E N D
1. Ontwikkelingsgeografien Kernthemas in de sociale geografie
30 oktober 2008
Ton Dietz
2. Ontwikkelingsgeografen aan de UvA Gentegreerd met International Development Studies
Prof dr Isa Baud, ontwikkelingssociologe, urbane problematiek ontwikkelingslanden, m.n. India
Prof. Dr Ton Dietz, ontwikkelingsgeograaf, rurale problematiek, milieu, m.n. Afrika en Azie
Dr Johan Post, ontwikkelingsplanoloog, vooral stedelijk, Afrika (nu onderwijsdirecteur)
Prof. Dr Michiel Baud, historicus, Latijns Amerika, ook directeur Cedla
Dr Michaela Hordijk, ontwikkelingsgeografe, Latijns Amerika, stedelijk
Dr Mario Novelli, onderwijskundige, Latijns Amerika, onderwijs en conflict
3. Ontwikkelingsstudies aan de UvA vervolg Dr Fred Zaal, ontwikkelingsgeograaf, ruraal milieu, veehouders, Afrika
Dr Maarten Bavinck, antropoloog, maritieme vraagstukken, visserij, India
Drs Margriet Poppema, onderwijskundige, onderwijs en ontwikkeling, Latijns Amerika
Dr Olga Nieuwenhuys: antropologe, kinderen en ontwikkeling, kinderarbeid, India
Dr Valentina Mazzucato: cultureel econome, migratievraagstukken, transnationaliteit
Dr Mirjam Ros-Tonen: ontwikkelingsgeografe, tropische bossen
Dr Antoni Verger: onderwijskundige, Latijns Amerika
Dr Jacobijn Olthof: antropologe, kinderrechten
5. Onderzoek en studentenveldwerk Overal op de wereld Maar vooral in:
Afrika: Kenia, Tanzania, Ghana, Zuid Afrika, Burkina Faso
Azie: India, Sri Lanka, Indonesie
Latijns Amerika: Peru, Suriname
En veel samen met onderzoekers en studenten uit de ontwikkelingslanden zelf.
7. Landelijk Ontwikkelingsgeografieen
In Utrecht: Prof. Dr Annelies Zoomers en staf
In Nijmegen: Dr Ton van Naerssen, Dr Lothar Smith
In Groningen: Dr Peter Druyven en Prof. Dr Peter Ho
In Leiden, bij het Afrika Studie Centrum: Prof. Dr Leo de Haan (directeur), Dr Marcel Rutten, Dr Dick Foeken
In Leiden bij het KITLV: Dr Hebe Verrest
Bij het KNAG: Commissie SGO
8. Landelijk: ontwikkelingsstudies Bijeengebracht in de onderzoekschool Ceres (kantoor Utrecht, zie http://ceres.fss.uu.nl)
Verder belangrijke plekken bij het Institute of Social Studies in Den Haag (vanaf masters niveau) en bij het Cidin in Nijmegen
Koninklijk Instituut voor de Tropen Amsterdam (heel goede bibliotheek)
En regionale kenniscentra: Afrika = ASC Leiden, Latijns Amerika = Cedla Amsterdam en Utrechtse antropologen, Cariben en Indonesie = KITLV. Leiden, Azie: IIAS Leiden/Amsterdam, islamitische wereld: ISIM Leiden/Amsterdam/Utrecht/Nijmegen, Oceanie en Indonesie: Nijmeegse antropologen; Oost Europa/Centraal Azie: ISS Den Haag.
Europees: European Association of Development Institutes www.eadi.org
Expertiseoverzicht in Nederland: zie www.dprn.nl onder publikaties
9. Ontwikkeling: het concept Ontwikkeling = proces van verbeterende levensomstandigheden, maar hoe breed gedefinieerd?
Vaak ook: ontwikkeling = interventies die zouden moeten leiden tot betere leefomstandigheden,
10. Proces Veranderingen in (toegang tot en kwaliteit van) natuurlijk kapitaal: bodem, water, bos etc.
Veranderingen in fysieke omgeving: wegen, gebouwen, etc
Veranderingen in economisch kapitaal: geld, arbeidskracht, markt(toegang), krediet
Veranderingen in menselijk kapitaal (human capital/capabilities) zoals gezondheid, onderwijsniveau, kennis, vaardigheden, motivatie
Veranderingen in sociaal en politiek kapitaal: (toegang tot) macht, steunnetwerken, familieverbanden, vrienden
Veranderingen in cultureel kapitaal: instituties (manieren van doen), symbolen, identiteit (kan van alles zijn, op basis van taal, huidskleur, godsdienst, sexuele geaardheid, leefstijl, etc).
12. Maar: Wie definieert eigenlijk verandering?
Over welke periode bekeken?
Wie maakt uit of een verandering goed is of slecht, positief of negatief?
En voor wie eigenlijk?
Op welk schaalniveau?
En met welke bij-effecten op korte en lange termijn?
