1 / 32

Immuniteit

Immuniteit. 5H. Introductie. Hoofdverdeling: Aangeboren (niet-specifiek) en verworven (specifiek) Verdeling aangeboren immuniteit: Eerstelijns en tweedelijns afweer Verdeling verworven immuniteit: In het bloed en cellulair (ook wel derdelijns afweer)

dot
Download Presentation

Immuniteit

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Immuniteit 5H

  2. Introductie • Hoofdverdeling: • Aangeboren (niet-specifiek) en verworven (specifiek) • Verdeling aangeboren immuniteit: • Eerstelijns en tweedelijns afweer • Verdeling verworven immuniteit: • In het bloed en cellulair (ook wel derdelijns afweer) • Noot: Alle witte bloedcellen samen worden leukocyten genoemd. Witte bloedcellen die tot het specifieke deel van het immuunsysteem worden gerekend worden lymfocyten genoemd.

  3. Bloed • Leukocyten (witte bloedcellen) • Lymfocyten (zoals B-cellen, plasmacellen en T-cellen) • Monocyten (macrofagen) • Granulocyten (neutrofielen, eosinofielen en de basofielen) • Plasma kan buiten bloedvaten en haarvaten: Lymfe • Lymfocyten kunnen ook buiten bloedvaten en haarvaten: tussen weefselcellen

  4. Eerste verdediging • Niet-specifieke afweer waarmee ziekteverwekkers in aanraking komen bij het betreden van het lichaam • Slijmvliezen • Indringers blijven hangen • Trilhaarcellen voeren dit af naar de maag/darm • Vagina • Melkzuur • Maag • Zuur + eiwitverterend enzym • Traanvocht, speeksel en vocht uit neus • Enzym dat in staat is bacteriën op te lossen

  5. Eerste verdediging • Huid: • Dode cellaag (moeilijk om vast te klampen) • Zweet en talg: zuur

  6. Tweede verdedigingslinie • Niet-specifieke afweer waarmee ziekteverwekkers in aanraking komen wanneer ze de eerstelijns verdediging gepasseerd zijn

  7. Fagocyten • Macrofagen • Neutrofielen • Via fagocytose ziekteverwekkers uitschakelen

  8. Infectie • Bij het doorbreken van de buitenste grenzen van je aangeboren immuunsysteem komt de tweede lijn in actie. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het openhalen van je huid. • De tweede lijn van het aangeboren afweer komt nu in actie en later ook het specifieke afweersysteem, dit noemen we de ontstekingsreactie.

  9. Ontstekingsreactie • Reactie die ervoor zorgt dat het immuunsysteem effectief kan reageren op de infectie. • Kan zowel plaatselijk als lichaamsbreed zijn. • Kenmerken: roodheid, opzwelling, warmte, pijn

  10. Ontstekingsreactie • Kapotte cellen scheiden signaalstoffen en histaminen af • Signaalstoffen lokken macrofagen naar de ontsteking toe • Histaminen zorgen ervoor dat de bloedvaatjes rond de ontsteking verwijden. Hierdoor ontstaat er ophoping van vocht in het weefsel (zwelling), waardoor de plek warm en rood wordt. Ook de permeabiliteit van de wand van de bloedvaten vergoot: witte bloedcellen kunnen zich gemakkelijk verplaatsen

  11. Ontstekingsreactie • Indien deze fagocyten niet genoeg zijn om de infectie te beëindigen komt het specifieke deel van het afweersysteem ook in actie. Dit duurt dagen

  12. Koorts • Opgewekt door giftige stoffen die ziekteverwekkers uitscheiden • Leukocyten scheiden signaalstoffen uit: thermostaat wordt hoger ingesteld • Remming groei micro-organismen • Stimuleert fagocytose • Stimuleert reparatie weefsels

  13. Septische shock • Lichaamsbrede ontsteking • Kenmerken: • Extreem hoge en lange koorts • Lage bloeddruk

  14. Verschil immuniteit

  15. Een aantal termen • Antistof: eiwit dat aan bacterie bindt en zorgt voor de afweer van het lichaam • Antigen: eiwit receptor (zit op alle cellen: zowel lichaamsvreemd als lichaamseigen) • Antilichaam: ziekteverwekker

