1 / 13

De crisis en de verhouding tot de ontwikkeling van de produktiekrachten

De crisis en de verhouding tot de ontwikkeling van de produktiekrachten. een historisch materialistische benadering. Welke crisis? Conjuncturele cycli en structurele crisis. Conjuncturele cyclus. Structurele crisis. 1973. 1929. 1940-45. 1914-18. 1873---1896. 1929. 1973. 1914-18.

cayla
Download Presentation

De crisis en de verhouding tot de ontwikkeling van de produktiekrachten

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. De crisis en de verhouding tot de ontwikkeling van de produktiekrachten een historisch materialistische benadering

  2. Welke crisis? Conjuncturele cycli en structurele crisis Conjuncturele cyclus Structurele crisis 1973 1929 1940-45 1914-18 1873---1896

  3. 1929 1973 1914-18 1940-45 1873---1896 Einde 18 E. ---> 1873 Eerste industriële revolutie: textiel stoommachine steenkool - staal spoorwegen als locomotief Brits imperialisme Konjunctuur cycli voordien: 1830 en 1848, ook periodes van politieke revoluties

  4. 1929 1973 1914-18 1940-45 1873---1896 Krisis: 1873-1896: • Eerste wereldcrisis in alle kapitalistische landen • Verzadiging van de markten en overaccumulatie van kapitaal • 1876 eerste arbeidersopstanden, strijd voor 8 urendag Uitweg: • 1-toepassing van de Tweede Industriële revolutie (elektrotechniek, chemie, automobiel) • 2-Imperialisme door kapitaalexport. Voorbeeld via spoorwegen

  5. In 1916 gebruikte Lenin de verdeling van het spoorwegnet in de wereld als een maatstaf voor de onderontwikkeling van de koloniën ter ontwikkeling van het moederland. • “De aanleg van spoorwegen lijkt een eenvoudige, natuurlijke, democratische, beschaving bevorderende onderneming. In werkelijkheid hebben de kapitalistische banden de aanleg van spoorwegen gemaakt tot een werktuig ter onderdrukking van een miljard mensen (in de koloniën en half koloniën), d.w.z. van meer dan de helft van de wereldbevolking. “

  6. In 1970 besluit Galeano over Latijns-Amerika: • "De spoorwegen vormden ook een essentieel onderdeel van de ijzeren kooi van afhankelijkheid: midden in de bloeitijd van het monopoliekapitalisme breidden zij de imperialistische invloed uit naar de achterhoede van de koloniale economieën... De spoorwegen vormden niet een net dat bestemd was om de verschillende streken in het binnenland met elkaar te verbinden, maar ze verbonden de productiecentra met de havens. Het ziet er nog steeds uit als een tekening van een hand met gespreide vingers: op deze manier verhinderen de spoorwegen, die zo vaak toegejuicht zijn als koplopers van de vooruitgang, de vorming en ontwikkeling van de binnenlandse markt. De welvaartspolen die bloeiden om te voldoen aan de Europese metaal-en voedselbehoeften, hadden geen banden met elkaar: de baleinen van de waaier kwamen aan de overkant van de zee bij elkaar. ..."(De aderlating van een continent Van Gennep, 1991)

  7. In 1972 schreef Rodney over Afrika: • "De combinatie van onderdrukt, uitgebuit en geminacht te zijn wordt nog het best geïllustreerd door het patroon van de ekonomisch infrastructuur van de Afrikaanse kolonies: namelijk, haar wegen en spoorwegen. Dit patroon had een duidelijke geografische distributie overeenkomstig de behoefte om bepaalde regio's toe­gankelijk te maken voor import-export activiteiten. Waar er geen exportmogelijkheid voorhanden was, waren ook de spoorwegen afwezig. De enige uitzondering waren de spoorwegen die gebouwd werden om troepen te vervoeren en zo verovering en onderdrukking te vergemakkelijken" (209)(How Europ underdeveloped Africa, Howard)

  8. 1929 1973 1914-18 1940-45 1873---1896 1896 --->14-18: WOI: Komt niet voort uit krisis Wel uit imperialisme: -kapitaalexport, verdeling van de wereld, ongelijkmatige ontwikkeling: *Duitsland  (éénmaking Bismarck, voorsprong bij toepassing tweede technologische revolutie: chemie (AG-Farben,Bayer), electrotechniek (Siemens-AEG), petroleum (Shell ea in handen van Duitse Banken), betere ijzerertsen, nieuwe staaltechniek en oorlogsindustrie (Krupp) *Engeland e.a.  =>strijd voor herverdeling overeenkomstig nieuwe economische krachtsverhoudingen.