13. Interventies van wie? van mondiale inter-goevernementele organisaties (VN, Wereldbank, IMF) en mondiaal opererende NGOs (bv Oxfam of IUCN)
Van bilaterale donororganisaties (bv DGIS, DFiD, USAID, GTZ, etc etc)
Van nationale overheden
Van nationaal, of lokaal opererende NGOs
Van NGO-ondersteunende organisaties uit het Noorden (in Nederland: de medefinancieringsorganisaties Oxfam-NOVIB, HIVOS, ICCO, Cordaid, Plan, Terre des Hommes), en de thematische medefinancieringsorganisaties, bv Woord en Daad, Rode Kruis, Both Ends, en vele andere steunende organisaties uit gemeentes, bedrijven, etc.
15. Mondiale ontwikkelingshulp Wereld: nu: 110 miljard dollar per jaar officile ontwikkelingshulp (in 2001 nog maar 52 miljard)
Donoren (2005):
- Europese Unie: 56 miljard
- USA: 27 miljard
- Japan: 13 miljard
- Overige OECD-DAC landen: 10 miljard
- Opkomend: China!
Binnen Europese Unie:
1 UK 11 mrd, 2 Frankrijk 10 mrd, 3 Duitsland 10 mrd,
4 Nederland 5 mrd, 5 Italie 5 mrd.
16. De Nederlandse Ontwikkelingsindustrie Nederland: 5 miljard euro, waarvan ca 35% multilateraal, 40% bilateraal, 25% via NGOs: samen 0,8% van BNP van Nederland (topgroep, samen met Luxemburg, Denemarken, Zweden en Noorwegen; rijke wereld bij elkaar: slechts 0,2 % van hun BNP, ondanks belofte 0,7%)
In Nederland onderdeel van Ministerie van Buitenlandse Zaken
Steeds meer harmonisatie donoren, rondom Europese Unie (Europaid)
17. Actoren in Nederland DGIS, ambassades, FMO
SNV
De brede en thematische (medefinancierings) organisaties op het terrein van Internationale Ontwikkeling
Ontwikkelingsconsultants (bv MDF, Arcadis, ETC, KIT)
Internationaal opererend bedrijfsleven, deels werkend met Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen principes
Migrantenorganisaties
WOTRO en andere onderdelen van NWO
18. Controverses Ontwikkeling: illusie van maakbaarheid
Ontwikkeling: neokolonialisme in cadeauverpakking
Ontwikkeling: bestendigt afhankelijkheid
Ontwikkeling: illusie van duurzaamheid
Ontwikkeling: van de ene mode naar de andere
Ontwikkeling: slechte meetbaarheid van resultaten en/of onvoldoende verantwoording
Ontwikkeling: i.p.v. noden elders, eigen volk eerst (Er is ook armoede in Nederland)
19. Procesgang 1945-1962: wederopbouw Europa zelf; dekolonisatie
1963-1973: modernisatie van de niet-westerse wereld, diffusie van innovaties, technische hulp (H13)
1973-1987: dependencia (structuralisme) (H13), anti-imperialisme, anti-apartheid, self reliance, grassroots development (H13) empowerment, gender & development (H14); maar ook : opkomst tijgers en lage-lonen industrialisatie
1987-2000: duurzame ontwikkeling; strukturele aanpassing, neoliberale agenda van handelsliberalisering (H13); teloorgang sovjet-imperium: transitielanden en communistische wezen; opening China; maar ook post-colonialism (H14)
20. Na 2000 Nadruk op mondialisering (plus antiglobalisme, en radikaal mondialisme)
Aandacht voor migranten en remittances (nu > 200 miljard $ per jaar)
Aandacht voor de Millennium Development Goals
Beleidsaandacht voor coherentie (bv verminderen landbouwsubsidies; mensenrechten)
Centrale plaats voor good governance en voor maatschappelijk verantwoord mondiaal ondernemen.