  16. Specifieke afweer • Witte bloedcellen (Lymfocyten!) die hiertoe behoren zijn: • T-lymfocyten (T-helpercellen en T-cytotoxische cellen) T-geheugencellen • B-Lymfocyten (B-geheugen en B-plasmacellen)

  17. Specifieke afweer • Reageert specifiek op afzonderlijke ziekteverwekkers en heeft geheugen • Twee hoofdlijnen: • In het bloed en cellulair • De een werkt tegen ziekteverwekkers in het bloed, de ander tegen ziekteverwekkers in cellen

  18. Typen bloedcellen • De plaats van ontwikkeling van de bloedcellen bepaalt het type: • T-cellen (ontwikkelen zich in de thymus) • T-helpercellen • Zijn in staat te binden aan witte bloedcellen die geïnfecteerd zijn met ziekteverwekker. Activeert hiermee de B-cellen • Zijn in staat te binden aan lichaamscellen die geïnfecteerd zijn met ziekteverwekker. Activeert hiermee de Cytotoxische T-cellen

  19. Type bloedcellen • T-geheugencellen • Zijn in staat bij een volgende besmetting met dezelfde soort ziekteverwekker het immuunsysteem sneller op gang te brengen • Cytotoxische T-cellen • Zijn cellen die geactiveerd worden door de T-helpercellen, binden zich vervolgens aan de geïnfecteerde lichaamscel en schakelen deze cel uit

  20. Type bloedcellen • B-cellen (ontwikkelen zich in het beenmerg) • B-plasmacel: Kunnen binden aan ziekteverwekker in het bloed. Worden vervolgens geactiveerd en maken anti-stoffen. • B-geheugencel: Herkennen bij een volgende besmetting de ziekteverwekker waardoor het immuunsysteem sneller kan reageren

  21. Humoraal • Betrekking op T-helpercellen en B-cellen • http://www.bioplek.org/animaties/afweer/macrofagen.html • http://www.bioplek.org/animaties/afweer/Blymfocyten.html

  22. Cellulair • Betrekking op T-helpercellen en Cytotoxische T-cellen • http://www.bioplek.org/animaties/afweer/Tlymfocyten.html

  23. Lichaamsvreemd/-eigen • Op elke lichaamscel zitten bepaalde eiwitten in het membraan • Is specifiek voor elk individu • Witte bloedcellen herkennen deze eiwitten als lichaamsvreemd en komen in actie

  24. Antistoffen • Antistof • 2 antigeen bindingsites • Binding is specifiek! • Zie binas!!

  25. Functie antistoffen • Blokkeren van functie ziekteverwekker • Signaal voor fagocystose • Klontering

  26. Immuunreacties • Actief vs passief • ABO-bloedgroepen • Rhesusfactor • Afstoting van organen • Allergie

  27. Allergie • Overgevoelige reactie op allergenen (stoffen van buitenaf) • Na eerste ontvangst van allergeen worden IgE aangemaakt. Na tweede ontvangst: plasmacellen geprikkeld door allergeen: histamines vrij • Antihistamine • Vb: bijensteek, pollen, penicilline, pinda, enz.

  28. Auto-immuun • Lupus: lichaam produceert antistoffen tegen heel veel typen lichaamseigen moleculen. Vb DNA, histonen. • Jeuk, koorts, artritis, nier disfunctioneren • Reuma: Ontstekingsreacties op kraakbeen rondom de gewrichten

  29. Auto immuun • MS: T-cellen reageren op de cellen van de myelineschede. • Diabetes type 1: aanval op eilandjes van Langerhans

  30. Milt • Vormt plasmacellen uit B-lymfocyten • Breekt rode bloedcellen af en slaat vrijkomende ijzer op • Bevat een reservoir aan bloed • Verwijdert afvalstoffen uit het bloed • Kan operatief verwijderd worden • Wel is zonder milt de afweer tegen gekapselde bacteriën zoals de meningokok slechter. Hiertegen wordt dan gevaccineerd

More Related