1 / 13

bloedgroepen

bloedgroepen. En transplantaties. transplantatie. Aangetast weefsel/orgaan wordt vervangen door ander weefsel/orgaan Van patiënt zelf afkomstig -  geen afstotingsreactie (bv . Kraakbeen, botweefsel, huid) Van donor  probleem = afstotingsreactie Hoe?

eve
Download Presentation

bloedgroepen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. bloedgroepen En transplantaties

  2. transplantatie • Aangetast weefsel/orgaan wordt vervangen door ander weefsel/orgaan • Van patiënt zelf afkomstig - geen afstotingsreactie • (bv . Kraakbeen, botweefsel, huid) • Van donor probleem = afstotingsreactie • Hoe? • Eiwitten op de celmembranen van het getransplanteerde weefsel/ orgaan • = lichaamsvreemde antigenen vor het afweersysteem van de acceptor

  3. HLA-systeem • Antigenen van het HLA-systeem ( Human Leukocyt Antigen) • Ontdekt op witte bloedcellen of leukocyten. • Voor elk mens uniek ( behalve eeneiige tweelingen) • HLA-systeem •  leukocyten onderscheiden eigen cellen van lichaamsvreemde cellen

  4. Voor transpantatie • Onderzoek of HLA-systeem donor past bij HLA-systeem acceptor •  kans klein (want uniek) • voor specifieke acceptor geschikt donormateriaal te matchen •  internationaal registratiesysteem Eurotransplant Leiden • Bloedgroep • HLA-kenmerken • Medische urgentie • Donororgaan beschikbaar HLA matching Nierdonor-ontvanger

  5. Donor • sinds 1998, van tevoren als orgaan willen afstaan • Donorverklaring • Geregistreerd in donorregister • Bij overlijden  arts kan nagaan welke beslissing iemand genomen heeft •  melden bij Eurotransplant •  naar juiste patiënt in ± 4 uur • (kwaliteit orgaan daalt met tijd buiten lichaam)

  6. Afstotingsreacties • HLA-systemendonor-acceptor nooit 100% = •  bijna altijd lichaamsvreemde eiwitten (uitz. :eeneiige tweeling) •  cellulaire afweer • CytotoxischeT-cellen van acceptor herkennen antigenen op donor-orgaan of –weefsel •  donorcellen worden vernietigd • Antistoffen ( B-lymfocyten) vooral wanneer zeer snelle afstoting

  7. bloedgroepen • Antigenen op celmembranen van rode bloedcellen •  belangrijkste is ABO systeem A, B, AB en O. • Antistoffen tegen lichaamsvreemde antigenen Antistoffen tegen A en B, vanaf geboorte door bacteriën die in het darmkanaal voorkomen •  A heeft antistoffen tegen B • B heeft antistoffen tegen A •  AB heeft geen antistoffen …………….. (heeft zelf antigenen A en B) •  O heeft antistoffen tegen A en B……... (heeft 0 antigenen)

  8. bloedtransfusie • Rode bloedcelen klonteren samen in aanraking met antistof tegen eigen antigenen •  blijven steken in haarvaten  RB gaan ten gronde  hemoglobine komt vrij in bloedplasma = hemolyse  hersenen en nier beschadigingen  zelfs dood • bloedtransfusie voorkeur: van zelfde donorgroep • Transfusie alleen als geen antistoffen acceptor tegen antigenen donor • Antistoffen donor worden verdund minder schadelijk (worden opgeruimd)

  9. Resusfactor • 85% op celmembranen eiwit dat op celmembranen van resusaapje voorkomt = resusfactor of resusantigeen • Met resusantigeen= Rh+ • Zonder resusantigeen= RH-, kunnen antistof maken tegen resusantigeen !!!!! • Maken Antiresus als contact met Rh+ bloed (primaire reactie) • 1ste transfusie geen probleem ( antigeen word t afgebroken) • 2de contact met Rh+  snel antiresus ( secundaire reactie)

  10. Resusfactor-zwangerschap • Rh- met antiresus  probleem bij zwangerschap • Rh- vrouw zwanger van Rh+ kind •  scheurtjes in placenta bloed van kind  moeder ( o.a. bevalling) • moeder maakt antiresus • 1ste kind geen gevolgen maar moeder heeft antiresus  • 2de kind  antiresus bloed moeder  baby= resuskindje ( RB klonteren en hemolyse) •  vlak na bevalling wordt moeder ingespoten met antiresus •  maakt zelf geen antistoffen meer ( Antiresus wordt in loop van tijd afgebroken)

More Related