21. 8 Millennium Development Goals 1990-2015 periode 1 halveer de armoede (<1$/d van 30% naar 15%) en halveer de ondervoeding
2 ieder kind naar lagere school
3 evenveel jongens als meisjes in het onderwijs en empower vrouwen
4 reduceer kindersterfte met 2/3
5 reduceer moedersterfte met 2/3
6 verminder het aantal mensen met HIV-AIDS en bestrijd tbc en malaria
7 zorg voor betere milieuduurzaamheid: alle landen hebben een milieubeleid, halveer aantal mensen zonder toegang tot drinkwater, verbeter het leven van 100 miljoen slumbewoners
8 zorg voor een mondiaal ontwikkelingspartnerschap; verhoog de ODA (maak er nu echt 0,7% van) en verbeter de toegang tot markten
22. Armoede: < 1$/dag, in miljoenen mensen Regio 1990 2001 2004
Oost + ZO Azie 472 271 192
Europa en C.Azie 2 17 5
Latijns Am. & Car 49 50 48
Midd Oosten & NAfr 6 7 9
Zuid Azie 462 431 460
SS Afrika 227 313 316
Totaal 1219 1089 1030
% ontw.landen 29 23 20
23. 2004 De spreiding van de armoede in de wereld (gemeten met de < 1 koopkrachtdollar per dag maat)
Zuid Azie: 45%
Sub-Sahara Afrika: 31%
Oost Azie: 19%
24. Armoedeaanpak 1$/day = inkomen en consumptie (PPP koopkrachtdollars)
Inkomen + bezit
+ vaardigheden (human capital)
+ sociaal-culturele waardigheid (dignity)
+ politieke zeggenschap en betrouwbaarheid (good governance)
+ veiligheid (human security)
25. Relatieve armoede Ten opzichte van nabije anderen
Ten opzichte van nationale of internationale gemiddeldes/standaarden
Ten opzichte van beelden van elders
Ten opzichte van vroeger (vorig jaar, vorige generatie)
Ten opzichte van persoonlijke ambitie
26. Meten van rijkdom Bruto inkomen versus netto inkomen: investeringen eraf,
Green accounting: ook milieu-uitputting en milieuschade meerekenen
Social accounting: ook aandacht voor sociale inputs (kosten opleiding), misstanden meeberekenen (kinderarbeid), inkomensongelijkheid, exploitatie (bv onder het minimumloon)
27. Meten van inkomen Monetaire transacties, met koopkrachtcorrectie
Deels ook productie voor zelfvoorziening, m.n. voedsel
Maar: illegale inkomsten? Smokkel? Drugs? Prostitutie?
Zelfvoorziening in de fysieke sfeer? Brandhout? Huizenbouw? Waterplekken?
Zelfvoorziening in de sociale sfeer? Kinderzorg? Opvoeding? Opleiding? Ouderenzorg? Huishoudelijke arbeid? Sexualiteit? Religieuze functies? lternatieve medische zorg?
28. Inkomensverschillen Meten met Lorentzcurves
Rijkste 10%:
Meer dan 40% van het totale inkomen in bv Brazilie (48%), Kenya (48%), Zuid Afrika (47%)
Laagst: Slowakije: 18%
Nederland: 25% (UK 25%, VS 29%, India 25%, China 31%)
29. Armste 10% Minder dan 1% in Brazilie, Guatemala, Guinee, Lesotho, Guinee Bissao, Mauretanie, Panama, Sierra Leone
Relatief veel in Slowakije: 5%
In Nederland: 2,9%
MAAR: WAAROM ZIJN MENSEN ARM??
30. Waarom hebben mensen een lage consumptie? I Omdat ze weinig bezit hebben van waaruit inkomen wordt gevormd en omdat ze een lage bruto produktieopbrengst en/of lage lonen hebben
Omdat ze een relatief lage capaciteit hebben: slechte gezondheid, ondervoeding, slechte opleiding, verslavingen, handicaps
Omdat ze weinig toegang hebben tot assistentienetwerken van overheid, familie of vrienden (lage sociale zekerheid); vaak sociaal isolement (onzichtbaarheid, schaamte, zelfverwijt, culture of poverty)
31. Waarom hebben mensen een lage consumptie? II Omdat ze weinig toegang hebben tot de macht om dingen te veranderen
Omdat ze slecht beschermd zijn tegen geweld, afpersing, diefstal, natuurrampen: grote kans op verlies van het weinige dat ze hebben
Omdat ze hoge prijzen moeten betalen voor consumptiegoederen en diensten die ze van de markt moeten betrekken (slechte ruilvoet, terms of trade); ook vaak hoge transactiekosten, bv door geografisch isolement
32. Hoe komt het dat mensen een laag productieinkomen hebben? Omdat ze weinig (effectieve) arbeidsuren hebben (bv veel inactieven, veel vermorste tijd, lage arbeidsethos, veel niet-productieve tijdsbesteding
Omdat ze per uur gewerkte tijd weinig opbrengst hebben, bv door slechte productieomstandigheden, slechte arbeidsorganisatie, te weinig kennis, gebrek aan hulpmiddelen, gebrek aan steun
Omdat ze per gewerkt uur heel weinig betaald krijgen: door lage rele lonen (deels door afroming), door uitsluiting van de lucratieve banen (afstand, discriminatie, illegaliteit), door slechte markttoegankelijkheid, duur transport, hoge handelsmarges
Omdat ze in hun onderhandeling met werkgevers en handelaren alleen staan, geen vakbonden, geen boerenbonden, geen cooperaties, geen vrijheid van associatie, geen eenheid van aktie (politieke en maatschappelijke verdeeldheid)
Geen effectieve overheid om de belangen van arme producenten te behartigen of om bestaand recht/regelgeving af te dwingen
33. Machtsvraagstukken en verzet H 15: aandacht voor machtsvorming, verzetsbewegingen (social movements), en de koppeling van mondiale strijdvormen (bv via internet) met lokale, vaak plaatsgebonden issues, die te maken hebben met (toegang tot) land en natuurlijke hulpbronnen, arbeidsomstandigheden, arbeidsbeloning, afroming en exploitatie. Ook: behoud van eigen cultuur, eigen politieke organisatievormen, eigen religieuze beleving en symboliek, eigen levensstijlen
34. Nu jullie!