1 / 39

Anatomie / fysiologie

Anatomie / fysiologie. Cxx53 3 en 4 Bloed Afweer/immuniteit. Circulatie. Verdeling lichaamsvloeistoffen Bloed algemeen Bloedplasma Rode bloedcellen / erytrocyten Witte bloedcellen / leucocyten Bloedplaatjes / trombocyten Bloedstolling Afweerfuncties . Verdeling lichaamsvloeistoffen.

aulii
Download Presentation

Anatomie / fysiologie

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Anatomie / fysiologie Cxx53 3 en 4 Bloed Afweer/immuniteit FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  2. Circulatie Verdeling lichaamsvloeistoffen Bloed algemeen Bloedplasma Rode bloedcellen / erytrocyten Witte bloedcellen / leucocyten Bloedplaatjes / trombocyten Bloedstolling Afweerfuncties FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  3. Verdeling lichaamsvloeistoffen FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  4. 3 vocht compartimenten Voedingsstoffen Water Zuurstof Afvalstoffen Water Koolzuur Circulatiesnelheid gem. 5 L/min = 300L/h = 7200L/24 h 3,5 L PLASMA INTERCELLULAIR 9,5 L INTRA CELLULAIR 28 L FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  5. Bloedcirculatiesnelheid Bloedvolume = 5 – 6 liter Gemiddeld in rust 5 l/min 300 l/uur 7200 l/dag Bij inspanning oplopend tot 20 tot 25 l/min Bij topsporters 35 tot 40 l/min FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  6. Functie circulatie: homeostaseconstante samenstelling van het interne milieu 1 venule 2 capillair 3 interstiële ruimte 4 arteriool 5 lymfevat 6 cellen 7 cellen a Afgifte stoffen aan weefselvocht b opname afvalstoffen vanuit cellen via interstitium FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  7. Het bloed algemeen Hoeveelheid bij mannen 7,5% van het lichaamsgewicht Bij vrouwen 6,5% van het lichaamsgewicht Dus mannen 7,5% van 80 kg = circa 6 liter bloed Vrouwen 6,5% van 60 kg = circa 4 liter bloed Gemiddeld dus 5 liter bloed FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  8. Het bloed - functies transport voeding en afvalstoffen gassen hormonen warmteregulatie >36,4 en <37,5 homeostase constant houden pH (= zuurgraad > 7,35 en < 7,45) constant houden osmolariteit bescherming tegen ziektekiemen bloedverlies FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  9. Het bloed samenstelling FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  10. Samenstelling bloedplasma • Plasma of bloedvloeistof • Bloed zonder bloedlichaampjes of bloedcellen • Niet stolbaar dus FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  11. Bloedplasma eiwitten FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  12. Het bloedplasma FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  13. Bloedgassen FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  14. Het bloedplasma FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  15. Erytrocyten (120 dagen)of rode bloedlichaampjes • Zuurstof en koolstofdioxidetransport • gebonden aan het hemoglobine Globine = eiwit Haem = component of onderdeel die ijzer bevat Vitamine B12 = nodig voor bouw van hemoglobine Oxyhemoglobine = geoxygeneerd hemoglobine (helderrood) Hemoglobine = zuurstofarm hemoglobine = donkerrood, door de huid kleurt dat paars/blauw Koolstofdioxidetransport • Voor het merendeel via bicarbonaat (HCO3-) H+ + HCO3- H2CO3H2O + CO2 FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  16. Leukocyten FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  17. Fagocytose= opnemen door insluiting Capillairwand Leukocyt Bacteriën Diapedese Leukocyten via diapedese met behulp van fagocytose opruimen bacteriën FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  18. Bloedcellen- trombocyten • Worden aangemaakt in het beenmerg • Levensduur 7-11 dagen • Afgebroken in de milt • Spelen centrale rol in bloedstolling • Dekken vaatwand af, indien daar een • laesie ontstaat en voorkomen daardoor • bloedverlies • Definitieve reparatie vindt plaats met • stollingsfactoren FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  19. Bloeding en bloedstelping Capillaire bloeding schaafwond, snij wondje weinig, helderrood bloed stopt spontaan Veneuze bloeding donkerrood, stromend bloed stopt spontaan Arteriële bloeding helderrood, pulserend, spuitend bloed stopt alleen door medisch ingrijpen, shock gevaar! FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  20. Stollingsmechanisme • Complex systeem, waarbij vaatwand, bloedplaatjes en stollingsfactoren betrokken zijn • Trombo’s of bloedplaatjes • adhesie = bloedplaatjes kunnen vastplakken aan een vreemd oppervlak • aggregatie = bloedplaatjes aan elkaar hechten • samentrekken (als een spier) • stoffen uitscheiden (invloed op vaatwand, stollingsproces en wondgenezing) FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  21. Stollingsmechanisme • Stollingsfactoren zijn in bloed opgeloste eiwitten, met onderling samenhangende functies • eiwitten voor fibrineaanmaak (vezels) • eiwitten die fibrineaanmaak remmen • eiwitten die fibrine oplossen • Vaatwand • vasoconstrictie (vaatvernauwing) om gat te verkleinen • vasodilatatie (vaatverwijding) van de vaten omgeving wond (wondgenezing) FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  22. Bloedstelping, hemostase Vaatvernauwing primair secundair Propvorming trombocyten hechten aan de wondrand en aan elkaar o.i.v. het anti hemofilie globuline AHG Stolling FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  23. Bloedstolling • Vaatkramp, vasoconstrictie • trombocyten kleven vast aan beschadigde bloedvaten • bloedplaatjes gaan kapot • er ontstaat een stof trombokinase of tromboplastine • reageert met protrombine (aanwezig niet actief in bloed) • met behulp van Ca+ en AHF wordt trombine gemaakt • Trombine reageert met fibrinogeen (aanwezig niet actief in bloed) tot fibrine • Fibrine is een vezelstof die de wond dicht • Animatie bloedstolling FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  24. Bloedstolling (bloedstelping) 1 wond 2 vaatwand constrictie 4 gaan kapot 3 bloedplaatjes blijven hangen Marcoumar ® remt coumarinederivaat vitamine K 5 tromboplastine komt vrij 6 pro-trombine Ca+ AHF AHF = anti- hemofilie factor 7 trombine heparine remt 9 fibrine draden 8 fibrinogeen FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  25. Bloedstolling Trombine en Ca++ zorgen voor de omzetting van fibrinogeen (bloedeiwit) in fibrine Fibrine bestaat uit vezels, die samen met bloedcellen het stolsel vormen Deze draden trekken samen, waardoor vocht uitgestoten wordt; het stolsel wordt een korst FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  26. Bloedstolling Stolling treedt op onder andere bij weefselbeschadiging operatie vaatwandbeschadiging complicatie dotteren vertraging van de bloedstroom stil liggende patiënt verandering in de samenstelling van het bloed zwangeren pathologische afwijkingen circulatie aneurysma FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  27. Antistolling Marcoumar ® remt de aanmaak van protrombine in de lever Heparine Leo® Heparine remt de omzetting van fibrinogeen in fibrine korte halfwaarde tijd Detail informatie over geneesmiddelen op: Farmacotherapeutisch kompas Repertorium FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  28. Heparine en bloedstolling Bijvoorbeeld bij invasieve behandeling zoals een dotter behandeling Bij dotteren beschadig of verander je de vaatwand en daardoor grote kans stolling Heparine wordt snel opgenomen dus geeft maar korte tijd ontstolling Bij open hart operatie volledige ontstolling FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  29. Afweer totale afweer • uitwendige afweer • huid en slijmvliezen • productie zuren inwendige afweer niet specifieke afweer specifieke afweer - granulocyt - monocyten  macrofagen - Interferon (virussen) - complementsysteem humorale immuniteit cellulaire immuniteit FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  30. afweermechanismen Afweermechanismen Niet-specifiek Specifiek mechanisch chemisch anders humoraal cellulaire immuniteit Huid en slijmvliezen Speeksel Zoutzuur Interferonen Complement-systeem Fagocytose B-lymfocyten Antilichamen T-lymfocyten Uitvoerende cel FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  31. Specifieke afweer FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  32. M =mononucleaire P =fagocyten S =systeem MPS o.a. rode beenmerg lymfeweefsel Productieplaats van B-lymfocyten thymus B-lymfocyt T-lymfocyt plasma cellen uitvoerende lymfocyten MPS = vorming bloedcellen en fagocyterende cellen B-lymfocyten = humorale immuniteit via vorming van antistoffen T-cellen of T-lymfocyten = Cellulaire immuniteit De uitvoerende T-lymfocyten vertonen een directe relatie met het antigeen. RES = reticulo-endotheliaal systeem Nieuwe term = MPS FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  33. Cellulaire immuniteit 1 FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  34. Cellulaire immuniteit FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  35. Humorale immuniteit FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  36. Afweer/immuniteit Bij aanwezigheid van antistoffen die gericht zijn tegen een bepaald antigeen, spreekt men van immuniteit, onvatbaarheid tegen dit bepaalde antigeen Oftewel niet vatbaar voor de ziekte FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  37. Afweer/immuniteit Veel antistoffen blijven levenslang in het bloed aanwezig of worden snel aangemaakt bij hernieuwd contact met het antigeen dankzij de geheugencellen Immuniteit kan actief en passief ontstaan, natuurlijk of kunstmatig zijn FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  38. Immuniteit schema FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  39. Nut van vaccinaties • Nationaal vaccinatieprogramma • 90 % wordt preventief ingeënt met verzwakt virus • Keuzevrijheid, ja en nee! • Wettelijk ja en epidemiologisch niet FHV2009 / Cxx53 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

More Related