1 / 21

ETHIEK

ETHIEK. Les 2 Dr. F. Hamburg. Overzicht les 2. Vervolg denkklimaten Algemene principes van Goed en Kwaad Specifieke principes van Goed en Kwaad in de gezondheidszorg Medewerken aan het kwaad. Denkklimaten in de ethiek (vervolg). Anti-moralisme Fenomenologie Situationisme

ansel
Download Presentation

ETHIEK

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. ETHIEK Les 2 Dr. F. Hamburg

  2. Overzicht les 2 • Vervolg denkklimaten • Algemene principes van Goed en Kwaad • Specifieke principes van Goed en Kwaad in de gezondheidszorg • Medewerken aan het kwaad

  3. Denkklimaten in de ethiek (vervolg) • Anti-moralisme • Fenomenologie • Situationisme • Existentialisme • Contractualisme • Postmodernisme • Deugdenleer (~ innerlijke omvorming)

  4. Anti-moralisme - Nietzsche 1844-1900 ≠ a-moralisme (= attitude) Sterk anti-morele politieke stromingen: Nazi’s en Bolsjewieken

  5. Fenomenologie - Husserl (grondlegger)   1859-1938

  6. Fenomenologie (vervolg)   • Bewustzijnsobjecten ‘reduceren’ tot bewustzijnfenomenen • Een ‘transcendentaal Ik’ wordt zo intuïtief (‘direct’) geïnformeerd over de voor-theoretische (‘directe’) werkelijkheid. • Ethische positie: wezenservaring van Goed en Kwaad. • Is verder uitgewerkt in de hermeneutiek (~ semantiek). • Slagwoorden: ‘introspectie’, ‘inner experience’ • Cognitieve realiteit – constituering van de wereld (in wezensbegrippen) in het bewustzijn

  7.   Situationisme(als ‘ontmoeting’ met een ‘ander’) 1906 –1995

  8. Situationisme (vervolg) • Geen ‘kenverhoudingen’ maar relaties waarin de ander zich openbaart’; geen ethisch houvast, er is alleen maar een ‘ontmoeting met de ander’ waarin normativiteit spontaan en vanzelf ontstaat (‘emergentie’) • Geen ethische verplichting; alles is intuitie en eigen geweten • Probleem: als er niets meer bijkomt  irrationeel

  9. Relativisme = ethisch scepticisme (= attitude) • Ontkent universele begrippen van Goed en Kwaad (en dus ook zoiets als een ‘mondiale morele verontwaardiging’) • Het relativisme relativeert zichzelf niet • ~ Evolutionisme: er bestaat geen wezen/essentie/voorgegevenheid [dus ook geen ‘waardigheid van de mens’?]

  10. Relativisme (vervolg) Jiang Zemin (1997): democratie, mensenrechten en vrijheid zijn relatief

  11. Existentialismede wijze van er-zijn speciaal voor de mens (+ situatie-ethiek) Sartre 1905 -1980 ‘engagement’ (negeert invloed DNA en omgeving) Kierkegaard 1813-1855‘ authenticiteit’ anti-intellectueel, anti-rationeel

  12. Redundant ! Contractualisme moraal is gebaseerd op een ‘sociaal contract’ Eigenbelang = Algemeen belang Eigen belang Hobbes 1588 – 1679 Rousseau1712 – 1778

  13. Postmodernisme I • Hermeneutisch uitgewerkte fenomenologie • Structuralisme: Levi-Strauss, Foucault – bestudeert de configuraties van relaties tussen (taal)tekens ( structuur) • Relativering van de vrijheid (het grotere totaal van de structuur domineert) • Deconstructie: ‘ik’ als functioneel element in het totaal van de structuur. • Post-structuralisme: Lyotard, Derrida • Radicaal scepticisme • Volstrekte relativiteit • Realiteit is contradictoir en instabiel • Alleen situatieve, toevallige, tijdelijke mini-verhalen/narratieven Ethische positie: relativisme, situationisme, pluralisme Deconstructie

  14. Postmodernisme IIKern deconstructie : vs orde van de Westerse traditie; ╡ {eenheid, objectiviteit, rede, wet, waarheid, autoriteit..} • Lyotard: De postmoderne (naturalistische) mens is noodzakelijk anti-theoretisch omdat iedere theorie [incl. logica!] berust op een redenerend, discriminerend en onderdrukkend denken. Het typisch christelijk persoonlijk-individuele, is verruild voor het individualistische subject als product van de structuren. [Lyotard - anders dan de (andere) deconstructivisten (‘alles is in flux’) - houdt nog vast aan de eenheid van het ‘ik’ die hij echter tegelijk afwijst als niet-identificeerbaar omdat het uiteenvalt zodra we het proberen te analyseren] ‘KENNEN’ IS TERREUR

