. Samenvattend

  18. Naast het aanstellen van mentoren is het gedrag van die mentoren en docenten eveneens van groot belang (Vos, 2009), (Hoorn, 2012), (Uden, Pieters, & Ritzen, 2011). Interessant is het om te kijken hoe mentoren met metacognitie en ‘leren leren’ kunnen omgaan. Voor docenten bleek dit tijdens de laatste studiedag ook nog onbekend gebied. Structurele aandacht voor pedagogisch- en didactisch beleid blijft belangrijk (Slooter & Slooter, 2010) (Marzano & Miedema, 2011) Aanbevelingen

  19. Aanbeveling: ROC brede training • Beleving is voor een groot deel emotie. Leerlingen die zich verbonden voelen en betrokken voelen hebben minder kans om uit te vallen. Hierbij is een goede relatie met de docent/mentor zeer belangrijk. Het beste is ook om scholen kleiner te organiseren. (Volman, 2011). Uniforme mentortraining voor het gehele ROC zal volgen, “hoe kan de mentor de leerling zelf laten fietsen i.p.v. op de bagagedrager mee te nemen”. Leren fietsen

  20. Daarnaast kan er binnen een oorzaakgerichte benadering op lange termijn een offensieve strategie ontwikkeld worden: ‘iemand die een school voldoende interessant vindt, zal veel minder snel in de verleiding komen om tijdens schooluren afwezig te zijn. Leerlingen die zich lekker voelen in de klas, komen ook vaker naar de les (Volman, 2011). M.a.w. Het groepsdynamische proces onderzoeken. Een offensieve strategie

  21. Elffers (2011) maakt het plaatje compleet: “Een succesvolle start in de school hangt sterk af van de ervaringen die studenten hebben in hun nieuwe onderwijsomgeving. Prettige contacten met docenten en medestudenten, en het ervaren van een goede aansluiting met de school en opleiding bevorderen de emotionele en gedragsmatige betrokkenheid op school” (Elffers, 2011). Vanaf 2013-2014 geven mentoren de rondleiding en geven de leerlingen de nieuwe informatie voor een succesvolle start van het schooljaar. Een succesvolle start van 2013-2014

  22. nb1 kalenderweek 42 geen les i.v.m. herfstvakantie nb2 kalenderweek 43 en 6 geen aan-/afwezigheid i.v.m. toetsweek VAVO 2011-2012, aan-/afwezigheid per afdeling per week: ‘de dalende lijn van aanwezigheid’

  23. Dalende aanwezigheid 2011-2012 vavo

  24. Geoorloofd verzuim 2011-2012

  25. VAVO 2012-2013, aan-/afwezigheid per afdeling per week

  26. Dalende aanwezigheid 2012-2013 vavo

  27. Geoorloofd verzuim 2012-2013

  28. Metingen zijn niet zuiver in verband met parallel lopende interventies: minder kans op het maken van een her- en inhaaltoets in 2012-2013 dan het jaar ervoor bijvoorbeeld, terwijl belonen het meest effectieve middel om gedrag te veranderen (Rietdijk, 2009) (Poiesz, 1999). Geoorloofde verzuim is significant toegenomen: leerlingen hebben zich vaker formeel ziek gemeld. Voorheen was van de afwezigen 20% ziekgemeld en 80% met onbekende reden. De dalende lijn van aanwezigheid

  29. Braat, M. (2009). Beschermende en risicofactoren voor schoolverzuim. Utrecht: Nederlands jeugdinstituut. Elffers, L. (2011). The transition to pos doc-secondary vocational education: students' entrance, experiences, and attainment. Enschede: Ipskamp Drukkers B.V. Fiddelaers-Jaspers, M.J.M.; Zuylen, J.G.G. (1999). Mentoraat in het studiehuis, geïntegreerde leerlingbegeleiding in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Tilburg: MesoConsult B.V. Hoorn, M. v. (2012). Binden en betrekken; bevorderen van studiesucces.Amsterdam: CNA. Jolles, J. (2011). Ellis en het verbreinen. Amsterdam: Neuropsych Publishers. Lecoutere, K. (1998). Spijbelen, wie helpt ? Leuven: Garant. Liere, A. v. (2011). Onderzoek naar Schoolverzuim van Leerlingen in het Voortgezet Onderwijs. Heerlen: Open universiteit Nederland. Ponte, P., & Veen, A. V. (1994). Intensieve leerlingbegeleiding, schoolstrategieën in het VO. Leuven: Garant. Slooter, M., & Slooter, M. (2010). De vijf rollen van de leraar. Amersfoort: CPS Uitgeverij Veen, D. v., & Bedrowski, Z. (2000). Preventie van Schoolverzuim en Zorg voor Risicoleerlingen. Leuven-Apeldoorn: Garant. Vos, B. (2009). Invloed van inter-persoonlijk leraarsgedrag, student- en studiekenmerken op motivatie van hogeschoolstudenten. Utrecht: Universiteit Utrecht. Winsemius, P. (2009, januari 26). Speciale scholen voor probleemkinderen. (T. Kleijn, Interviewer) Utrecht, Utrecht, Nederland. Bibliografie

More Related