  9. 1929 1973 1914-18 1940-45 1873---1896 1919--->1929 en de krisis van jaren '30  WOII  Fordisme: USA Taylorisme: -ontbinden van complexe arbeid in eenvoudige, opeenvolgende, herhaalbare, controleerbare handelingen; chronometrage; ongeschoolde i.p.v. geschoolde arbeidskracht -ontkoppeling van conceptie (intellectuele arbeid) en uitvoering Fordisme: -arbeider blijft stabiel, product beweegt naar de arbeider toe = lopende band -productie vertrekt vanuit het aanbod, aanbod drijft de productie: veel en hetzelfde produceren op zo kort mogelijke tijd: rigied systeem, massaproductie en massaconsumptie Ineenstorting van de beurs ---> stagnatie van handel en productie. Diepe en veralgemeende depressie. 1936 Algemene staking (40 urenweek) Ontwikkeling van Keynesiaans denken Krisis leidt naar WOII

  10. 1929 1973 1914-18 1940-45 1873---1896 1945--->1973: Oorzaken sterke groei (5 à 6%)= VS supermacht (rest in naspoor): -economische supermacht: -hoogste productiviteit: toepassen 2 industr. revolutie op massa­schaal: Fordisme - massaproductie-massaconsumptie -Keynes recept (massaal krediet en overheidsbestellingen; in Europa: SZ: uit schrik voor opgang communisme (communistisch Oostblok en  druk van revolutionaire klassenstrijd, voorkomen van revolutionaire omwenteling) => 'sociaal pakt' van 1944) -internationalisering economie: fenomeen Multinational (vooral kapitaal­export tussen imperialisten (VS -> Europa)) -via neo-kolonisatie overheersing Derde Wereld -nieuwe krachtsverhoudingen: Pax Americana • monetair: Bretton Woods (dollar X goud = wereldbankier) • economisch: Marshall plan • militair: Nato • handels: GATT - vrijhandel

  11. 1929 1973 1914-18 1940-45 1873---1896 na 1973:---> jaren '80  Begin van de algemene structurele wereldcrisis  Globale groeidaling: nog 1 à 3% -dalende winstvoet, overaccumulatie -VS tanende supermacht (Viëtnam, Opec, opkomen van twee concurrerende machten (Japan en Duitsland) =>loskoppelen dollar X goud (1971)) Uitweg:-kapitaalex­port naar DW => schuldencrisis  Japanse groei groter dan anderen <= Toyotisme: -vertrekt van de vraag, die trekt de productie => flexibiliteit : JIT<->MBS<->TW<->onderaanneming -terug koppelen van intellectuele en manuele arbeid, controle door arbeider zelf in produc­tie­proces, polyvalentie, kwaliteitscirkels =>M/V <= productiviteit arbeid: complexiteit + intensiviteit Studie MIT:vergelijking tussen Fordisme & Toyotisme M/V 1,25 3,00 Wv 50% 66%

  12. 1929 1973 1914-18 1940-45 1873---1896 na 1980 ---> jaren '90  -Derde industriële revolutie (informatica, robotica, telecommunicatie, biotechnologie, materialen); Toyotisme meest geschikte organisatiemethode om deze maximaal te benutten -Globalisering van de economie -Keynesiaanse reactie, als neoliberaal voorgesteld: onder Reagan: militarisering (Star Wars), belastingsdruk, kunstmatig sterke dollar (interest) => begrotings- en handelstekort => VS wordt van grootste schuldeiser tot grootste schuldenaar, vnl. aan Japan => val van de dollar

  13. vanaf 1990 - -Val van Berlijnse muur en socialistisch Oostblok => hereniging van Duitsland => Europa onder Duitse supprematie =>Monetaire Unie =>Begrotingstekort  (Maasstrichtnorm) =>competitiviteit (Witboek Delors): via loonkost (patronale bijdragen SZ), flexibiliteit, grote infrastructuurprojecten) =>drie snelheden Europa => "wegvallen" communistische dreiging => Amerikanisering van Europese 'welvaartstaat': afbraak sociale zekerheid, privatisering, deregulering en flexibiliteit van arbeidstijd, arbeidsmarkt (hamburgerjobs) => racisme en fascisering  => agressiever (economisch en militair) t.a.v. Derde Wereldlanden => Golfoorlog (1993) =>  inter-imperialistische tegenstellingen => => Balkanoorlog en instabiliteit Rusland => verderde wereldlijking van het vroegere Oostblok en Rusland • Japanse en Aziatische crisis (jaren ‘90) • China wordt sterkst groeiende economie (vooral vanaf 2000)

More Related