  15. Deugden ( ~ ‘zijn’, ~ ‘Goede’)(ndz. omdat in de praktijk op individueel niveau echte ethical decisionmaking vrijwel onmogelijk is) • Deugd = blijvende gesteldheid waaruit goede daden voorkomen • Deugden • Geloof, hoop, liefde (‘goddelijke deugden’) • ‘kardinale deugden’: Voorzichtigheid/verstandigheid (belangrijk bij invoering nieuwe technologie!), Rechtvaardigheid, Sterkte, Matigheid • natuurlijke deugden: Ontvankelijk zijn, je kunnen verplaatsen in een ander, dapperheid, geduld e.v.a. (ook solidariteit?) • On-deugden • Hoogmoed: buitensporige zelfbewondering ( eigen wet/rechter/moraal) • Afgunst: er niet tegen kunnen een ander gelukkig te zien • Woede: het heftige verlangen ander – ongerechtvaardigd – te straffen • Traagheid: een ziekte van de wil  luiheid, koelheid/onverschilligheid • Gierigheid: de disproportionele angst gerechtvaardigd bezit te verliezen • Gulzigheid: het ongeregelde verlangen naar eten en drinken • Onkuisheid: het ongeregelde verlangen naar de ‘Freude des Fleisches’

  16. Algemene Principes van Goed en KwaadZonder deze principes zijn in nieuwe/complexe casus geen rationele beslissingen te nemen • Eerbied voor het leven (Christus, Schweitzer) • Zelfbehoud (STOA, Thomas, Spinoza, Hobbes) • Eudemonia(zie ook hieronder bij Zelf-actualisatie). Hier i.h.b het wijsheidseudemonisme: Socrates, Plato, Aristoteles, Augustinus, Thomas. In welke richting moet het verstand (rede) leiden? Aristoteles: Gulden Middenweg.

  17. Algemene Principes van Goed en Kwaad (vervolg) • Waarheid/Gerechtigheid (Plato, Aristoteles,Thomas) • (Naasten) liefde (Christus: verlangen dat ‘value objects’ tot floreren komen bij iedereen in de wereld) • Gulden Regel (‘wat gij niet wilt ..etc.’). Aldus de Antieken, grote religies. • Onderscheidingsvermogen inzake Goed & Kwaad (intrinsiek ↔ dagelijks kwaad) • Ieder mens is een doel op zichzelf

  18. Algemene Principes van Goed en Kwaad (vervolg) • Pr.vd.Convenientia (Thomas): object past bij handeling (incl.omstandigheden); dient in de medische ethiek ter beperking van ego-gerichte verlangens; blokkeert ‘maakbaarheid van de mens’/ eugenetica; niet-curatieve DNA ∆) • Eerbied voor de wet (Kant)? Neen, is speciaal geval van de Gulden Regel • Rentmeesterschap en creativiteit • Socialiteitsprincipe (o.a. subsidiariteit)

  19. Algemene Principes van Goed en Kwaad (vervolg) • Zelf-actualisatie= Wijsheidseudemonisme (incl. Gulden middenweg) aangevuld met Vervullingwezensbestemming i.e. de rede-lijke aanleg vd mens (Aristoteles, STOA). Leidt tot ontwikkeling van deugden. Aanvulling door Christendom: de deugden nooit los zien van het communale (dus geen ‘individualisme’). Zelf-actualisatie is dan ‘handelen overeenkomstig onze voorgegeven natuur’ = gehoorzamen aan de natuurwet. Dus: roem, plezier, en ten kostte van alles pijn voorkomen zijn op zichzelf geen criteria (geen redelijke doelen). Dit alles is in wezen onderdeel van de Waardigheid van de Mens (~ mensenrechten).

  20. Specifieke Principes van Goed & Kwaad in de Gezondheidszorg Ultiem objectief C A R I T A S (Affect.) motivatie Interpersoonlijke relaties Groei door lijden Ndz.voor beslisruimte en evaluatie Ther. pr. Leven Procreatie Happiness/Joie Waarheid [basic common needs] persoonl.seks Waardigheid Socialiteit: solidair subsidiar info geweten prof.com Ther.principe: wezenlijke kenmerken/vermogens niet (blijvend) offeren tenzij daardoor het leven wordt behouden; dus geen onbeperkte ‘enhancement’.

  21. Medewerken aan het kwaad • Formeel medewerken (= ongeoorloofd): men beoogt evenzeer als de dader het kwade. • Materieel medewerken: men werkt feitelijk mee maar stemt er niet mee in: • Direct materieel: actor en medewerker vormen één operationele eenheid. Ongeoorloofd tenzij overmacht • Indirect materieel: onder voorwaarden geoorloofd

More Related